100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Testtheorie en Testgebruik Boek $10.92   Add to cart

Summary

Samenvatting Testtheorie en Testgebruik Boek

 568 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide samenvatting van het boek Testtheorie voor het vak Testtheorie en testgebruik.

Last document update: 10 year ago

Preview 3 out of 47  pages

  • Yes
  • September 22, 2014
  • September 28, 2014
  • 47
  • 2013/2014
  • Summary
avatar-seller
Testtheorie
H3
Indeling van tests zorgt voor systematisch overzicht van beschikbare soorten tests en testmethodieken + biedt mogelijkheid om diverse
veelgebruikte begrippen uit testpsychologie op meer samenhangende wijze te behandelen. Eerste (en belangrijkste) indeling is die waarin
tests worden gerubriceerd op basis van het gedrag v/d onderzochte persoon. Tweede indeling gaat uit van de verschillende manieren van
testinstructie en testafneming. Tests kunnen ook worden ingedeeld naar soort testvragen of –opdrachten waaruit ze bestaan. Constructie
van vragen en opdrachten is zo belangrijk dat er heel hoofdstuk voor is (H4).

3.1
Bijna alle testhandboeken en testoverzichten gaan uit van indeling van tests op basis van testgedrag. Andere mogelijke indelingen: uitgaan
van gebruiksdoel of meetpretentie v/d test. Voorbeeld van gebruiksdoel is het op basis van testscore voorspellen in hoeverre leerlingen
geschikt zijn voor bepaalde typen vervolgonderwijs. Meetpretentie kan zijn dat daarbij onderscheid wordt gemaakt in niveaus van kennis
en inzicht, maar dat hierbij niet primair algemene intelligentie wordt gemeten. Indeling van tests naar gebruiksdoel en meetpretentie heeft
nadeel dat t.a.v. dezelfde test in verschillende gebruikssituaties geheel verschillende doelen en dus meetpretenties bestaan + deze indeling
mist aansluiting met gangbare indeling. Indeling op basis van gedrag kent ook problemen: niet altijd ondubbelzinnig aan te geven in welke
categorie psychologische eigenschap thuishoort.
Belangrijkste onderscheid dat uitgaat van geteste gedrag is dat tussen tests voor prestatieniveau en tests voor gedragswijze:
- Tests voor prestatieniveau: van onderzochte persoon maximale prestatie gevraagd, testvragen goed of fout beantwoord en duidelijke
norm voor wat ‘goed’ en ‘fout’ is tests in deze categorie meten bijv. intelligentie, cognitieve capaciteiten, kennis en inzicht.
- Tests voor gedragswijze: geen vooraf bekende ‘goed/fout’ sleutel beschikbaar, gaat om vraag hoe iemand iets doet of op welke wijze
prestatie/reactie plaatsvindt, gedrag/prestatie zijn niet van belangrijk in hun verhouding tot maximale prestatie  tests in deze categorie
meten bijv. persoonlijkheidstrekken, voorkeuren, houdingen en opinies. Test voor gedragswijze heet vaak vragenlijst omdat er geen
beproeving plaatsvindt.
TESTS VOOR PRESTATIENIVEAU
* Enkelvoudige algemene niveautests (general ability tests)
Grootste en belangrijkste groep. Intelligentie is complex begrip waarbinnen diverse dimensies zijn te onderscheiden. Als deze differentiatie
niet oogmerk is van testgebruik, maar het vooral gaat om algemene niveaubepaling van intelligentie, is het enkelvoudige algemene
niveautest.
 Individuele ontwikkelingstests (proefleider legt voor aan enkel individu)
Bij ontwikkelingstest wordt intelligentietestscore meestal vergeleken met testprestaties van leeftijdsgenoten. Nederlandse taalgebied:
bekendste tests zijn Nederlandse aanpassing van Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC) en revisie van Amsterdamse
KinderIntelligentieTest (RAKIT). Ook intelligentietest voor visueel gehandicapte kinderen in deze categorie  test gebaseerd op model
van Thurstone met 7 intelligentiefactoren. Net als bij WISC en RAKIT worden scores op deeltests bepaald die worden gecombineerd
tot algemene intelligentiescore. Meeste oudere intelligentietests voor kinderen vergelijken de intelligentiescore met chronologische
leeftijd om te bepalen of intellectuele ontwikkeling sneller of langzamer dan normaal plaatsvond. Dit soort tests gericht op jonge
leeftijd waarin intelligentie zich het snelst ontwikkelt. Intelligentie verandert daarna gedurende hele leven. WAIS en GIT hebben
daarom intelligentienormen voor alle leeftijden inclusief de ouderdom. Verhouding mentale groei-leeftijd van belang, vooral jong.
 Individuele intelligentietests voor volwassenen (proefleider legt voor aan enkel individu)
Gericht op vaststellen van intelligentieniveau wanneer intelligentie volgroeid is. M.b.t. laatste jaren puberteit kan zowel van
ontwikkelingstest als intelligentietest worden gesproken. Boven leeftijd 15-17jr stabiliseert intelligentie zich. Voorbeelden tests in deze
cateogrie: Terman-Merill en WAIS. In Nederland is GIT goed voorbeeld.
 Algemene collectieve intelligentietests (aan alle individuen in groep gelijktijdig voorgelegd)
Meestal schriftelijk, kunnen groepsgewijs worden afgenomen wanneer testen grootschalig is en efficiëntie belangrijk. Soms worden
items die verschillende eigenschappen meten dooreen gemengd en als zodanig voorgelegd, soms worden ze a priori of empirische
gronden gegroepeerd. Gaat bij deze tests om indicatie van algemene intelligentieniveau. Meeste collectieve algemene intelligentietests
zijn breed en gevarieerd samengesteld; meestal daarbij relevante aspecten van intelligentie zoveel mogelijk in items/subtests
vertegenwoordigd en heeft testconstructeur gestreefd naar breed scala van aspecten v/d intelligentie. Erg weinig collectieve
intelligentietests bedoeld voor leeftijd voorafgaand aan basisschoolleeftijd, daarom collectieve kinderintelligentietests omschreven met
term ‘algemene collectieve schoolintelligentietests’. Nederlandse voorbeelden: Groninger Afsluitingsonderzoek Lager Onderwijs (GALO)
en Nederlandse DifferentiatieTestserie (NDT). Collectieve niet-verbale intelligentietests: zijn qua intelligentiedomein beperkter dan
collectieve algemene intelligentietests omdat geen gebruik wordt gemaakt van verbaal materiaal. Voor sommige doelen, zoals testen
van niet-geletterden of perceptueel gehandicapten kan deze niet-verbale testbatterij enige of beste mogelijkheid van onderzoek zijn.
Voorbeelden: (gedeelten uit de) testbatterijen die in cross-cultureel onderzoek of onderzoek in ontwikkelingslanden worden gebruikt.
* Veelvoudige algemene niveautests
Gaat juist om nadere differentiatie en niet alleen, of soms helemaal niet, om algemene intelligentieniveau. Tests voor differentieel gebruik
moeten aan andere voorwaarden voldoen dan enkelvoudige algemene niveautests en laatste kunnen dus ook niet voor differentieel
gebruik worden ingezet. Belangrijkste voorwaarde voor veelvoudig algemene niveautests: deeltests afzonderlijk zijn voldoende
betrouwbaar en ook onderlig voldoende onafhankelijk (betrouwbaarheid van verschilscores).
 Testbatterijen voor intelligentiefactoren (multiple ability tests)
Doel: elke deeltest meet homogene dimensie van intelligentie. Strijd tussen Thurstone en Spearman geweest: bevat intelligentie een
algemene factor (g-factor) of gaat het om complex van groeps- en/of specifieke factoren (s-factoren)? Factoren die Thurstone
isoleerde binnen intelligentie: verbal comprehension, word fluency, number facility, spacial visualization, associative memory,
perceptual speed en reasoning. Door Thurstone samengestelde testbatterij Primary Mental Abilities (PMA) tracht 4 van deze factoren
te meten. Ook andere auteurs van testbatterijen voor intelligentiefactoren gaan uit van alle/enkele factoren van Thurstone. In Ned.
Drenth’s testserie voor hoger niveau – Test voor Niet-Verbale Abstractie, Verbale Aanleg Testserie en Numerieke Aanlegtest –
voorbeeld van een testserie waarin factoren aansluiten bij Thurstone’s indeling: gemeten worden een redeneerfactor, verschillende
verbale factoren en numerieke factor. Meest uitgewerkte alternatief voor Thurstone’s factoren is systeem van intelligentiefactoren
volgens Guilford. Bouwde voort op ‘French Kit’  hierin veel, vooral experimentele, tests opgenomen voor verschillende intellectuele
taken. Guilford leidde factoranalytische structuur van intelligentie af, die aanvankelijk empirisch karakter had maar steeds meer
theoretisch karakter kreeg. Resulterende ‘structure of intellect’ theorie is heuristisch model.
 Testbatterijen voor geschiktheden (multiple aptitude tests)
Wordt meer gerefereerd aan maatschappelijke taak/schooltaak en minder aan structurele opbouw van intelligentie. Vermogens meten
die iemand in staat stellen zich voor maatschappelijke taak of schooleisen te bekwamen. Geschiktheid is dus vooral leergeschiktheid.
Leerfactoren vallen meestal niet samen met intelligentiefactoren, denk aan motorische vaardigheden en snelheid denkwerk. Niet in

, intelligentietest, wel in batterij voor geschiktheden omdat vele maatschappelijke taken snelheid vereisen en motorische vaardigheid.
Categorie van leerpotentieeltests: tests bestaan uit speciale leertaken m.b.t. (meestal bestaande) intelligentietests, die extra
informatie leveren boven gebruikelijke intelligentiescores. Soms zijn geschiktheidsfactoren samengesteld uit diverse
intelligentiefactoren. Differential Aptitude Testbattery (DAT) is goed voorbeeld van testbatterij voor leergeschiktheden. General
Aptitude Test Battery (GATB) richt zich vooral op maatschappelijke functies; bevat ook tests voor motorische vaardigheden.
* Speciale niveautests
Zijn toegespitst op bepaald segment van begaafdheid: intelligentieaspect, geschiktheid/vaardigheid die gewoonlijk niet tot intelligentie
wordt gerekend maar wel belangrijk genoeg is voor aparte test. Wat onder intelligentie valt hangt af van welke theorie je aanvaardt.
Geheugen valt bijv. niet binnen elke intelligentietheorie.
 Tests voor speciale intelligentiefactoren
Tests die uitsluitend eigenschappen als ruimtelijk inzicht, woordkennis of numerieke vaardigheid meten. Groot aantal beschikbaar.
Aparte plaats ingenomen door redeneertests of abstractietests, die gericht zijn op aspect redeneren  Ravens Progressive Matrices,
Drenths Test voor Niet-Verbale Abstractie, test voor transitief redeneren. Guilford heeft in zijn intelligentiemodel wat ongewone maar
praktisch belangrijke intelligentieaspecten in veld testpsychologie gebracht: divergent denken (creativiteit) bijv. Antwoorden op
vragen van divergent denken worden meestal beoordeeld op 3 aspecten: hoeveelheid oplossingen, aantal verschillende principes en
originaliteit. Andere ontwikkeling: ‘behavioral’ dimensie van Guilford, eerst sociale intelligentie genoemd. Sociale intelligentie is slecht
te onderscheiden van andere intelligentieaspecten. Nog minder onafhankelijke eigenschap: kritisch denken; geen van de pogingen
hiervoor speciale test te construeren is geslaagd te noemen.
 Tests voor speciale geschiktheden (special aptitude tests)
Tests voor leergeschiktheden vallen hieronder: tests die zich richten op factoren die men leercondities kan noemen zoals
geheugentests, tempotests en concentratietests  Grünbaum-test, Bourdon-Wiersma-test en Snelheid en Nauwkeurigheid uit de DAT.
Ook tests die gericht zijn op specifieke leergeschiktheden vallen hieronder; tests voor technische aanleg bijv. Tests voor
werkgeschiktheden gericht op typische vaardigheden die nodig zijn voor bepaalde maatschappelijke functies of taken.
 Tests voor speciale niet-intelligentiefactoren
Gaat hier om capaciteiten of vaardigheden waarvan de meting met het oog op maatschappelijke functie of in kader van klinische
diagnostiek belangrijk kan zijn. Motoriektests: tests voor reactiesnelheid, lichaamsbeheersing en coördinatie. Artistieke tests:
beperken zich meestal tot bepaling van esthetisch oordeel. Sensorische tests: veel verschillende perceptuele taken met instrumenten
testbaar gemaakt zoals gehoorscherpte, diepte zien. Veel van deze metingen in Nederland buiten terrein psycholoog en in medische
handen  daarom vaak weinig aandacht aan psychometrische vereisten, zoals betrouwbaarheid en validiteit.
* Vorderingentests
Meten in hoeverre de onderzochte het doel van een opleiding heeft bereikt. Niet hetzelfde als een kennistest, want verkrijgen van kennis is
lang niet altijd uitsluitend (soms zelf helemaal niet) het doel van de opleiding. Onderscheid in categorie vorderingentests tussen de
specifiek op schoolvorderingen gerichte kennistest (achievement test) en algemeen op vaardigheden buiten cognitieve sfeer en
kennisgeoriënteerde vaardigheidstest (proficiency test). Kennistest is vergelijkbaar met in Nederland bekende proefwerk/schriftelijke
examen. Antwoorden op vragen over kennisgebied geven veronderstelde indicatie van mate waarin leerling stof beheerst. Goede
kennistest: vragen zorgvuldig geselecteerd, geformuleerd en (onderscheid met proefwerk/examen) onderzocht op hun psychometrische
kenmerken en hun bijdrage tot doel van het onderzoek. Voorbeelden in Nederland: CITO-toets (jaarlijks opnieuw geconstrueerd). Als in
opleiding ook andere doelen dan kennisvermeerdering worden nagestreefd zal vorderingentest andere eigenschappen hebben. Overgang
van kennistest naar vaardigheidstest is vloeiend. Tests voor reading comprehension (begrijpend lezen), listening comprehension
(begrijpend luisteren) en arithmetic (rekenvaardigheid) zijn ook vaardigheidstests; niet alleen inhoudelijke kennis maar ook vaardigheid in
het gebruiken van principes wordt getest.
TESTS VOOR GEDRAGSWIJZE
3 specifieke problemen bij meten van gedragswijzen in vergelijking met meten van prestatieniveaus:
1. Metingen van prestatieniveau zonder veel moeite te generaliseren van kunstmatige testsituatie naar praktische functioneren. Anders bij
gedragswijzen; niet moeilijk om in testsituatie aangepast, beleefd en inschikkelijk te lijken maar de vraag is of iemand dat gedrag in het
dagelijks leven ook vertoont. Eenvoudige idee achter niveautest niet zomaar overdraagbaar naar onderzoek van gedragswijzen.
2. Bij prestatietests beschikken over objectief criterium waarmee testprestaties kunnen worden vergeleken. In persoonlijkheidsonderzoek
echter weinig objectieve gegevens die als criterium kunnen dienen en moet men beoordelingsprocedure gebruik. Deze beoordelingen
gebrek aan objectiviteit en betrouwbaarheid.
3. Persoonlijkheidstrekken zijn in vergelijking met capaciteiten vaak minder stabiel, minder over situaties generaliseerbaar en minder
gelijkmatig van invloed op gedrag. Persoonlijkheidsonderzoek is psychologisch en praktisch wel belangrijk; veelheid tests ontwikkeld om
persoonlijkheidstrekken te meten.
* Observatietests
Informatie komt in tegenstelling tot andere tests steeds van onafhankelijke beoordelaar die de onderzochte observeert. Indirecte gegevens
en vormen basis van interpretatieproces van psycholoog. Bij andere tests gaat psycholoog uit van directe en ondubbelzinnige gegevens.:
score, patroon van reacties of verschafte info. Aanvangsgegevens bij observatietests zijn zelf resultaat van informatieverwerkingsproces.
 Individuele observatietests
1 respondent geobserveerd; onderworpen aan opdracht die zoveel mogelijk uiteenlopende gedragingen en reacties kan oproepen.
Werkgedrag, houding, mimiek, uiterlijke gedrag en sociale contact zijn aspecten waarop beoordelaar let. Interpretaties kunnen
betrekking heb op prestatieniveau, motoriek, werkinstelling, reactie op frustraties, houding tegenover eigen prestatie. Rol observator
kan variëren van volledige betrokkenheid bij en deelname aan proces/gesprek tot neutrale toeschouwer. Mogelijke effect van besef
van onderzochte van aanwezigheid beoordelaar kan worden verminderd door gebruik ‘one-way screen’.
 Groepsobservatietests
Beoordeling van groep mensen die gezamenlijk opdracht verrichten. Van verschillende van dit soort tests wordt gebruik gemaakt in
‘assessment centers’ voor selectie van managers. Groepsobservatietests: groep onderzochte personen die taak uitvoert en observator
die de gedragingen en prestaties registreert en interpreteert. Andere manier van gegevensverzameling: deelnemers beoordelen elkaar
(peer/buddy rating) en psycholoog verwerkt beoordelingen  voorbeeld is sociogram samenstellen.
* Somato-fysiologische methoden
Alle procedures die door meting van lichamelijke kenmerken/processen indicatie trachten te geven van psychologische kwaliteiten van
onderzochte. Voorwaarde voor juistheid van methodiek: er bestaat samenhang tussen fysieke/fysiologische aspecten en
gedragskenmerken.
 Morfologische methodenHeel oude methoden waarbij zuiver somatische kenmerken worden onderzocht als mogelijke indicaties
voor persoonlijkheidskenmerken. Kan betrekking hebben op hele lichaam of alleen hoofd/gezicht. Morfologische metingen
kunnen betrouwbaar zijn maar validiteit is erg klein.

,  Fysiologische methoden
Hieronder vallen biochemische indices, elektro-encefalogram (EEG), brain scanners, elektrocardiogram (ECG), metingen van bloeddruk
en bloedvolume, registratie van oogbewegingen/oogposities/pupildiameter en meting van elektrodermale verschijnselen. Deze
fysiologische maten hebben relaties met veel psychologische variabelen zoals emotionele activering, aandaht en perceptie, angst,
impulsiviteit. Soms zijn de verbanden slechts vastgesteld en nog onverklaard. Soms ook wel theoretische verklaringen voor gevonden
samenhang. Dankzij sterk uitbreidende medisch-biologische inzichten en ontwikkeling geavanceerde apparatuur is dit een gebied dat
ook voor verdere ontwikkeling van gedragsdiagnostiek van grote betekenis zal zijn.
* Zelfbeoordelingen
Meestal vorm van vragenlijsten. Lang gewantrouwd omdat respondent onvoldoende objectief zou zijn om eigen functioneren te
beoordelen. Als antwoorden respondent op zichzelf serieus zouden worden genomen en gebruikt voor psychologische analyse lijkt dit
wantrouwen terecht. Ander gebruik van zelfbeoordelingen mogelijk gebaseerd op empirisch vergelijkingsonderzoek en leidt tot meer valide
conclusies. Op deze wijze bekeken is zelfbeschrijving waardevolle methode, bevestigd door onderzoek en praktijk.
 Interessetests
 Waarde- en attitudetests: California-F-Scale, Schaal voor Interpersoonlijke Waarden.
 Biografische vragenlijsten
 Persoonlijkheidsvragenlijsten
Op 3 manieren geconstrueerd: zuiver empirisch op basis van relatie met relevant criterium (PMT, MMPI), factoranalyse/clusteranalyse
(16 PF, Guilford-Zimmerman Temperament Survey) en gebaseerd op theorie over persoonlijkheid/temperament (Amsterdamse
Biografische Vragenlijst, psychotismeschalen van Van Kampen, temperamentschalen van Feij en Angstvragenlijst van Van Heck).
Methoden die geen gebruik maken van vragenlijsten: Osgood-schalen (semantische differentiaal), Role Construct Repertoire (Rep-
test) en Q-technique/Q-sort.
* Kwalitatieve prestatietests
Onderzochte krijgt opdracht waarvan vervulling een prestatie lijkt, zoals bij opdrachten uit niveautest. Gaat niet om goed of fout uitvoeren
van opdracht maar op manier waarop deze wordt uitgevoerd.
 Niveautests voor gedragswijze
Prestatie die beoordeeld wordt met norm voor wat goed en fout is; echte niveautest. Score voor prestatie verwijst naar
persoonlijkheidstrek/klinisch-diagnostische categorie.
o Experimentele tests
o Motoriektests
o Intelligentietests voor klinisch/diagnostisch gebruik
o Karaktertests
o Cognitieve/perceptuele stijlen
 Projectietests
Niet meer sprake van niveauscore die voor persoonlijkheidsdiagnostiek wordt gebruikt maar wordt gewerkt met coderings- en
interpretatiecategorieën, die uitgaan van kwalitatieve kenmerken van reacties op de testopgaven.
o Perceptietests
o Interpretatietests
o Expressietests
o Constructietests
o Associatietests
o Keuzetests
Blz 96-110 wel gelezen, niet getypt.

3.3
Onderscheid op basis van testvragen: cultuurvrije en niet-cultuurvrije tests en directe en indirecte tests.
Onderscheid cultuurvrije en niet-cultuurvrije tests eerder gradueel dan absoluut. Vorderingentoets waarbij kennis van cursus boekhouden
wordt getoetst is bij uitstek cultuurbepaald, omdat inhoud en context v/d opleiding maximaal invloed hebben op hetgeen getoetst wordt.
Andere uiterste is testopgaven/testvorm waarbij geen condities die door cultuur en onderwijs worden bepaald aan de orde zijn  van dit
soort tests moet gebruik worden gemaakt in onderzoek naar verschillen in psychologische eigenschappen tussen volken en culturen,
onderzoek binnen populaties met uiteenlopende etnologische en taalachtergrond en onderzoek van analfabeten en personen zonder enige
opleiding. Cultuurvrije test zou belangrijk middel voor theoretisch onderzoek en voor ‘eerlijk’ beleid zijn. Zuivere cultuurvrije tests bestaan
niet en zinloos om zulke tests proberen te vormen. Test kan onmogelijk alleen potentieel meten zonder inwerking van omgeving. Vaak
verondersteld dat cultuurvrije tests non-verbaal moeten zijn: verbaliteit gezien als cultuurbepaald (klopt). Maar ook non-verbale tests zijn
cultuurbepaald. Je kunt zelfs afvragen of verwijdering van aan cultuur gebonden elementen uit tests niet ook belangrijkste kenmerken van
intelligentie elimineren; geldt i.i.g. voor taal. Ortar: dit is 1 van belangrijkste redenen waarom niet-verbale tests vaak zo laag correleren
met relevante maatschappelijke criteria waarop intelligentie wel grote invloed heeft. Betere benadering: i.p.v. complexe begrip cultuur
begrippen gebruiken die nauwkeuriger omschreven kunnen worden en beter passen binnen de testtheorie. Voorbeeld: ‘skill’. Reageren op
items in test via actie of beantwoorden van vragen vereist naast beoogde eigenschap vaardigheden die men niet wil meten. 3 manieren
waarop invloed van verschillen in skills kan worden teruggebracht:
- Individuele verschillen in skills zelf reduceren, door instructie uit te breiden en meer oefenopgaven te geven.
- Interpretatie van testscores beperken tot gedeelte van populatie dat vereiste vaardigheden bezit, bijv. door eerst een test op
kleurenblindheid te doen als er kleuren moeten worden onderscheiden.
- Skill-reduced tests ontwikkelen: Design Construction Test van Ord en SON  groep vergroten waarbinnen uit de testscore conclusies
over de te meten capaciteit kunnen worden getrokken.
Directe test: betekenis van de test, datgene dat men wil meten of voorspellen is aan de onderzochte bekend. Als dat niet zo is, is het een
indirecte test. Bijna alle projectiemethoden vallen onder indirecte tests omdat onderzochte hierbij geen/onjuist idee heeft van wat
psycholoog uit de antwoorden of reacties afleidt. In sociaal-psychologisch onderzoek en vooral marktonderzoek indirecte methode graag
gebruikt. Vragenlijsten kunnen ook in indirecte vorm gegoten zijn. ‘Wat denkt u dat mensen vinden van...’ indirecter en meer valide dan
‘Wat hebt u tegen...’ hoewel ze zelfde beogen. Ook meeste zelfbeoordelingen en persoonlijkheidsvragenlijsten zijn indirect; geldt sterker
als zuiver inhoudelijke interpretatiewijze meer wordt losgelaten. Veel tests zijn direct; onderzochte begrijpt doel test en dit is bedoeling
testleider  prestatieniveautests, vorderingentests, biografische informatielijsten, opinievragenlijsten en attitudetests.
Als items vrije antwoordenvorm hebben moet onderzochte zelf antwoord bedenken en formuleren. Bij keuze antwoordenvorm moet
onderzochte keuze maken uit vooraf door testconstructeur geformuleerde antwoordmogelijkheden. Open versus gesloten vragen.
Ongecodeerde versus geprecodeerde vragen (antwoorden).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller BrittHippert. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.92. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76669 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.92  2x  sold
  • (0)
  Add to cart