Samenvatting van de literatuur week 1 voor het vak burgerlijk procesrecht uit het boek Compendium Burgerlijk Procesrecht - Hoofdstuk 1 en 2 en hoofdstuk 14 paragraaf 14.1.1-14.1.4, 14.1.17, 14.1.19, 14.2 en 14.3.
Samenvatting literatuur Bpr week 1
Hoofdstuk 1
Twee delen: vermogensrecht en personen- en familierecht.
Op terrein van het vermogensrecht is de hoofddoelstelling van het burgerlijk procesrecht het
mogelijk maken dat de crediteur die een aanspraak heeft op geven, doen of nalaten, een
veroordeling van de debiteur krijgt, die hij zo nodig met overheidshulp kan executeren
(3:296 BW). Anders zou de crediteur in de verleiding kunnen komen om zich met hem
toekomende eigenmachtig te verschaffen. Meestal zal eigenmachtig optreden onrechtmatig
zijn = eigenrichting, het zonder overheidshulp met eigen machtsmiddelen afdwingen van een
(vermeende) burgerrechtelijk aanspraak Eigenrichting leidt tot escalatie van het conflict en
ontaardt al gauw in het recht van de sterkste. Het burgerlijk procesrecht stelt daarom
middelen tot handhaving van de privaatrechtelijke rechtsorde ter beschikking, die met
staatsmacht kunnen worden afgedwongen. Hiermee beoogt het ontoelaatbare vormen van
eigenrichting te voorkomen en escalatie van toelaatbare vormen van eigenrichting tegen te
gaan.
Eigenlijke rechtspraak: de taak van de burgerlijke rechter om vermogensrechtelijke
geschillen te beslissen en/of afdwingbare veroordelingen uit te spreken.
Oneigenlijke rechtspraak: de bemoeienis van de rechter op het terrein van personen- en
familierecht.
Dagvaardings- en verzoekschriftprocedure
1 dagvaardingsprocedure vangt meestal aan met een dagvaarding, is door een deurwaarder
uitgebrachte tot de tegenpartij gerichte oproeping om op een bepaalde rechter bij de
rechter te komen met een omschrijving van de eis en de gronden.
Verzoekschriftprocedure wordt ingeleid met een schriftelijk verzoek, ingediend bij de griffie
van de bevoegde instantie.
2 eerste aanleg in het algemeen de rechtbank het bevoegde gerecht om kennis te nemen
van burgerlijke zaken. Voor beide procedures gelden vervolgens wel eigen regels die
aangeven of de sector civiel dan wel de kantonrechter de zaak zal behandelen en
aansluitend welke rechtbank of welke kantonrechter. De relatieve competentie is per
procedure verschillend: dagvaardingszaken in beginsel de rechter van de woonplaats van de
gedaagde bevoegd, terwijl dat in verzoekschriftzaken de woonplaats van de verzoeker is.
3 in dagvaardingsprocedure reageert de gedaagde schriftelijk op de dagvaarding. Dan wordt
een mondelinge behandeling bevolen, tenzij rechter de zaak daarvoor niet geschikt acht. Na
mondelinge behandeling kan verdere conclusiewisseling worden toegestaan
(repliek/dupliek); was die behandeling niet bevolen dan zal deze conclusiewisseling steeds
plaatsvinden. Uiteindelijk wordt bij vonnis uitspraak gedaan. In de verzoekschriftprocedure
wordt na ontvangt van het rekest vastgesteld wanneer het verzoek ter zitting zal worden
behandeld. De verzoeker en andere belanghebbende worden door de griffier opgeroepen in
tussentijd kunnen belanghebbenden een verweerschrift indienen. Na behandeling ter zitting,
waarbij alle verschenen belanghebbende door de rechter worden gehoord, volgt een
beschikking.
4 de opstelling van de rechter in de dagvaardingsprocedure is minder actief dan in de
verzoekschriftprocedure.
5 in de wet termen ‘vordering’ en ‘vorderen’ – dagvaardingsprocedure. ‘verzoek’ en
‘verzoeken’ – verzoekschriftprocedure.
, Rechtsvordering = de in rechte ingestelde eis. Het is het processuele middel dat in het
procesrecht is vereist om een beslissing te verkrijgen.
Uitgangspunt bij rechtsvordering: partij meent een materiële aanspraak te hebben, een in
het materiële recht geworteld subjectief recht.
Aan dit subjectieve recht is in beginsel het recht verbonden om het af te dwingen door een
rechtsvordering in te stellen – het vorderingsrecht. Er zijn ook subjectieve rechten die niet
afdwingbaar zijn = natuurlijke verbintenis.
In de civiele procedure staat de (vermogensrechtelijke) rechtsbetrekking tussen partijen ter
beoordeling. Die rechtsbetrekking wordt mede bepaald door de eisen van redelijkheid en
billijkheid. Deze eisen kunnen doorwerken in de processuele fase en ook daar bepalend zijn
voor de vraag welk gedrag partijen van elkaar mogen verwachten.
Uit 6 EVRM volgt als principe dat eenieder recht heeft op toegang tot de civiele rechter.
Onbegrensd kan dit niet, bijv. art. 3:303 BW (belangvereiste) en art. 3:13 BW (misbruik van
procesrecht). In deze gevallen hoeft de rechter niet tot een inhoudelijke behandeling van
een zaak over te gaan.
Regelingen die tot het burgerlijk procesrecht kunnen worden gerekend vindt men ook in
andere wetten dan Rv en Ro, op de eerste plaats in het BW. Ook in het Wetboek van
Strafvordering komen regelingen van burgerlijk procesrecht voor. Men vindt voort
regelingen van procesrecht in de Faillissementswet, die vanwege de raakpunten met
executie- en beslagrecht bij het procesrecht zou kunnen indelen; verder onder meer in de
Handelsnaamwet, Rijksoctrooiwet, Beneluxwet op de warenmerken, Handelsregisterwet,
Pachtwet, Onteigeningswet en de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
Rechtersregelingen: algemene regelingen die worden opgesteld waarbij ter vergroting van
de rechtseenheid, de beslissingsruimte die rechters in bepaalde zaken hebben nader wordt
ingevuld. Sommige van deze regelingen, mits behoorlijk bekendgemaakt, binden de recht op
grond van algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging. Als zij rechten en
verplichtingen voor procespartijen bevatten en afkomstig zijn van een gerecht of van orgaan
van de rechterlijke macht zijn zij recht in de zin van art. 79 RO en kan in cassatie over
schending worden geklaagd. Dat is niet het geval als zij zijn opgesteld door een private
instelling als de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak.
Hoofdstuk 2
Fundamentele eisen: normen die als zo wezenlijk worden beschouwd dat afwijking niet of
alleen in bijzondere gevallen is toegestaan.
Functionele eisen: regels die er zijn voor een behoorlijk ingericht en goed functionerend
procesrecht
Artikel 6 EVRM: aan welke eisen de rechter en de rechtsgang in civiele, straf- en
bestuurszaken tenminste moeten voldoen, willen zij geen aanleiding zijn tot sancties van het
Europese Hof van de rechten van mens te Straatsburg (EHRM). De eisen van lid 1 zijn
fundamenteel. De eisen van 6 EVRM zien vooral op de wijze waarop de overheid de civiele
procedure moet inrichten en de rechterlijke macht moet toerusten en instrueren. Strijd met
art. 6 kan leiden tot buitenwerkingstelling van een nationale regeling. Art. 6 en de uitleg
daarvan door het EHRM hebben in NL interne werking en dus voorrang boven eventueel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Doju. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.37. You're not tied to anything after your purchase.