100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting GRC P2 Praktisch belastingrecht $3.20
Add to cart

Summary

Samenvatting GRC P2 Praktisch belastingrecht

 19 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Hoofdstuk 1, 2 en 4 volledig Hoofdstuk 10: 10.1 t/m 10.3.2 + 10.3.4 + 10.4 t/m 10.10.5 + 10.11 + 10.12 t/m 10.13.2 + 10.14 Leerjaar 1 P-fase blok 2 Accountancy en Finance & Control

Preview 4 out of 42  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1, 2, 4, 5 en 10
  • March 24, 2021
  • 42
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Praktisch belastingrecht
Hoofdstuk 1 Algemene inleiding
1.1 Doel van belastingheffing
Belastingen hebben twee functies:
1. Budgettaire functie (fiscaal doel). De belastingopbrengst draagt bij aan de financiering van de
collectieve goederen en diensten  het vullen van de staatskas.
2. Instrumentele functie (niet-fiscaal doel). Het vullen van de staatskas is hierbij niet het
primaire doel, maar worden andere doelen nagestreefd. Het doel van zelfstandigenaftrek is
om het zelfstandig ondernemerschap te stimuleren. Met de investeringsaftrek bij een
investering in bedrijfsmiddelen wil de overheid bedrijven stimuleren om te investeren.
Belastingheffing kan echter ook worden gebruikt om bepaald gedrag negatief te beïnvloeden.
Dan wordt de heffing juist hoger.

Belastingheffing vindt niet alleen plaats op het niveau van de centrale overheid, maar ook door
lagere overheden (provincie, gemeenten en waterschappen). Deze zijn eveneens bevoegd om
belastingen te heffen, bijvoorbeeld onroerendezaakbelasting.
De heffingen kunnen we onderscheiden in:
1. Belastingen: verplichte bijdragen door burgers zonder dat daar een specifieke tegenprestatie
tegenover staat.
2. Retributies: vergoedingen die een burger moet betalen omdat hij bepaalde diensten van de
overheid afneemt. Er staat dus een herkenbare tegenprestatie tegenover, zoals het afgeven
van een rijbewijs, paspoort et cetera.

Naast de heffing van belastingen worden door de overheid ook premies volksverzekeringen en
premies werknemersverzekeringen geïnd. Andere inkomstenbronnen van de overheid zijn onder
andere aardgasbaten en deelname in bedrijven.

1.2 Rechtsgrond voor belastingheffing
1.2.1 Inleiding
Belastingen kunnen uitsluitend worden geheven op grond van een wet. Belastingwetten hebben
steeds een zelfde opbouw. In iedere wet staan de volgende onderdelen:
1. Het subject van heffing, dit is degene die de belasting verschuldigd is.
2. Het object van heffing, dat is het bedrag waarover de belasting verschuldigd is.
3. De wijze van heffing, hierin is geregeld op welke manier de belasting verschuldigd is.
4. Het verschuldigde tarief of bedrag.

Fiscaal jargon
In de belastingwetten worden de volgende termen gebruikt:
- Nagenoeg geheel ≥ 90%
- Hoofdzakelijk ≥ 70%
- Grotendeels ≥ 50%
- In belangrijke mate ≥ 30%
- Bijkomstig ≤ 10%

1.2.2 Plaats binnen de wetten
In de praktijk wordt het belastingrecht als één geheel gezien. Het belastingrecht vormt echt een
verzameling van wetten. De wetten richten zich allemaal op het heffen van belasting.

,1.3 Soorten belastingen
1.3.1 Inleiding
De verschillende soorten belastingen kunnen op verschillende manieren worden gegroepeerd.
- Directe en indirecte belastingen
- Tijdstip- en tijdvakbelastingen
- Aanslag- en aangiftebelastingen
- Subjectieve en objectieve belastingen

1.3.2 Directe en indirecte belastingen
Bij directe belastingen wordt de belasting geheven bij degene die de belasting zelf moet betalen (bijv.
loonbelasting en inkomstenbelasting). Bij indirecte belasting zal degene bij wie de belasting wordt
geheven, deze doorberekenen aan een ander. Hij kan de verschuldigde belasting dus afwentelen op
zijn afnemer (bijv. omzetbelasting).

1.3.3 Tijdstip- en tijdvakbelastingen
Bij een tijdvakbelasting moet de verschuldigde belasting die in de loop van een tijdvak is ontstaan, na
afloop van dit tijdvak worden afgedragen of voldaan (bijv. inkomstenbelasting, loonbelasting en
omzetbelasting). Daarnaast zij er belastingheffingen die betrekking hebben op en gebeurtenis op een
specifiek tijdstip (bijv. dividendbelasting, overdrachtsbelasting en kansspelbelasting).

1.3.4 Aanslag- en aangiftebelastingen
Bij een aanslagbelasting stelt de inspecteur de verschuldigde belasting vast nadat de
belastingplichtige de aangifte heeft gedaan. Als de belastingplichtige zijn aangifte niet indient, legt de
inspecteur de aanslag ‘ambtshalve’ op, dat betekent dat de inspecteur zelf het inkomen schat. Vaak
legt een inspecteur eerst een voorlopige aanslag op. Nadat de belastingplichtige de aanslag heeft
ontvangen, moet hij de verschuldigde belasting voldoen (bijv. inkomstenbelasting en
vennootschapsbelasting).

Ook bij een aangiftebelasting moet de belastingplichtige aangifte doen. Hij moet dan zelf de
verschuldigde belasting berekenen en dit bedrag voldoen aan de Belastingdienst. De inspecteur heeft
hier dus niets mee te maken. De belastingplichtige krijgt dus geen aanslag, maar draagt de
verschuldigde belasting zelf af (bijv. loonbelasting, dividendbelasting en omzetbelasting).
 Voldoeningsbelastingen. Men is de belasting zelf verschuldigd (bijv. omzetbelasting).
 Afdrachtsbelastingen. Degene die de belasting afdraagt is iemand anders dan degene die de
belasting verschuldigd is (bijv. loonbelasting en dividendbelasting).

1.3.5 Subjectieve en objectie belastingen
Er wordt gesproken van een subjectieve belasting als er rekening gehouden wordt met persoonlijke
omstandigheden zoals leeftijd van de belastingplichtige, uitgaven voor een studie en door hem
gedane giften aal een algemeen nut beogende instelling (ANBI). Er wordt rekening gehouden met de
persoon (= het subject) die de belasting verschuldigd is.
Bij een objectieve belasting wordt geen rekening gehouden met dit soort zaken. Bij bijvoorbeeld
dividendbelasting is er sprake van een vast tarief van 15%, ongeacht de persoonlijke
omstandigheden.

1.4 Vindplaatsen in het belastingrecht
Het belastingrecht is deels zo gecompliceerd doordat het gebruikmaakt van vele geschreven en
ongeschreven bronnen, namelijk:

, - Wetgeving
- Uitvoeringsregelingen en -besluiten
- Europese richtlijnen
- Besluiten
- Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
- Rechtspraak (jurisprudentie)

1.4.1 Wetgeving
De Eerste en Tweede Kamer houden zich bezig met het vervaardigen van wetten op belastinggebied.
Zij zijn dus ook verantwoordelijk voor de structuur van de diverse belastingwetten. Dit is vastgelegd
in de Grondwet.

1.4.2 Uitvoeringsregelingen en -besluiten
Als er in de diverse wetten regelmatig wordt verwezen naar andere regelingen, dan gaat het om
delegatiebepalingen (bijv. uitvoeringsbesluiten en uitvoeringsregelingen in de wettekstenbundel).
Wanneer in een wettekst staat dat een en ander nader geregeld is in een algemene maatregel van
het bestuur, kan dit worden vastgelegd in een Uitvoeringsbesluit.
Staat in een wettekst dat een en ander nader wordt uitgewerkt in een ministeriële regeling, dan is
dat terug te vinden in de Uitvoeringsregeling die bij de betreffende wet behoort.

De opzet van de uitvoeringsbesluiten en de uitvoeringregelingen loopt parallel met de opzet van de
wet waarop zij betrekking hebben. Voor het opstellen of wijzigen van een wet moet aan een aantal
formaliteiten worden voldaan. Daardoor duurt het lang voordat de wet is gewijzigd of een
wetswijziging in de wet is opgenomen. Bij het opstellen van uitvoeringsbesluiten en
uitvoeringsregelingen gelden minder formele eisen. Wijzigingen hierin kunnen daardoor sneller
worden ingevoerd.

1.4.3 Europese richtlijnen
Nederland maakt deel uit van de Europese Unie. Binnen Europa worden afspraken gemaakt. In
bepaalde gevallen worden deze afspraken vastgelegd in richtlijnen. De leden van de Europese Unie
moeten deze richtlijnen in hun nationale wetgeving opnemen. Een burger kan zich op een richtlijn
beroepen als deze niet tijdig in de Nederlandse wet is vastgelegd  rechtstreekse werking.

1.4.4 Besluiten
Als een wet tot stand komt, wordt ter voorkoming van onduidelijkheden een toelichting op de wet
gegeven. Toch leidt de toepassing van de wetten wel eens tot problemen, bepaalde gevolgen zijn
niet voorzien. Via een besluit kan de staatssecretaris van Financiën aangeven hoe hij denkt dat de
wetgeving moet worden uitgelegd of hij kan bepaalde tegemoetkomingen geven 
pseudowetgeving.
Belastingplichtigen kunnen zich beroepen op een besluit waarin is opgenomen dat zij een
tegemoetkoming kunnen krijgen. De Belastingdienst is op grond van het vertrouwensbeginsel
verplicht om hier uitvoering aan te geven. Als de belastingplichtige van mening is dat de
staatssecretaris de wet onjuist uitlegt, kan hij in bezwaar en vervolgens in beroep gaan tegen een
belastingaanslag waarin die wetsuitleg van de staatssecretaris is toegepast.

, 1.4.5 Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
De Belastingdienst moet zich bij het heffen en innen van belasting houden aan de wettelijke regels.
De Belastingdienst moet zich ook gedragen als een behoorlijk bestuurder. In de rechtspraak is een
aantal criteria ontwikkeld waaraan een behoorlijk bestuurder moet voldoen.
 Vertrouwensbeginsel. Een belastingplichtige moet erop kunnen vertrouwen dat de
Belastingdienst haar toezeggingen nakomt. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan
algemene publicaties of uitlatingen.
 Gelijkheidsbeginsel. De Belastingdienst mag geen onderscheid maken bij het toepassen van
de belastingwetten. Gelijke gevallen moeten op eenzelfde manier worden behandeld.

1.4.6 Rechtspraak (jurisprudentie)
Als een belastingplichtige het niet eens is met een opgelegde aanslag, kan hij daartegen bezwaar
maken. Dit bezwaarschrift moet hij indienen bij de Belastingdienst zelf. Als het meningsverschil niet
opgelost kunnen worden, dan kan een belastingplichtige in beroep gaan bij de rechtbank. De rechter
zal dan uitsluitsel moeten geven.
De rechter moet daarbij uitgaan van de wettekst. Vervolgens moet hij gaan kijken of deze op een
juiste manier is toegepast en of er niet in strijd is gehandeld met een algemeen beginsel van
behoorlijk bestuur.
Nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan, kunnen betrokkenen partijen de zaak nog voorleggen
aan het gerechtshof. Als het gerechtshof uitspraak heeft gedaan, kunnen de belastingplichtige en de
Belastingdienst nog in cassatie gaan. De Hoge Raad (= de hoogste rechter in Nederland) beoordeelt
alleen of het gerechtshof de wet op de juiste manier heeft toegepast.
De uitspraken van de rechter zijn belangrijk omdat andere belastingplichtigen rechten kunnen
ontlenen aan de uitspraak van de recht.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsevbussel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.20  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added