Samenvatting
kennistoets minor
Neurorevalidatie
Maud Lammersen
2021
,Inhoudsopgave
Neurorevalidatie.....................................................................................................................................2
Hoofdstuk 2: Neurowetenschappelijke concepten.............................................................................2
Hoofdstuk 3: Plasticiteit......................................................................................................................5
Hoofdstuk 4: Herstelvermogen van het zenuwstelsel........................................................................8
Hoofdstuk 8: De empirische cyclus in de praktijk: moeite met aankleden.......................................16
Hoofdstuk 9: De therapeutische situatie: meer dan therapie alleen................................................17
Hoofdstuk 10: Het therapeutisch repertoire: welke strategie voor wie en waarom?......................22
Klinische neurologie.............................................................................................................................29
Hoofdstuk 2: Het neurologische consult...........................................................................................29
Hoofdstuk 4: Kracht en gevoel..........................................................................................................30
Hoofdstuk 8: De hogere cerebrale functies......................................................................................34
Hoofdstuk 11: Het cerebrovasculaire systeem.................................................................................38
Hoofdstuk 17: Herseninfarct en hersenbloeding..............................................................................41
Hoofdstuk 19: Veranderd bewustzijn...............................................................................................45
Hoofdstuk 20: Traumatisch hoofd/hersenletsel...............................................................................48
Hoofdstuk 24: Multiple sclerose en aanverwante aandoeningen....................................................51
Hoofdstuk 26: Spinocerebellaire aandoeningen...............................................................................54
Neuropsychologie.................................................................................................................................62
Hoofdstuk 7: Afasieën/taalstoornissen.............................................................................................62
Hoofdstuk 8: Neglect en aanverwante stoornissen..........................................................................74
Hoofdstuk 9: Apraxieën....................................................................................................................80
Hoofdstuk 10: Agnosieën..................................................................................................................87
Hoofdstuk 11: Amnesieën................................................................................................................91
Hoofdstuk 12: Veranderingen van stemming, gedrag en persoonlijkheid........................................95
1
,Neurorevalidatie
Hoofdstukken: 2,3,4,8,9,10.
Hoofdstuk 2: Neurowetenschappelijke concepten
Multipele representatie: functies zijn op meerdere plaatsen tegelijk in de hersenen
vertegenwoordigd.
Hiërarchische niveaus in het zenuwstelstel: het fylogenetische model. De fylogenetisch jonge
systemen houden de oude ‘in het gareel’. Archi-, paleo- en neoniveaus voor respectievelijk arousal,
emotie en cognitie.
‘Bij een gelokaliseerde laesie in de hersenen is bijna nooit een functie in zijn geheel uitgevallen. Er
is altijd een soort ‘resterende mogelijkheid’ die met het niet-beschadigde niveau te maken heeft’.
= connectoom: Verbindingsnetwerk, bestaande uit knooppunten en onderlinge verbindingen. Dit
netwerkconcept heeft enkele consequenties:
1. Knooppunten zijn onderling verbonden en beïnvloeden elkaar;
2. Door een leasie in het ene knooppunt kan ook een ander knooppunt uitvallen (= schock,
diaschisis);
3. Wanneer een bepaald knooppunt ‘getraind’ wordt, kunnen ook andere vaardigheden
respectievelijk netwerken daar baat bij hebben.
4. Bij een leasie in een neuraal netwerk is een functie nooit in zijn geheel verdwenen; er zijn
resterende mogelijkheden. Het netwerk kan gereorganiseerd worden of er kunnen zich
omwegen vormen (neurale reorganisatie, rerouting);
5. Bij laesies van de witte stof (de verbindingen) wordt het functioneren van het netwerk als
geheel verstoord.
In de hersenen wordt dit ‘samenspel’ mogelijk gemaakt door associatiebanen (witte stof,
subcorticaal) die knooppunten met elkaar verbinden. Dit is ook de reden dat het menselijk
functioneren ingrijpend verstoord kan raken door subcorticale laesies (waarbij witte stof beschadigd
is (MS of dementie)). Uitgebreide laesies van witte stof bemoeilijken het vinden van omwegen.
Ensembles = verbuigingen
Re-afferentie: iedere zinvolle en doelgerichte beweging heeft haar obligate sensorische gevolgen.
Motoriek en sensoriek zijn onlosmakelijk verbonden. Gaan bijna altijd samen.
Plasticiteit van de hersenen maakt het mogelijk nieuwe sensomotorische koppelingen te leggen en
sensorische gebieden in te schakelen die voorheen geen rol speelden.
- ‘de eigenschappen van neuronen kunnen fundamenteel veranderen en de activiteit van
neuronengroepen kunnen via leerprocessen aan nieuwe spiergroepen gekoppeld worden’.
Homunculus: de projectie van het menselijk lichaam in het smalle stripje van de gyrus precentralis
(primair motorische schors) en geheel parallel daaraan in de gyrus postcentralis (primaire
somatosensorische schors).
Bij het aanleren van nieuwe motorische vaardigheden worden vooral gebieden geactiveerd in de
prefrontale-, premotorische schors en het cerebellum.
- Prefrontale schors wordt bij een nieuwe/ongewone handeling ALTIJD ingezet.
Neurale efficiëntie: hoe meer een handeling iemand ‘eigen’ wordt, hoe minder hersenactiviteit er
nodig is. Dit fenomeen wordt neurale efficiëntie genoemd.
- Minder cortex;
- Minder prefrontale schors;
- Minder cerebellum;
- Minder rechter, meer linker hemisfeer.
o Rechter hemisfeer: betrokken bij het exploreren van nieuwe situaties.
o Linker hemisfeer: betrokken bij het vastleggen van regels en routines.
Cerebellum betrokken bij:
2
, - Het aanleren van nieuwe vaardigheden;
- Het aanleren en verfijnen van cognitieve functies, onder andere taal en redeneren, alsook
het reguleren van emoties.
- Delen van het cerebellum worden geactiveerd bij sensorische stimulatie. Opvallend is de
activatie bij pijn Heeft te maken met de automatische aanpassing van de motoriek.
- Speelt vooral een rol bij het op elkaar afstemmen van sensoriek en motoriek.
Visuomotoriek: koppeling tussen de motoriek en het zien. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in:
1. Het visuele WAT-systeem:
- Wanneer wij een voorwerp zien proberen we erachter te komen wat het is.
- Dit soort visuele informatieverwerking verloopt via een ventrale route: van de occipitale
schors naar de lobus temporalis.
- Hierdoor leer je te snappen en te onthouden.
2. Het visuele WAAR-systeem:
- Wij kunnen onze motoriek aanpassen doordat wij waarnemen waar zich objecten bevinden:
het vangen van een bal etc.
- Dit soort visuele informatieverwerking verloopt via een dorsale route: van occipitaal naar
pariëtaal.
- Bij laesies in dit systeem zijn de ruimtelijke aspecten van het handelen gestoord.
3. Het visuele HOE-systeem:
- Een systeem dat een waargenomen object kan ‘vertalen’ in een adequate grijpbeweging.
- Dit soort visuele informatieverwerking is een corticaal, maar zeer automatisch
functionerend systeem.
Deze drie bovenstaande systemen kunnen afzonderlijk van elkaar aangedaan zijn:
- Optische ataxie: iemand is de automatische afstemming kwijt. Grijpen verkeerd naar een
voorwerp. HOE-systeem.
- Visuele agnosie: voorwerpen niet herkennen. WAT-systeem.
Imitatie: nadoen van handelingen Vaak kunnen dementiepatiënten nog middels deze manier
leren. In de hersenen bestaat een soort ‘shunt’ tussen het zien van een handeling en het zelf
verrichten van die handeling: spiegelneuronensysteem.
Audiomotoriek systeem erg belangrijk voor blinden. Middels geluiden weten wat het is, waar het is
en hoe er op gereageerd moet worden.
Handelingen intern uitgelokt Honger, dorst etc. Mediale schors.
Handelingen extern uitgelokt Startschot, verkeer etc. laterale schors.
Uit recent beeldvormend onderzoek is gebleken dat neurale systemen voor spontane motoriek in
de hersenen meer ‘mediaal’ en de systemen voor reactieve motoriek meer ‘lateraal’ gelokaliseerd
zijn.
- Bij het mediale motorische systeem is de supplementaire motorische schors en het
limbische systeem betrokken.
- Spontane motoriek heeft vaak een emotionele oorsprong.
- Laterale systeem speelt vooral de cortex een rol: situatie wordt geanalyseerd en begrepen,
het handelen is meer reactief en situatief bepaald.
Men moet beseffen dat patiënten met meer laterale corticale laesies vaak moeite hebben met het
adequaat inspelen op omgevingsprikkels, bijvoorbeeld lopen/rolstoel rijden in een drukke gang. In
een rustige omgeving, waar zij hun bewegingen zelf kunnen initiëren zonder rekening te hoeven
houden met externe prikkels, functioneren zij veel beter.
Bijna altijd is een beweging een onderdeel van een reeks. veelvoorkomende reeksen worden
gekoppeld opgeslagen in een automatisch werkend procedureel geheugen. Tijdens het leerproces
worden als het ware brokjes ‘chunks’ samengevoegd tot een keten ‘chaining’.
- Hierbij spelen: premotorische schors, supplementair motorische schors, striatum en
cerebellum een rol.
o Door de vorming van reeksen en de daarbij optredende automatisering wordt de
bewuste aandacht geleidelijk losgekoppeld van de bewegingsfragmenten en kan
daarmee meer op het doel gericht worden.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maudlammersen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.