100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Basiskennis van het beroep deel 1a $3.77
Add to cart

Class notes

Basiskennis van het beroep deel 1a

2 reviews
 103 views  8 purchases
  • Course
  • Institution

College aantekeningen basiskennis van het beroep deel 1a

Preview 4 out of 45  pages

  • March 29, 2021
  • 45
  • 2020/2021
  • Class notes
  • Wilczak
  • All classes

2  reviews

review-writer-avatar

By: nvankeimpema • 1 year ago

review-writer-avatar

By: wesseldeboer87 • 2 year ago

avatar-seller
Tentamen Basiskennis deel 1
College 1
Anatomie = Bestuderen van de interne en externe structuur van organen.
Relaties tussen de verschillende organen.

Fysiologie = Bestuderen functie van de organen.
Organisatieniveaus
- Chemisch (moleculair)
- Cellulair
- Weefsels → Bestaan uit meerdere cellen
- Orgaan
- Orgaanstelsel
- Organisme
Homeostase = De regeling van het evenwicht in het lichaam. Zorgt dat het inwendige milieu stabiel
blijft. Wanneer dit faalt: Dan kunnen symptomen optreden en aanleiding zijn voor het slecht
functioneren van een stelsel.
Negatieve feedback = Aanpassen tot een normale status.
Positieve feedback = De stimulus produceert een reactie die de stimulus versterkt.

Anatomische positie
= Armen langs het lichaam, handpalmen naar voren, voeten naast elkaar
Supine = Rugligging
Prone = Buikligging

Anatomische doorsnede




Anatomische richtingen
- Anterior: Organen die zich aan de voorkant van het lichaam bevinden.
- Posterior: Organen aan de kant van de rug.
- Superior: Postie van organen boven dat van andere organen.
- Inferior: Positie van organen onder dat van andere organen.
- Lateraal: Orgaan is meer aan de zijkant.
- Mediaal: Orgaan ligt in het midden.
- Proximaal: Lichaamsdeel wijst naar het lichaam
o Vb. heupgewricht ligt proximaal van de knie.
- Distaal: Lichaamsdeel wijst af van het lichaam
- Craniaal: Lichaamsdeel wijst naar de schedel
- Caudiaal: Lichaamsdeel wijst naar de staart




1

,Plasmamembraam= een soort vliesje dat ervoor zorgt dat inhoud behouden blijft. Het inwendige
milieu van de cel wordt gehandhaafd.
Bestaat uit twee lagen fosfolipiden (Fosfaten en vetten).
- Kanaaleiwitten <> transport van elektrolyten (= geladen deeltjes)
- Receptor eiwitten: Herkennen en binden van extracellulaire stoffen.
1 fosfolipide laag: Bestaat uit kop (hydrofiel; houdt van water) en staart (hydrofoob; vetten
afstotend)
Intracellulair = Alles in de cel
Extracellulair = alles buiten de cel

Cytosol = vloeistof in de cel
Cytoplasma = Vloeistof in de cel en celorganellen.
Exocytose = het proces waarbij een cel stoffen afgeeft aan of afscheidt naar de celmembraan of het
extracellulaire milieu. De af te scheiden stoffen zijn onder andere proteïnen en lipiden. Dit proces
loopt via organellen.
Celorganellen
- Mitochondriën
= Verantwoordelijk voor de ademhaling in de cel.
Glucose → aanwezigheid van zuurstof → cel brandstof (ATP)
Veel mitochondriën worden gevonden waar veel energie nodig is (lever, skeletspieren,
sperma, hartspierweefsel).
- Ribosomen
Dit zijn korrels in het cytosol en hierin worden eiwitten gemaakt uit aminozuren.
o Enzymen: Versnellen biologische en chemische reacties in de cel
o Hormonen
o Signaaleiwitten: neurotransmitters (worden gemaakt in de hersenen)
o Functionele eiwitten. Worden alleen gemaakt in de ribosomen die zich ter hoogte
van de huid bevinden.
o Transporteiwitten. Worden vooral gemaakt in de milt, lever of beenmerg.
- Endoplasmatische reticulum
= Een organel in het cytoplasma. Bevat uiteindelijk de belangrijkste ribosomen
o Ruw uitzicht/bedekt met ribosomen : RER
RER: Aanmaak van eiwitten en hormonen. Deze eiwitten en hormonen zijn bestemd voor het
extracellulaire milieu. Via exocytose naar het extracellulaire milieu getransporteerd.
o Glad uitzicht: Smooth of SER
SER: Aanmaak van lipiden of vetten en steroïde hormonen. Ontgiften van farmaca en veel
SER wordt gevonden in de lever.

- Golgiapparaat
➔ Staat in verbinding met ER. In het golgi-apparaat wordt alles verpakt. Deze worden
verpakt in blaasjes, en deze bevatten een membraam.
Het membraam van de blaasjes kunnen versmelten met het membraam van een cel, om
uiteindelijk de stoffen af te geven aan het extracellulaire milieu.
- Lysosomen
= Blaasjes in de cel die verteringsenzymen bevat (vooral in het darmkanaal of lever).
Verteringsenzymen in een gezonde cel breken grote moleculen af.
o Glycogeen wordt afgebroken tot glucose
o Eiwitten worden afgebroken tot aminozuren
o Kunnen lichaamsvreemde stoffen afbreken
Katabolisme = Afbraak van grote naar kleinere moleculen.
Fagocytose = Cellen afbreken die geïnfecteerd zijn met bacteriën, virussen, parasieten.


2

, - Cytoskelet
= Kleine vezeltjes die zich bevingen op het celmembraan. Bedekken het oppervlak van de cel.
o Dunne darm is bedekt met microvilli
▪ Vergroten het contactoppervlak <> Betere opname voedingsstoffen
o Cellen van de luchtwegen zijn bedekt met cilia
▪ Trilhaartjes <> slijm afvoeren
o Spermacellen bevatten flagella (zweepachtige uitstulpingen)
▪ Snelheid van beweging
- Celkern
Elk lichaamscel bevat een celkern. M.u.v. de rode bloedcel. Dit omdat de rode bloedcel maar
1 taak heeft en dat is het vervoeren van zuurstof.
o Celkern bevat het genetische materiaal (DNA)
o Omgeven door een kernmembraan met poriën
o Transport van kernmateriaal door cytoplasma

DNA → bevindt zich in de celkern
- 23 paar chromosomen in de somatische cellen
- 23 paar chromosomen in de geslachtscellen
De kern bevat DNA, de genetische instructie in de chromosomen. Deze geven instructies aan hoe de
eiwitten moeten worden gevormd. Deze bepalen de structuur en functie van de cel.


College 2
Celdeling: Cellen moeten onderhouden en vervangen worden.
Moedercel → twee identieke dochtercellen. Deling van cytoplasma en celkern.
- Cellen die altijd delen: Maag, botcellen en levercellen
- Cellen die soms delen: Bij verwonding of ziektes
- Cellen die niet delen: Zenuwcellen, skeletspiercellen, rode bloedcellen (geen celkern)
Mitose = Lichaamscellen die delen
Meiose = Geslachtscellen die delen

Levenscyclus van de cel
1. Interfase = DNA replicatie. De celorganellen en kernmateriaal moet worden
verdubbeld.
2. Mitose = Chromosomen worden naar de uiteinden gegroepeerd
3. Cytokinese = Moedercel splitst zich

Apoptose = Geprogrammeerde celdood. Zit in elke cel om geïnfecteerde cellen, kankercellen of
afwijkende cellen te doden.
Differentiatie = Specifieke functie van de lichaamscel. Uitschakeling van welbepaalde chromosomen.

Carcinogenese = Kwaadaardige tumorvorming.
Ontstaat door ontregelde celdeling en apoptose.
➔ Mutaties in het DNA (ongecontroleerde celgroei of deling).
Genen die cellen tot kankercellen transformeren zijn oncogenen en tumor suppressorgenen.

Oncogenen = Abnormale genen waarbij het DNA blijvend beschadigd is.
Deze worden geactiveerd door een virus
o Verstoorde celgroei
o Ongecontroleerde celdeling
o Uitblijven van apoptose.


3

, Tumor suppressorgenen = Onderdrukken de vorming van maligne cellen.
Maligne cellen = kwaadaardige cellen

Verschillen goedaardig en kwaadaardige tumoren.


Maligne = kwaadaardig
Benigne = goedaardig

Infiltratie = groei naar omliggende
weefsels

Necrose = afsterven van weefsels




Metastasering = uitzaaien van kwaadaardige kanker.
- Lymfogene metastasering
o Via de lymfebanen
o In de lymfeklieren
o Schildwachtklier = Daar waar de 1e kankercellen gevonden worden
- Hematogene metastasering
o Via de bloedvaten en bloedbaan
o Dormant metastase (slapende tumorcellen)
o Veneuze systeem




Tumormarkers

Ovaria = eierstok

Colon = dikke darm

HCG= zwangerschap
hormoon




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller xBiboxx. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.77  8x  sold
  • (2)
Add to cart
Added