Een staat heeft de volgende kenmerken:
- er is sprake van een territoriale organisatie;
- die gezag over een op het grondgebied woonachtige bevolking uitoefent;
- en daartoe over machtsmiddelen beschikt, zoals het geweldsmonopolie.
Soms wordt gesproken van een nationale staat: de personen vormen een eenheid en zijn
een natie. Veel staten bestaan uit coherente bevolkingen, maar noodzakelijk is dat niet.
Rechtsstaat:
- Grondrechten;
- Rechtsbescherming door een onafhankelijke rechter;
- Legaliteitsbeginsel;
- Machtenscheiding.
De Europese Unie voldoet aan de kenmerken van een staat, maar kan niet als staat worden
gezien. De reden is dat de EU formeel een internationale organisatie is, opgericht bij
verdragen. Ook er is geen sprake van een Europees volk.
De EU kent een recht van secessie: daarvan lijkt het Verenigd Koninkrijk voor het eerst
gebruik van te maken: de Brexit.
Soevereiniteit heeft een aantal betekenissen:
1. Internationaalrechtelijke betekenis: een staat heeft de geweldsmonopolie en andere
staten mogen zich niet bemoeien met de interne aangelegenheden van een staat.
2. Welk orgaan heeft het hoogste gezag? In Nederland is dat de grondwetgever.
3. Bevoegdheden die cruciaal zijn om te kunnen spreken van een ‘soevereine staat’:
geweldsmonopolie, defensie, belastingheffing etc.
4. Grondslag van de staat en overheidsgezag, Er wordt naar de legitimatie voor de
staat en haar gezag gezocht. De vraag is aan wie de staat haar gezag ontleent.
Onder een constitutie verstaan we het geheel van regels en beginselen dat een staat
constitueert en ordent. Een grondwet is het document waarin de belangrijkste regels over
de staatsorganisatie en verhouding tussen staat en burgers zijn neergelegd.
Er zijn twee verschillende soorten grondwetten:
- Flexibele grondwet: makkelijk te veranderen.
- Rigide grondwet: moeilijker te wijzigen dan gewone wetgeving.
Voor Nederland behoeft een grondwetswijziging aanvaarding in het parlement in twee
lezingen, waarbij tussen de lezingen een verkiezing in de Tweede Kamer moet hebben
plaatsgevonden en het voorstel een tweederde meerderheid behoeft.
In landen waar de rechter de bevoegdheid heeft om de grondwet te interpreteren, kan met
die rechterlijke uitleg de inhoud van de grondwet aan verandering onderhevig zijn. Dit is
bijvoorbeeld het geval in Amerika.
De EU heeft geen grondwet: de constituerende documenten (VEU en VWEU) zijn
internationale verdragen. Er is wel sprake van een constitutie: die regels zijn te vinden in de
verdragen en in de rechtspraak van het Hof van Justitie.
,Een van de weinige voor het Nederlandse staatsrecht belangrijke ongeschreven regel is de
vertrouwensregel. Deze regel komt erop neer dat een regering/bewindslid het vertrouwen
van de Staten-Generaal heeft totdat het tegendeel is gebleken. Het vertrouwen kan door
een parlementaire meerderheid worden opgezegd (‘motie van wantrouwen’). Het is aan de
meerderheid te bepalen wanneer dit gebeurt.
Conventies zijn informele ongeschreven regels die het gedrag reguleren van de instanties.
Als een staatkundige praktijk kan beschouwd worden dat partijen elkaar met moties
ondersteunen. Een ander gebruik is dat de grootste fractie het voortouw gegund wordt bij de
formatie. Indien hier een keer van wordt afgeweken, is er geen sprake van schending van
het staatsrecht.
Bij een eenheidsstaat komen aan de centrale overheid alle bevoegdheden toe. Wel kan
decentralisatie plaatsvinden: we spreken dan van een gedecentraliseerde eenheidsstaat.
Bij een federale staat worden aan deelstaten eigen bevoegdheden gegeven waar het
centrale gezag geen inbreuk op mag maken. Bij strijd tussen het recht van een deelstaat en
het federale recht, gaat het laatste voor. (‘Supremacy clause’). Een derde kenmerk van
een federale staat is de constitutionele arbiter die geschillen kan beslechten tussen centrale
overheid en deelstaten (VS: Supreme Court. Duitsland: Bundesverfassungsgericht. EU: Hof
van Justitie.).
Federale staat: VS en Duitsland.
Eenheidsstaat: Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland.
Kenmerkend van een federale staat ten opzichte van een confederale staat is dat de
deelstaten niet een vetorecht hebben. De EU vertoond kenmerken van beide.
Het Nederlandse parlement, de Staten-Generaal, bestaat uit de Tweede en Eerste Kamer.
In 1815 is dit bicameralisme in Nederland geïntroduceerd. De leden van de oorspronkelijke
Eerste Kamer werden door de Koning benoemd. De grondwetswijziging van 1848 maakte
hieraan een einde. Deze herziening introduceerde de ‘getrapte’ of ‘indirecte’ verkiezing
van de Eerste Kamer door de provinciale staten. Op deze manier werd tot 1848 de Tweede
Kamer gekozen (hierna werd deze rechtstreeks gekozen).
Het bestaan van de Eerste Kamer wordt verdedigd vanuit de ‘revisiegedachte’: de Eerste
Kamer controleert de wetsvoorstellen van de Tweede Kamer nog eens. Daarbij toetst de
Eerste Kamer deze aan de Grondwet, internationale en Europese normen, algemene
rechtsbeginselen en aan de vraag naar de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Ook
kunnen zij rekening houden met meningen die zich naar aanleiding van de behandeling in
de Tweede Kamer ontwikkelingen.
Het dreigen met het verwerpen van wetsvoorstellen levert in de ogen van sommigen een
‘verkapt amendementsrecht’ op. Dit wordt ook wel ‘novelleprocedure’ genoemd.
In uitzonderlijke gevallen vergaderen de Eerste en Tweede Kamer in ‘verenigde
vergadering’. Dit gebeurt onder voorzitterschap van de voorzitter van de Eerste Kamer.
(Troonrede, wetsvoorstellen wat betreft het Koninklijk Huis).
, Er zijn drie vereisten voor het stemrecht of actief kiesrecht:
- Nederlanderschap;
- Minimumleeftijd: achttien jaar;
- Niet uitgesloten zijn: als bijkomende straf kan uitsluiting van kiesrecht worden
opgelegd.
Nederlanders in het buitenland behouden het kiesrecht en kunnen per brief stemmen.
De vereisten voor de verkiesbaarheid of passief kiesrecht voor de Tweede en Eerste
Kamer zijn gelijk en komen overeen met de eisen die gelden voor het actieve kiesrecht bij
Tweede Kamerverkiezingen.
Voor verkiezing van de Tweede Kamer is Nederland verdeeld in twintig kieskringen. De
kieskring is van betekenis voor de kandidaatstelling. Op die dag worden bij de
stembureaus van de verschillende kieskringen kandidatenlijsten ingeleverd. Als een politieke
partij in meerdere kieskringen kandidatenlijsten inlevert, dan worden deze voor de
berekening van de einduitslag als één lijst aangemerkt. Zij vormen een lijstengroep. Voor
de inlevering van een kandidatenlijst zijn ten minste dertig verklaringen vereist van kiezers
dat zij de lijst ondersteunen. De inlevering van een kandidatenlijst kost €11.250. Dit bedrag
wordt terugbetaald indien de partij 75% van de kiesdeler weet te behalen. Op deze manier
komen er niet teveel deelnemende partijen.
De Kieswet spreekt niet over politieke partijen, maar over ‘lijsten’ of ‘politieke groeperingen’.
Demissionaire ministers en staatssecretarissen zijn ministers en staatssecretarissen die
hun ontslag hebben ingediend, maar tijdelijk aanblijven om de lopende zaken af te handelen.
Meerderheidsstelsel: een kandidaat moet een meerderheid van de stemmen krijgen om
gekozen te worden. Meestal wordt een meerderheidsstelsel gecombineerd met een
districtenstelsel in enkelvoudige districten. Dit is een stelsel waarbij de kiezers worden
ingedeeld in deeleenheden, waarbij elke deeleenheid één afgevaardigde aanwijst.
Verschillen treden op in geval geen van de kandidaten meer dan 50% van de stemmen heeft
behaald:
- Stelsel van relatieve meerderheden: kandidaat met de meeste stemmen wint,
ongeacht of dat meer dan 50% is (VK).
- Stelsel van absolute meerderheden: er vindt een herstemming plaats, bijvoorbeeld
tussen de twee kandidaten met de meeste stemmen (Frankrijk, NL voor 1917).
Evenredige vertegenwoordiging: evenredigheid tussen de verdeling van het aantal
stemmen en de zetels. Er zijn verschillende methodes voor de zetelverdeling:
- D’Hondt: NL gebruikt deze bij de verdeling van restzetels.
- Kiesdeler: totale aantal uitgebrachte geldige stemmen gedeeld door het aantal te
verdelen zetels. Het stemmentotaal van een lijst wordt ‘stemcijfer’ genoemd.
Als op een bepaalde kandidaat meer stemmen worden uitgebracht dan hij nodig heeft om
gekozen te worden, worden de boventallige stemmen overgedragen op een andere
kandidaat. Dit kan op twee manieren:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Vigoz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.