Samenvatting van de college's en bijbehorende leesmateriaal van het vak Economische theorie & Overheidsfinanciën (met afbeeldingen van modellen/grafieken etc.)
Keuzes van economische subjecten (consumenten, producenten, beleggers etc.)
I. Keuzes zijn nodig omdat de middelen schaars zijn (scarcity)
• Middelen: alles dat kan worden gebruikt om iets anders te produceren.
• Schaarste: in kleine hoeveelheden, een hulpbron is schaars als er niet genoeg van de
hulpbron beschikbaar is om te voldoen aan alle verschillende manieren waarop een
samenleving het zou willen gebruiken (bepaalde mate van beperking bv. olie in de
grond)
II. De werkelijke kosten van iets zijn de alternatieve kosten (opportunity costs)
• Gelegenheidskosten: wat er opgegeven moet worden om iets te verkrijgen.
III. ‘Hoeveel’ is een beslissing bij de marge (trade-off)
• Afweging: vergelijking van de kosten en voordelen om iets te doen.
• Marginale beslissing: beslissing genomen in de marge van een activiteit over het
doen van een beetje meer of een beetje minder van die activiteit.
• Marginale analyse: de studie van marginale beslissingen. Marginale kosten versus
marginale opbrengsten (vb. wat als ik €1 extra investeer, wat levert dat op).
• Incentive: alles dat beloningen biedt aan mensen die hun gedrag veranderen.
IV. Mensen reageren meestal op incentives, en benutten kansen om beter af te zijn
Vb. in de Verenigde Staten hebben restaurantketen de mogelijkheid om een fooi toe te
voegen aan de rekening, terwijl de fooi in ene groot deel van Europa automatisch wordt
toegevoegd à Waar zouden de obers meer oplettend zijn?
II. Principes: Interactie individuele keuzes (5)
I. Er is winst uit handel (trade)
Door handel kunnen we allemaal meer consumeren dan we anders zouden kunnen (Vb.
Trump spreekt uit dat er een oneerlijke concurrentie is tussen Amerika en China, waardoor de
Verenigde Staten niet in voldoende mate kan profiteren van internationale handel)
II. Markten evolueren naar evenwicht (equilibrium)
Krachten die ervoor zorgen dat vraag en aanbod naar elkaar toe bewegen.
• Evenwicht: een economische situatie waarin niemand beter iets anders zou kunnen
doen.
• Specialisatie: de situatie waarin elke persoon zich specialiseert in de taak die hij of
zij goed kan uitvoeren.
III. Middelen moeten efficiënt worden gebruikt om de maatschappelijke doelen te bereiken
• Efficiënt: alle kansen benutten om sommige mensen beter af te maken, zonder dat
andere mensen slechter af worden. Meest optimaal, met zo weinig mogelijk
verspilling tijdens het productieproces (efficiency).
• Gelijkheid: een toestand waarin iedereen zijn of haar ‘eerlijk aandeel’ krijgt.
à Staan vaak met elkaar in spanning: de meest efficiënte oplossing, leidt niet altijd
tot gelijkheid. Functie van de politiek om een inkomensherverdeling te laten plaats
vinden (vb. progressieve tarieven bij inkomstenbelasting).
IV. Markten leiden doorgaans tot efficiëntie
Mensen grijpen normaal gesproken kansen voor wederzijds gewin.
V. Als markten niet efficiënt zijn, kan overheidsingrijpen het welzijn van de samenleving
verbeteren
Soms falen markten, en hebben ze correctie nodig door de overheid. Er kunnen in bepaalde
gebieden externe factoren plaats vinden (vb. wetgeving over minimale arbeidsstandaarden)
,III. Principes: Economische interacties (3)
I. De uitgaven van een persoon, zijn het inkomen van een ander persoon
Cyclus van spenderen, inkom en nieuwe spenderingen, in zowel een positieve als negatieve
spiraal. Tijdens recessies leidt tot een daling van bedrijfsuitgaven tot:
• Minder inkomen
• Minder uitgeven
• Verdere daling van de bedrijfsuitgaven, ontslagen en stijgende werkloosheid
II. De totale uitgaven wijken soms af van de productcapaciteit van de economie
• Te weinig vraag in relatie tot de productiecapaciteit, sprake van een recessie.
• Veel meer potentiële vraag In relatie tot de productiecapaciteit, kan een
hoogconjunctuur creëren (prijzen gaan omhoog, werknemers concurrentie, stijging
van lonen, concurrentiekracht van het bedrijfsleven wordt aangetast),
III. Overheidsbeleid kan de uitgaven veranderen
Indien de vraag heel erg achter blijft in relatie tot de productiecapaciteit, overheden komen
dan massief in actie (werkeloosheidsuitkering, NOW-steun aan bedrijven).
Vb. de Amerikaanse regering financierde de ‘Works Progress Administration’ en zorgde zo
tussen 1935 en 1943 voor bijna 8 miljoen banen.
Hoorcollege 1 | Hoofdstuk 2: Economische modellen
Economische modellen
Model: een vereenvoudigde weergave van een werkelijke situatie die wordt gebruikt om situaties
uit het echte leven beter te begrijpen. Zijn significaties van de onderliggende economische
werkelijkheid.
Andere dingen zijn gelijk veronderstelling (other things equal assumption): alle relevante factoren
blijven ongewijzigd.
• We proberen economie zo dicht mogelijk als laboratoriumwetenschap te behandelen, met
slechts één variabele die tegelijk mag veranderen.
I. De productiemogelijkheden grens (production possibilities frontier)
De PFF is een diagram dat de combinaties van twee goederen die een samenleving kan produceren
bij volledige werkgelegenheid. We kunnen het PFF-model gebruiken om vragen te beantwoorden
als:
• Hoeveel kunnen we produceren?
• Wat kost het ons om onze productiemix te veranderen?
• Heeft het zin om het goed van ergens anders te importeren?
,Alternatieve kosten (Opportunity cost)
Wat moet worden opgegeven om een goed te krijgen.
Vb. als Boeing besluit zijn productie te veranderen van punt
A naar punt B, zal het 8 kleine jets meer produceren, maar
wel 6 Dreamliners minder. Dit betekend dat elke kleine jet
de alternatieve kosten heeft van 6/8 = ¾ van een
Dreamliner.
Economische groei
Wat veroorzaakt economische groei? Twee mogelijkheden:
I. Een toename van productiefactoren (factors of production)
Middelen die worden gebruikt om goederen en diensten te produceren.
II. Betere technologie (better technology)
De technische middelen om goederen en diensten te produceren.
Productiefactoren
• Land: omvat natuurlijke hulpbronnen zoals minerale afzettingen, olie, aardgas, water en
feitelijk landoppervlak.
• Arbeid (labor): de mentale en fysieke capaciteiten van het personeel.
• Fysiek kapitaal (physical capital): geproduceerde artikelen die worden gebruikt om andere
goederen en diensten te produceren.
• Menselijk kapitaal (human capital): de opleidingsresultaten en vaardigheden van de
beroepsbevolking, die de arbeidsproductiviteit verhogen.
II. Theorie van comparatief voordeel (comparative advantage)
Het is logisch om de dingen te produceren waar je vooral goed in bent, en om al andere te kopen
van andere producenten. Aangezien elk land andere alternatieven kosten heeft, is het logisch dat
deze landen gaan specialiseren en te handelen.
• Wanneer er sprake is van comparatief kostenverschil, kunnen beide landen meer
produceren en consumeren door middel van specialisatie en handel, in plaats van
zelfvoorzienend zijn
U.S. Opportunity cost Brazilian Opportunity cost
1 small jet 3/4 large get > 1/2 large jet
1 large jet 4/3 small jets < 3 small jets
Individueel en land vergelijkend voordeel
• Een land heeft een comparatief voordeel bij het produceren van een goed of dienst als de
alternatieven kosten voor het produceren van het goed of de dienst lager zijn dan in andere
landen.
• Een individu heeft een comparatief voordeel bij het produceren van een goed of dienst als
zijn of haar alternatieve kosten voor het produceren van het goed of de dienst lager zijn dan
voor andere mensen.
, Hoe vergelijkend voordeel winst uit handel bereikt
Absoluut vs. Comparatief voordeel
Verwar absoluut voordeel niet met comparatief voordeel. Het absoluut voordeel komt voor
wanneer één land beter is in het produceren van alle producten. Vb. alleen omdat de Verenigde
Staten meer van beide goederen kunnen produceren, wil dat nog niet zeggen dat zij beter af zijn
zonder handel met andere landen.
• Besteed aandacht aan de alternatieve kosten (opportunity costs). Vb. Als het voor Brazilië
goedkoper is om kleine jets te produceren dan voor de Verenigde Staten, dan zullen de
Verenigde Staten deze kleine jets uit Brazilië willen importeren.
III. Circulaire flow diagram: transacties (circular-flow)
Handel neemt de vorm aan van ruilhandel (barter) wanneer mensen goederen of diensten die ze
hebben rechtstreeks ruilen voor goederen of diensten die ze willen. Het circulaire stroomdiagram
geeft de transacties in een economie weer door stromen rond een cirkel.
• Huishouden: een persoon of een groep
mensen die hun inkomen delen.
• Bedrijf: een organisatie die goederen en
diensten te koop aanbiedt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller xnikkiiixo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.