Dit is een zelfgemaakt oefententamen voor turnen 3LO. De vragen zijn gemaakt vanuit de samenvatting en zijn een goede aanvulling op de samenvatting. Let op, turnen wordt elk jaar erg laag gescoord. Het is belangrijk om precies te weten wat de hoogte van een trapeze of kast is en welke lengte een le...
Zelfgemaakt oefententamen turnen leerjaar 3 semester 1
Wat is het gemeenschappelijke kenmerk van turnactiviteiten?
Het loskomen van de begane grond met behulp van toestellen of apparaten.
Op welke manier gebeurd dit loskomen van de begane grond bij de drie betekenisgebieden?
- Springen gaat door afzetten vanaf al dan niet verende vlakken om de begane grond te verlaten --
-- Zwaaien door te hangen aan of steunen op zwaaitoestellen
- Balanceren door het verblijven op begrensde vlakken op of boven de grond.
Wat zijn de bewegingsproblemen van de drie betekenisgebieden?
- Springen: Het loskomen door afzetten vanaf iets met betrekking tot het loszijn of zweven
- Zwaaien: Het loskomen door hangen aan of steunen op iets met betrekking tot het losblijven
komen en/of het losblijven
- Balanceren: Het loskomen door te gaan of staan op iets of iemand met betrekking tot het uit
evenwicht raken.
Wanneer is het zichtbaar dat een activiteit aansluit op niveau?
Dit wordt zichtbaar doordat leerlingen het bewegingsprobleem in een activiteit herkennen en het bij
herhaling steeds beter oplossen.
Wat zijn de eindtermen van het turnen in de bavo?
Eindtermen Specificaties
1. Het kunnen verrichten van a. Een leerling kan na aanwijzingen turnactiviteiten inrichten en aanpassen.
taken die het met elkaar b. Een leerling kan hulpverlenen d.m.v. het aanleggen van verschillende
beoefenen van turnactiviteiten grepen.
mogelijk maakt. c. Een leerling kan aan de hand van eenvoudige criteria het deelnemen van
medeleerlingen beoordelen.
2. Vanaf verschillende vlakken a. Een leerling kan m.b.v. een minitramp een rechtstandige sprong maken en
kunnen afzetten en tijdens het tevens een variatie hierop b.v. inhurken, spreidhoeken of kruisspringen.
zweven meerdere b. Een leerling kan m.b.v. minitramp en springplank met tenminste twee van
richtingsveranderingen kunnen de volgende sprongen een steunvlak passeren: Hurksprong, spreidspong of
realiseren. wendsprong.
c. Een leerling kan m.b.v. een minitramp en/of een verhoogd vlak tenminste
een van de volgende sprongen maken: (tip)salto, handstand overslag of
arabier.
3. Aan verschillende toestellen op a. Een leerling kan in de zwaai komen aan touwen en trapezestok door
meerdere manieren in zwaai inlopen of door te vertrekken vanaf een verhoogd vlak.
kunnen komen, in zwaai kunnen b. Een leerling kan schommelen in zit en in stand op meerdere schommels.
blijven en uit de zwaai kunnen c. Een leerling kan zwaaien in strekhang aan de ringen.
komen. d. Een leerling kan bij het zwaaien twee verschillende draaien voor- of
achterover realiseren aan trapezestok en/of ringen.
4. Op verschillende begrensde a. Een leerling kan gaan en staan op vastliggende en beweegbare vlakken
grondvlakken op en boven de boven de grond.
grond in evenwicht kunnen b. Een leerling kan zich verplaatsen op tenminste één van de volgende losse
komen en blijven. voorwerpen: balanceerbal of éénwieler.
c. Een leerling kan als onder- of bovenpersoon functioneren bij acrobatische
trucs.
d. Een leerling kan vluchtig in handstand komen en weer terugkomen op de
voeten.
,Noem enkele uitgangspunten van het turnonderwijs
1. De drie betekenisgebieden, springen, zwaaien en balanceren
2. Het gemeenschappelijk kenmerk loskomen van de begane grond met behulp van toestellen of
apparaten
3. Bewegingsproblemen per betekenisgebied, die fungeren als eerste leidraad voor het onderwijs
4. Activiteiten moeten oproepbaar en uitbouwbaar zijn.
5. Turnen houd steeds opnieuw het nemen van een zeker risico in
6. Leren turnen wordt in groepsverband gedaan.
Wat zijn functies binnen activiteiten ook wel?
Geledingen van een turnactiviteit. Het zijn deelactiviteiten binnen het turnen die niet onafhankelijk
van elkaar geleerd kunnen worden.
Aanvangsactiviteiten springen
Hoe krijgen springactiviteiten hun complexiteit met name?
Door de complexiteit van richtingsveranderingen tijd tijdens het loszijn gerealiseerd dienen te
worden.
Springactiviteiten verschillen in complexiteit, welke niveaus van complexiteit zijn er van makkelijk
naar moeilijk?
Niveau 1: Springen, waarbij geen draaien voor- en /of achterover plaatsvindt; het rechtstandig
springen.
Niveau 2: Springen van eenvoudige richtingsveranderingen, waarbij het plaatsen van de handen niet
behoeft te worden uitgesteld; passeersprongen zoals hurksprong, spreidsprong en wendsprong voer
smalle vlakken en rollen op een verhoogd vlak.
Niveau 3: Springen van eenvoudige richtingsveranderingen, waarbij het plaatsen van de handen
moet worden uitgesteld; Dezelfde sprongen als bij niveau twee, maar nu over bredere vlakken of
met een grotere afstand tussen het afzetvlak voor de voeten en het afzetvlak voor de handen.
Niveau 4: Springen van complexere richtingsveranderingen zoals salto’s en overslagen.
Hoe kunnen springactiviteiten aangepast worden?
- Te manipuleren met lengte en hoogte van aanloop-/ aanspringvlakken;
- Te manipuleren met hoogte en breedte van afzetvlakken voor de handen;
- Te manipuleren met aard en hoogte van landingsvlakken.
Wat zijn belangrijke aandachtspunten bij aanvangsactiviteiten van het springen?
Belangrijke aandachtspunten voor de lesgever bij deze aanvangsactiviteiten zijn:
- Kunnen leerlingen regelmatig en met voldoende tempo aanlopen naar de minitramp?
- Kunnen leerlingen met een zeker gemak aanspringen naar de minitramp?
- Kunnen leerlingen door een goed gebruik van de minitramp een behoorlijke zweefvlucht oproepen?
- Kunnen leerlingen de opgeroepen zweefvlucht zodanig aan, dat ze veilig kunnen landen?
- Zijn leerlingen bereid en in staat elkaar springen te ondersteunen en te beveiligen?
Rechtstandig Springen
Beschrijf kort het rechtstandig springen
Minitramp en een landingsmat, twaalf meter aanloop, twee hulpverleners op armlengte afstand van
minitramp met gezicht naar elkaar toe. Ze vangen met de klemgreep om het middel 1 hand voor de
buik en 1 hand achter de rug. Deze wordt goed en op tijd aangelegd. De springer moet een goede
verdeling hebben van het aanlopen ten opzichte van het aanspringen en dit weer in relatie tot het
stijgen en dalen.
,Wat zijn twee mogelijke verdelingsproblemen in het rechtstandig trampoline springen?
Allereerst moet de leerling goed gebruik maken van de werking van de minitramp. Leerlingen die
steeds te vroeg of te laat afzetten vanaf de minitramp onderkennen de werking niet en krijgen weinig
vaart mee bij het loskomen
Ondanks de korte aanloopbaan zal een aantal inspringers in het begin te snel gaan aanlopen. Zij
komen dan niet goed uit om in de minitramp te springen. Je ziet dan bij herhaling onregelmatigheden
in het aanlopen en/of aanspringen of weigeringen
Wanneer kan bij het rechtstandig springen veranderd worden?
Als leerlingen bij herhaling met een zeker gemak de rechtstandige sprong kunnen maken.
Jojoen met doorgeven
Beschrijf kort de activiteit jo-joën met doorgeven
Aflopende minitramp, kast en landingsmat. De hoogte van de kast is op kniehoogte van een leerling
die in de minitramp staat!
Eén springer in minitramp, twee hulpverleners op kast, pak met de verste hand de dichtstbijzijnde
hand van de springer met dichtstbijzijnde hand ondersteun je de elleboog, 1 iemand telt hardop tot
drie, de springer land op de kast.
Wat moet de leerling doen met zijn armen bij het jojoën?
Zijn armen schrapzetten als het handen geven en tellen goed lukt. De helpers kunnen dan de vlucht
omhoog extra ondersteunen en kan er met een hogere boog gesprongen worden.
Hoe kan het jojoën veranderd worden?
1. Over de kast heen springen, helpers moeten tijdig loslaten en mogelijk extra hulpverlenen naast de
kast die vang met een klemgreep om het middel
2. Verhogen van de kast, hoogte mag niet zo groot zijn, dat leerlingen niet meer over de kast kunnen
of dat de helpers de springer bijna niet meer vast kunnen pakken.
Kruisspringen
Beschrijf kort de activiteit kruisspringen
Twee minitramps en twee landingsmatten. Twee rijen, om en om springen, achter elke minitramp
twee hulpverleners die vangen met een klemgreep om het middel. Eerst laag tempo, dan hoger
tempo.
Wanneer en hoe kan het kruisspringen worden veranderd?
Als bij herhaling het rechtstandig kruisspringen met een goede regelmaat volgehouden wordt.
Andere sprongen zoals inhurken en spreidhoeken
Vervolgactiviteiten springen
Hoe kan het springen verder uitgebouwd worden als leerlingen voldoende bekend zijn met het
rechtstandig springen?
Met het maken van richtingsveranderingen tijdens het loszijn, voor de meeste
richtingsveranderingen is een afzet-/landingsvlak voor de handen nodig: uitzondering salto’s.
Binnen het springen wordt onderscheid gemaakt naar een aantal eenvoudigere
richtingsveranderingen en meer complexe richtingsveranderingen, welke zijn dit?
Eenvoudigere richtingsveranderingen: Spreidsprong, hurksprong, en rollen op een verhoogd vlak
Complexe richtingsveranderingen: Salto voorover, handstandoverslagen en salto’s achterover.
, Waar zit het verschil in complexiteit tussen deze beide groepen activiteiten?
Bij de complexe activiteiten is de grond een korte tijd niet meer zichtbaar, terwijl er wel rekening
gehouden moet worden met een komende landing.
Wat zal opvallen na het aanbieden van één van de vervolgactiviteiten?
Veel leerlingen zullen aandacht hebben voor het kunnen passeren van het springvlak
Waarom is het uitstellen van plaatsen van de handen na loskomen met de voeten een belangrijk
aandachtspunt bij het lesgeven in de vervolgactiviteiten?
Allereerst omdat het boeiend is voor leerlingen om te zoeken naar voor hen optimale verdelingen.
Vervolgens ligt hier ook een van de belangrijkste voorwaarden om het springen verder uit te kunnen
bouwen met de genoemde meer complexe richtingsveranderingen (salto’s en overslagen).
Wat moeten de leerlingen leren binnen het hulpverlenen in de vervolgactiviteiten?
Ze moeten in staat zijn om bij mislukkingen goed en snel in te grijpen, om zodoende een veilige
landing mogelijk te maken. Ze moeten nieuwe grepen leren en moeten de mogelijkheid krijgen om
samen met de lesgever te vangen.
Rollen op een verhoogd vlak
Beschrijf kort de activiteit rollen op een verhoogd vlak
Minitramp, landingsmat en toestellen om een verhoging te bouwen, kasten en landingsmat of
paarden of bruggen. Verhoging naast minitramp. Kleine matjes achter vlak om af te springen.
Afhankelijk van het niveau van springen moet het vlak een hoogte hebben die tussen navel en
borsthoogte van een leerling van gemiddelde lengte, die op de minitramp staat.
Helper staat naast minitramp en helpt leerlingen die moeite hebben rond te komen. Door ene zetje
onder de bovenbenen.
Welke aandachtspunten zijn er bij het oefenen van het rollen?
- Worden handen en armen voldoende gebruikt om het hoofd en de nek vrij te houden?
- Wordt er voldoende klein gemaakt, nek en rug rond en benen ingetrokken om af te rollen?
Wanneer kan het rollen op een verhoogd vlak veranderd worden?
Wanneer leerlingen bij herhaling de hoogte van het vlak gemakkelijk halen en veilig af kunnen rollen.
Welke twee mogelijkheden zijn er om het rollen op verhoogd vlak te veranderen?
Richting de zweefrol of richting de (tip-)salto.
Hoe moet het zweefrollen aangeboden worden?
Op een verhoogd vlak, nooit met minitramp op een laag gelegen landingsvlak, het landingsvlak zal
steeds aangepast moeten worden aan de hoogte van springen en de bekendheid met het afrollend
landen.
Kies je om gebruik te maken van het zweefrollen over een hindernis (toversnoer/medeleerling)?
Waarom wel/niet?
De voorkeur is om geen gebruik te maken van het zweefrollen over een hindernis (toversnoer,
medeleerling), omdat de sterke benadrukking van het halen in de meeste gevallen zal leiden tot
afleiding van de aandacht op het precies mogelijk afrollend landen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jessedegroote1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.