Samenvatting van het boek levenslooppsycholgie van Nelleke Rögels. Dit boek wordt gebruikt bij de cursus levensloop, onderdeel van de lerarenopleiding omgangskunde. Belangrijke begrippen heb ik dikgedrukt, zodat het document gemakkelijk te scannen is. De (naar mijn idee) belangrijkste essenties he...
,Hoofdstuk 1 Levensloop en ontwikkeling
Common sense is de binnen een bepaalde leefgemeenschap algemeen
gedeelde opvattingen, inzichten en meningen.
Voor klassieke ontwikkelingspsychologen is er bij ontwikkeling sprake van
stelselmatige structurele veranderingen die gebonden zijn aan een bepaalde
chronologische leeftijd en die zich kenmerken door een progressief verloop.
De levensloop van de mens blijkt niet alleen te worden bepaald door biologische
rijpingsfactoren in de kinderjaren. Ook na de kinderjaren en adolescentie vinden
veranderingen plaats die van invloed zijn op het menselijk gedrag. Het gaat dan
voornamelijk om ontwikkelingen ten gevolgen van sociale, culturele en
historische invloeden.
De klassieke ontwikkelingspsycholoog richt zijn onderzoek vooral op
algemene ontwikkelingsmechanismen. De levenslooppsycholoog vraagt zich af
hoe de algemene ontwikkelingspsychologische wetmatigheden én de
verschillende sociale, culturele en historische invloeden de ontwikkeling, de
levensgeschiedenis van een bepaald individu kleuren en richting geven. Ze
noemen zich life span psychologen en life course sociologen. Tegenwoordig
wordt de term life span developmental science gebruikt om het vakgebied te
duiden.
Twee opvattingen over de menselijke ontwikkeling:
1. Sprake van kwantitatieve toename en afname waarbij de richting
van de veranderingen zich na de middelbare leeftijd drastisch wijzigt
(zie afbeelding trapmodel blz. 20)
2. Gedurende de gehele levensloop is er sprake van continue
leeftijdsafhankelijke kwalitatieve veranderingen die tijdens de laatste
levensfase leiden tot een verregaande kwalitatieve omslag die het
oorspronkelijke (stoffelijke) lichaam vervangt door een nieuw lichaam
(reïncarnatiegedachte).
Een ontwikkelingspsychologisch model geeft antwoord op de volgende
vragen:
1. Wat lokt ontwikkeling uit?
2. Wat veroorzaakt ontwikkeling?
3. Wat bevordert ontwikkeling?
4. Wat houdt ontwikkeling in stand?
Op basis van ‘de bron van ontwikkeling’ onderscheiden we:
Het atomistisch-mechanistische model basismetafoor: de
mens als machine of motor die afhankelijk is van input uit zijn
omgeving en door de omgeving wordt aangestuurd en gevoed (kan
gekoppeld worden aan leertheorie van Skinner)
Het holistisch-organismische model basismetafoor: de mens
als rijpend zaad. Een groeiend organisme op weg naar
volwassenheid (kan gekoppeld worden aan theorie van Piaget, Freud en
Erikson)
Het contextualistische model basismetafoor is de men in zijn
context. De context waarin zich iets bevindt, bepaalt de betekenis (kan
gekoppeld worden aan theorie van Vygotsky en Bronfenbrenner)
, Het relationistische model de mens wordt gezien als een open
systeem dat voortdurend en veelvoudig dynamisch interacteert met
andere systemen.
Onderscheid van modellen:
Het groeimodel ontwikkeling is in deze visie een kwantitatieve
toename van de verschillende capaciteiten en vaardigheden. Zie figuur
1.5 op blz. 23
Het stagnatiemodel en het trapeziummodel in sommige
groeimodellen wordt op volwassen leeftijd een stagnatie van de
ontwikkeling voorzien, eventueel gevolgd door een snelle aftakeling
aan het einde van het leven, zie figuur 1.6 en 1.7 op blz. 24
Het stadiummodel/ laddermodel hierbij wordt ontwikkeling
opgevat als een stapsgewijs, sequentieel proces, waarbij de stappen
leiden tot kwalitatieve veranderingen, zie figuur 1.8 op blz. 24
Het differentiatiemodel vertolkt de visie dat aanvankelijk
simpele, globale gedragspatronen in de loop van de ontwikkeling
steeds worden verfijnd en gespecialiseerd, zie figuur 1.10 blz. 25
Het levensloopmodel de ontwikkeling wordt gezien als de
resultante van biologische, sociale en persoonlijke factoren, zie figuur
1.11 op blz. 25
Het webmodel berust op de metafoor van het spinnenweb.
Binnen het web trekt de spin voortdurend nieuwe draden. Zo ontstaan
er nieuwe complexe verbindingen, verstevigingen en verfijningen,
waarbij oude verbindingen soms verloren gaan. Elk spinnenweb vormt
een eigen uniek patroon, zie figuur 1.12 op blz. 27
Menselijke ontwikkeling vindt plaats op de volgende niveaus:
1. Microgenetisch niveau ontwikkeling op celniveau, op het
niveau van de organen, hersenen)
2. Ontogenetisch niveau individuele ontwikkeling gedurende de
levensloop
3. Sociogenetisch niveau ontwikkeling van menselijke
gemeenschappen en culturen
4. Antropogenetisch niveau ontwikkeling van de menselijke soort
5. Fylogenetisch niveau ontwikkeling van biologische soorten
De levensloopbenadering kent de volgende belangrijke uitgangspunten:
Ontwikkeling vindt plaats gedurende het gehele leven, van
conceptie tot de dood. Je ziet veranderingen op fysiologisch, cognitief,
emotioneel, sociaal en psychologisch terrein.
Menselijke ontwikkeling is adaptief, gericht op aanpassing van het
individu aan de omgeving.
Menselijke ontwikkeling kent winsten en verliezen gedurende het
hele leven.
Bij individuen kun je zowel stabiliteit als verandering constateren
gedurende de levensloop.
De mens is een actief, plastisch organisme en heeft de capaciteit om
zijn hele leven nieuw gedrag te leren.
Het gedrag van een individu moet worden beschouwd vanuit de
context.
Ontwikkeling is de resultante van interacterende biologische,
psychologische en sociaal-culturele factoren.
, Er bestaan (grote) interindividuele verschillen in
de ontwikkelingsgerelateerde veranderingen. Hierbij is sprake
van ‘equifinality’, dat wil zeggen: er leiden vaak vele wegen naar het
eindpunt van de ontwikkeling.
Ontwikkeling is open-ended.
Samengevat: ontwikkeling is
levenslang, multidimensioneel, multidirectioneel en multigedetermineerd.
Menselijk gedrag is het resultaat van een
vijftal interdependente factoren (greenberg & Partridge, 2010):
De fylogenetische factor. Evolutionair beschikt iedere soort over
een specifiek gedragspotentieel. Het betekent overigens niet dat wij te
allen tijde gebruikmaken van deze mogelijkheden.
De ontogenetische factor. Dit verwijst naar de
ontwikkelingsstatus van het individu. Deze bepaalt in belangrijke mate
hoe hij reageert op een bepaalde prikkel.
De ervaringsfactor. De veelheid en het type ervaringen die we
gedurende de levensloop opdoen speelt een rol bij het al dan niet
vertonen van bepaald gedrag.
De culturele factor. Deze beïnvloedt ons gedrag op verschillende
manieren.
De individuele factor. Ieder individu heeft zijn eigen unieke
kenmerken, die het gedrag mede bepalen.
Een andere veelgebruikte indeling is die van Baltes, waarbij zij drie soorten
invloeden als determinanten (bepalende factor) van de levensloop
onderscheiden:
Normatieve leeftijdsgebonden invloeden: biologische en
omgevingsinvloeden die leeftijdsgebonden zijn, denk aan
rijpingsprocessen. Je spreekt van normatieve leeftijdsgebonden
invloeden, omdat ze ongeveer gelijktijdig voorkomen voor een aantal
individuen in dezelfde cultuur in deze leeftijdsgroep.
Normatief historisch gebonden invloeden: biologische en
omgevingsdeterminanten die gekoppeld zijn aan de maatschappelijke
situatie in de historische tijd. Deze zijn normatief in die zin dat de
meeste leden van een bepaalde generatie ermee te maken krijgen,
zoals epidemieën, economische depressies, etc.
Niet-normatieve invloeden: biologische en
omgevingsdeterminanten die niet typisch zijn voor een
bepaald historisch tijdvak en een bepaalde leeftijdsgroep. Deze
determinanten zijn sterk persoonsgebonden, voorbeelden zijn ziekte,
ongeluk, scheiding, etc.
In het schema hieronder zie je dat de verschillende invloeden niet op alle
leeftijden even belangrijk zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dvsoelen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.