Dit document is geschikt voor 1e jaar Verpleegkunde aan de HvA (HBO). Dit document bevat 25 pagina´s en is een complete samenvatting van de toetsstof voor het vak MK1.4b Medicijnleer (boek Anatomie en Fysiologie en Farmacologie). Het bevat de stof uit de boeken samengevat, informatie uit de colleg...
Voorbereidingopgave College 1
1. Wat wordt bedoeld met de term medicatieveiligheid?
Het zo min mogelijk fouten maken op het gebied van medicatie in de zorg.
2. Wat wordt bedoeld met het ‘werken aan medicatieveiligheid’ en wat is het doel hiervan?
Daarmee wordt bedoeld dat de medicatieveiligheid vergroot moet worden. Het doel hiervan is om
minder fouten te krijgen en daardoor minder ziekenhuisopnames, gevolgen en doden.
3. Wat zijn risicofactoren voor verkeerd
medicijngebruik?
De risicofactoren zijn bijvoorbeeld dat een
medicijn met een ander medicijn gaat reageren.
Sommige medicijnen kan je namelijk niet
tegelijkertijd voorschrijven. Voor ouderen zijn er
nog de volgende weergeven in de afbeelding
hiernaast. De meest risiovolle medicatiegroepen
zijn antidiabetica, antistolling, NSAID´s en
cardiovaculaire geneesmiddelen.
4. Wat voor soort fouten worden er gemaakt en door wie?
Er worden vele fouten gemaakt. Denk aan bij het uitreiken van de informatie. Een rekenfoutje bij het
klaarmaken van het medicijn. De dokter die het verkeerde medicijn voorschrijft. Een onduidelijk
handschrift of de apotheker die iets door de war haalt.
5. Hoe is dat te voorkomen?
Dat kan op meerdere manieren voorkomen worden. Bijvoorbeeld door het door iemand te laten
controleren en gebruik te maken van het farmacologisch compas.
6. Wat wordt bedoeld met polyfarmacie? Bij welke groep patiënten zien we veel
polyfarmacie?
Het gebruik van 5 of meerdere medicijnen. Ouderen. Risicofactoren zijn bijvoorbeeld meerdere
aandoeningen, veranderde/verminderde nierfunctie, hoog en complex medicatiegebruik en het niet
afstemmen van medicijnen door diverse specialisaties.
7. Wat zijn risico’s van polyfarmacie?
Interactie tussen medicijnen.
1
,Leerdoelen; college 1
Medicijnleer/farmacologie is de wetenschap van de aard en eigenschappen van het geneesmiddel,
in het bijzonder de werking of de effecten ervan.
1. De plaats van het geneesmiddel binnen de patiëntenzorg benoemen;
Doel van medicijnen;
Causaal (doel aanpakkend) Antibiotica
Preventief Antitrombotica
Symptomatisch NSAID
Palliatief Opiodion
Diagnostisch Contrastvloeistof
Substitutie Insuline
2. Het belang van goed geneesmiddelgebruik toelichten: receptuur lezen en informatie
opzoeken in het farmacotherapeutisch kompas;
Het belang hiervan is om op deze manier fouten te voorkomen. Door het opzoeken hiervan
weet de verpleegkundige wat het medicijn inhoud, de bijwerkingen etc.
3. Het verschil uitleggen tussen stofnamen en merknamen van geneesmiddelen;
Stofnaam van een medicijn is de generieke naam. Dit verwijst naar het werkzame bestanddeel
in het middel.
De merknaam wordt door de fabrikant toegekend aan het geneesmiddel. Staat ook vaak een R
of een C achter als er patent op staan.
Voorbeeld;
Stofnaam; Cotrimoxazol Merknaam; Bactrimel
Stofnaam; Lorazepam Merknaam; Temesta
Stofnaam; Furosemide Merknaam; Lasic
4. De verschillende indicaties voor geneesmiddelgebruik benoemen;
De indicatie is de aandoening waarvoor een medicijn wordt voorgeschreven. Denk aan
hypertensie en het geven van een bloeddrukverlagend medicijn.
5. De begrippen ‘farmacokinetiek’ en ‘farmacodynamiek’ uitleggen;
Farmacokinetiek;
- Wat doet het lichaam met het geneesmiddel?
- Van binnenkomst in het lichaam tot de uitscheiding?
Farmacodynamiek;
- Wat doet het geneesmiddel met het lichaam?
- Geneesmiddel moet een interactie aangaan met bestanddelen in het lichaam om
werkzaam te zijn.
, Cutane toediening: hierbij wordt het geneesmiddel op de huid aangebracht
Oculaire toediening: via oogdruppels
orale toediening: via de mond ingenomen
nasale toediening: via de neus, neusspray of neusdruppels
pulmonale toediening: inhalatie van de medicatie
vaginale toediening: via de vagina ingebracht
Intraveneus: ingebracht in een venae. Zorgt voor een gelijkmatige verspreiding
Intramusculair: ingebracht in een spier. Geeft in het begin een hoge piek maar daalt snel
Subcutaan: ingebracht onder de huid. Geeft een gemiddeld tot hoge afgifte in het begin en daalt
daarna constant
7. Uitleggen wat bijwerkingen en interacties zijn;
Een interactie is een farmacologisch/klinisch respons bij een combinatie van 2 of meer
geneesmiddelen die verschillen van de verwachte respons bij afzonderlijke toediening.
Een bijwerking is iedere schadelijke, niet bedoelde werking van een in gebruikelijke dosering
toegediend geneesmiddel.
8. Het begrip ‘teratogeen effect’ beschrijven;
Wanneer een geneesmiddel stoffen bevat die de foetus afwijkingen veroorzaken als de moeder
tijdens de zwangerschap het geneesmiddel inneemt zoals softenon/DES. Het kan zijn dat de
hoeveelheid lichaamsvocht toenemen, de vetopslag toeneemt en dat er een passage bij de
foetus toeneemt.
9. De verschillen tussen type A- en type B-reacties op geneesmiddelen beschrijven;
Type A bijwerkingen zijn farmacologisch gebonden bijwerkingen.
Type B bijwerkingen zijn patiëntgebonden bijwerkingen.
Farmacologische gevonden bijwerkingen komen het meest voor.
Voorbeelden type A;
- Hypotensie bij antihypertensive
- Maagdarmbloedingen bij anticoagulantia (antistolling)
- Obstipatie bij morfine preparaten
- Diarree bij antibiotica
- Haaruitval bij cytostatica
Voorbeelden type B;
Allergische reacties zijn immuun gerelateerd en vaak ernstig;
- Utricardia
- Angio-oedeem
- Bronchospasme
- Anafylaxie
Milde reacties zijn vaak ernstig.
Niet immuun gerelateerd door;
- Zwangerschap
- Leverfunctie
- Overmatig alcoholgebruik
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller julia11. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.64. You're not tied to anything after your purchase.