Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties
Lesaantekeningen van het vak Financieel Management 2 met alles stof die tijdens de lessen is behandeld, inclusief alle formules. Bevat hoofdstuk 4 t/m 7 van het boek Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties 7e druk, ISBN 0083.
Week 1 Kosten en uitgaven (hoofdstuk 4 goed leren voor tt)
Uitgaven = betaalmoment (boodschappen).
Kosten = hebben betrekking op een bepaalde periode (salaris).
Afschrijvingen zijn kosten, maar geen uitgaven.
Aflossingen zijn uitgaven, maar geen kosten.
Meeste posten zijn beide.
Kosten van grond- en hulpstoffen
Grondstoffen = vind je terug in eindproduct (ingrediënten).
Hulpstoffen = bijvoorbeeld stroom om een brood te bakken.
Afval = ontstaat tijdens productieproces.
Uitval = producten die niet voldoen aan de kwaliteitseisen, ontstaan na productieproces.
Voor het berekenen van kosten ga je uit van bruto kosten (dus inclusief afval en grondstoffen ed.)
Kosten d.p.m.
Duurzaam productiemiddel = gaat langer dan 1 jaar mee. Bestaat uit: afschrijvingskosten,
complementaire kosten (aanvullende kosten), vermogenskosten.
Levensduur d.p.m. kan uitgedrukt worden in:
Absoluut technische levensduur > doet het niet meer.
Relatieve technische levensduur > kan gewenste hoeveelheid niet meer produceren.
Economische levensduur > kosten p.p. het laagst.
Vaste kosten = constante kosten (C) = kosten die je altijd hebt, veranderd niet (huur, lening,
medewerkers in vaste dienst).
Variabele kosten (V) = kosten afhankelijk van productie (energie, loonkosten productiewerk > kosten
per product.
1. Progressief variabele kosten = kosten gaan omhoog, worden duurder naarmate meer
geproduceerd wordt (maatwerk).
2. Degressief variabele kosten = minder kosten bij meer productie.
3. Proportioneel variabele kosten = kosten blijven gelijk (homogeen).
Proportioneel integrale kostprijs = ( C / N ) + ( V / W )
C = Totale constante kosten (vaste kosten)
N = Normale productie (gemiddelde)
V = Totale variabele kosten
W = Verwachte of werkelijke productie
, Uitkomst C / N = Vaste kosten per product
Uitkomst V / W = Variabele kosten per product > uitkomst kan al in de tekst staan.
Progressieve of degressieve integrale kostprijs = ( C / N ) + ( V / N )
Eerst kijken om welke variabele kosten het gaat.
Oorzaken rationele overcapaciteit:
Technische ondeelbaarheid van machines.
Seizoensinvloeden.
Reserve (vb. bij stilstand machine).
Rationele (over)capaciteit
Stap 1: rationele capaciteit berekenen:
Bereken de productie per maand/kwartaal.
In welke maand/kwartaal wordt het meest geproduceerd?
Uitgangspunt = productie hoogseizoen.
Productie hoogseizoen + reserve = benodigde capaciteit (evt. x 4 of x 12).
Rationele capaciteit = de machine die de benodigde capaciteit tenminste kan produceren.
Stap 3: rationele overcapaciteit splitsen naar oorzaken:
Overcapaciteit seizoenen per jaar.
(productie hoogseizoen x 4 of 12) – normale productie p.j.
Reservecapaciteit per jaar.
(% van productie hoogseizoen) x 4 of 12.
Technische ondeelbaarheid per jaar.
(rationele capaciteit – benodigde productie) x 4 of 12.
Controle: a + b + c = rationele overcapaciteit (= stap 2).
Week 4 Hoofdstuk 6
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AniekHvng. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.