Hallo, wil jij jezelf optimaal voorbereiden op het eindexamen Geschieden en zit jij in het 4e jaar van TL of doe je een ander niveau? hierbij heb ik een hele samenvatting gemaakt die ik zelf ga gebruiken om mijzelf voor te bereiden op het eindexamen Geschiedenis.
Ik heb in deze samenvatting voo...
Aantekening Hoofdstuk 1 ‘Nederland van 1848 tot 1914’ (Staatsinrichting)
• ‘ Een nieuwe grondwet’
Constitutie = grondwet
Staten-Generaal = Eerste Kamer + Tweede Kamer = Parlement = Volksvertegenwoordiging
1848 (!) is een onrustig jaar in Europa. Burgers eisen meer inspraak in het bestuur van hun land. Frankrijk
verandert van een monarchie in een republiek, nadat het volk de koning afzet.
In Nederland wordt koning Willem II hierdoor onrustig. Hij beslist alles zelf, het parlement en de
ministers willen hierin verandering. De liberalen, rijke burgers, willen een nieuwe grondwet met meer
macht voor de burgers en minder voor de koning. Deze grondwet komt er in 1848 via de liberaal
Thorbecke, waarmee Nederland een constitutionele monarchie is: iedereen (ook de koning) dient zich
aan de grondwet te houden. In Thorbecke’s grondwet staat dat Nederland een parlementaire
democratie is. Nederlandse burgers bepalen daarin wie de macht heeft door volksvertegenwoordigers
voor in het parlement te kiezen. De koning is veel macht kwijt, het parlement heeft de macht. De
ministers krijgen hiermee ministeriële verantwoordelijkheid (verantwoordelijk voor het gedrag van de
koning). De koning wordt onschendbaar (niemand kan hem politiek gezien iets maken). Willem III wilde
dit allemaal terugdraaien, maar dat lukte hem niet.
De macht in Nederland is in 3 stukken opgedeeld. Zo kan nooit iemand teveel macht krijgen:
* Wetgevende macht (wetten maken en veranderen): parlement
* Uitvoerende macht (wetten uitvoeren): regering
* Rechterlijke macht (mensen straffen die zich niet aan de wetten houden): rechters
Binnen een parlementaire democratie controleert een parlement (de Eerste Kamer en Tweede Kamer
samen) de regering. De burgers in een land kiezen de leden van de Tweede Kamer. Thorbecke vond dat
alleen rijke, verstandige en goed opgeleide burgers hiertoe in staat waren. Daarom mocht je alleen
stemmen als je genoeg belasting betaalde (censuskiesrecht). Nu hebben we algemeen kiesrecht.
Op lokaal niveau kiezen burgers nu ook de leden van gemeenteraad in een stad. Ook mogen zij de leden
van de Provinciale Staten kiezen voor de provincie. Deze volksvertegenwoordigers kiezen op hun beurt
weer de leden van de Eerste Kamer. Deze worden dus indirect gekozen. De leden van de Tweede Kamer
worden direct gekozen door de burgers.
Om de burgers in een land tegen de macht van de overheid te beschermen kwamen er in de grondwet
van 1848 zogenaamde klassieke grondrechten:
• Vrijheid van godsdienst (eigen geloof hebben)
• Vrijheid van meningsuiting (eigen mening mogen uiten)
• Vrijheid van drukpers (eigen mening mogen schrijven en verspreiden)
• Vrijheid van vereniging en vergadering (mogen organiseren en samenkomen)
• Vrijheid van onderwijs (zelf een goede school beginnen)
Nieuwe wetten mogen niet in strijd zijn met deze grondrechten.
Het parlement (Eerste en Tweede Kamer samen) heeft de volgende rechten om haar 2 taken (wetten
maken en wetten goedkeuren) uit te voeren:
, • Enquête: een groot onderzoek instellen.
• Interpellatie: vragen stellen aan een ministers.
• Budgetrecht: goedkeuring van een begroting.
De Tweede Kamer heeft nog 2 extra rechten:
• Amendement: wijziging aanbrengen in een wet.
• Initiatief: zelf met een wetsvoorstel komen.
De regering komt voort uit een samenwerking van politieke partijen die veel stemmen hebben gehaald
bij de verkiezingen (om de 4 jaar). Partijen die wel willen samenwerken zodat ze altijd een meerderheid
van stemmen in de Tweede Kamer hebben vormen samen de regering (coalitie) en de partijen die
overblijven de oppositie.
De Luxemburgse kwestie:
Ooit was koning Willem III ook baas van Luxemburg. Dit gebied hoorde echter bij de Duitse Bond
(=samenwerking van Duitse gebieden voordat Duitsland bestond). Willem III wilde het wel verkopen aan
Frankrijk. De Duitse gebieden wilde hem daarop de oorlog verklaren. Het liep goed af.
Maar: Willem III en zijn ministers (regering) hadden geen toestemming aan het parlement gevraagd voor
de plannen. Het parlement wilde dat zij allemaal aftraden. De koning was echter onschendbaar. De
ministers wilden ook niet weg. Het parlement besloot alle financiële plannen van de regering af te
keuren. Regeren werd onmogelijk. De ministers stapten op. Vanaf dat moment treedt een regering af
wanneer het parlement dit wil.
• ‘Werken en wonen’
In de tweede helft van de 19e eeuw kwamen er in ons land steeds meer fabrieken (industrialisatie). De
arbeiders maakten lange dagen en werkten voor weinig geld. Er waren geen wetten die hen
beschermden. Ook hun huizen en hygiëne waren slecht. Deze situatie is de sociale kwestie. Er kwamen in
de loop van de 19e eeuw voorzichtig wat sociale wetten, zoals het Kinderwetje van Van Houten, de
Armenwet, de Woningwet en de Ongevallenwet.
Op een bepaald moment kwamen er vakbonden. Hierin werkten arbeiders samen om meer rechten te
krijgen bij een fabrikant. In deze tijd komt Karl Marx met zijn idee van het communisme, waarin er geen
particulier bezit is en iedereen gelijk is. Dit moet via een revolutie. Andere mensen vonden dit te ver
gaan en wilden dat de rijken meer belasting gingen betalen om de ongelijkheid af te laten nemen. Zij
werden sociaaldemocraten genoemd. Beide groepen samen heten: socialisten.
Een bekende sociaaldemocraat is Pieter Jelles Troelstra. Hij was leider van de Sociaal Democratische
Arbeiders Partij: de SDAP (verwar dit a.u.b. niet met Hitler’s NSDAP!). Hij pleitte voor Algemeen
Kiesrecht, zodat er meer socialisten in de Tweede Kamer konden komen.
In 1887 werd de grondwet van Thorbecke aangepast. Het Caoutchouc-artikel werd ingevoerd. Hiermee
werd vastgesteld dat alle mannen die ‘geschikt’ waren mochten stemmen. Dat is natuurlijk vaag en zo
kon het dat het kiesrecht steeds verder werd uitgebreid, naar bijvoorbeeld iedere man met een
middelbare schooldiploma.
1.3 ‘Een verzuilde samenleving’
Vrijwel alle mensen in Nederland waren in de 19 e eeuw Christelijk. De meeste van hen waren
Protestants. Tot de grondwet van Thorbecke werden de Katholieken in ons land achtergesteld. Zij
mochten bijv. niet voor de overheid werken. In de nieuwe grondwet stond dat alle mensen gelijk waren.
Maar in de praktijk merketen de Katholieken daar niets van. Ze kwamen via hun leider Herman
Schaepman (RKSP) op voor een betere positie in de samenleving (emancipatie). Via de politiek zoekt hij
, de samenwerking met de Protestantse leider Abraham Kuyper (ARP). De ARP was de eerste politieke
partij van Nederland in 1878. De aanhangers van Kuyper worden ‘de kleine luyden’ genoemd. Zij waren
vaak niet heel arm, maar verdienden te weinig om te kunnen stemmen. Samen worden de Katholieken
en Protestanten de Confessionelen genoemd. Zij streden samen in de Tweede Kamer tegen de
Socialisten. Zij vonden dat de socialisten alleen maar verdeeldheid tussen werkgevers en vakbonden
creëerden. De Confessionelen stelden dat de overheid meer voor de arbeiders moest doen, met het
geloof als basis. In de grondwet van Thorbecke stond dat de overheid de openbare scholen betaalt. Er
waren echter ook scholen met het geloof als basis (bijzondere scholen). Deze kregen geen geld. In de
politiek streden de Confessionelen voor dit recht (Schoolstrijd). De Liberalen waren toen echter zwaar in
de meerderheid en werkten hier niet aan mee. De Liberalen zagen wel dat andere groepen (‘zuilen’) zich
gingen organiseren in politieke partijen. Dit gingen zij nu ook doen in de Liberale Unie.
Niet alleen de politiek was verzuild. Ook de Nederlandse samenleving. Deze was verdeeld in:
- Liberalen
- Socialisten
- Protestanten (confessioneel)
- Katholieken (confessioneel)
Er was weinig contact tussen mensen uit de verschillende groepen. Ieder had zijn eigen verenigingen,
scholen, kranten en winkels.
1.4 ‘Gelijke rechten voor iedereen’?
Een groep rijkere vrouwen wilden de positie (emancipatie) van vrouwen in de 19 e eeuw verbeteren.
Vrouwen mochten niet stemmen, hoger onderwijs volgen en alleen een man kon een echtscheiding
aanvragen. Deze Feministen richtten daarom de VVVK (Vereniging Voor VrouwenKiesrecht) op. Hun
voorzitters waren Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs. Aletta was ook de eerste vrouwelijke arts in
Nederland. De opkomst van de feministen is de Eerste Feministische Golf.
De Nederlandse politiek was verdeeld door de zuilen. Twee grote problemen bleven steeds terugkomen:
het algemeen kiesrecht en de schoolstrijd. Voor algemeen kiesrecht werkten socialisten en de
confessionelen samen. De schoolstrijd was de strijd van confessionelen om geld voor hun bijzondere
scholen (met het geloof) te krijgen.
In 1917 werd alle problemen op politiek niveau opgelost. Dit heet de Pacificatie van 1917:
- Mannen kregen algemeen actief kiesrecht.
- Vrouwen kregen passief kiesrecht.
- Er kwam geld voor de bijzondere scholen.
- Het districtenstelsel werd ingeruild voor Evenredige vertegenwoordiging.
Vrouwen kregen in 1919 alsnog actief kiesrecht.
Aantekening Hoofdstuk 2 ‘ De Eerste Wereldoorlog’
2.1 ‘ Spanningen in Europa’
Hoe ontstond de Eerste Wereldoorlog? (1914-1918)
Oorzaak 1: Modern Imperialisme: zo veel mogelijk koloniën.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gido92. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.