VOLLEDIGE (ALLE HOOFDSTUKKEN) MAW 4&5 HAVO SAMENVATTING!
21 views 0 purchase
Course
Maatschappijwetenschappen
Level
HAVO
Book
Examenbundel havo Maatschappijwetenschappen 2020/2021
In deze samenvattingen worden alle hoofdstukken van de (paarse) boeken deel 1 & 2 heel overzichtelijk uitgebreid samengevat.
Korte beschrijving inhoud:
- Hoofdstukken met hetzelfde onderwerp worden bij elkaar gevoegd,
zodat je alle onderwerpen bij elkaar hebt;
- alle hoofd- en kernco...
Hoofdstuk 1: de samenleving en ik
Enculturatie= de socialisatie die plaats vindt vanaf je geboorte.
(Wat leren jouw ouders je aan?)
Internaliseren= cultuur eigen maken.
Natuurwetten= wetten die wetmatigheden in de natuur beschrijven.
Participatief= kinderen meer betrekken bij hun (minder strenge) opvoedingsstijl.
(positieve sancties van ouders)
Opvoeding= als kinderen de waarden en normen van ouders overnemen.
Referentiekader (sociale bril)= geheel van kennis, ideeën, ervaringen en
overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt.
(Je referentiekader bepaalt hoe je naar de wereld
kijkt en hoe je handelt.)
Repressief= strenge opvoedingsstijl (meestal negatieve sancties (straf) van ouders).
Sociale identiteit= het deel van iemands identiteit dat past bij de groepen waar je
deel van uitmaakt. (Wij gevoel)
Socialisatoren= de mensen die een cultuur overdragen: ouders, overheid, school,
vrienden etc.
Kernconcepten
Acculturatie= Het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen
daaruit dan waarin is opgegroeid.
Identiteit= het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen
voorhoudt en het beeld dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt
voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid zijn perceptie (waarneming)
over groepen en waar hij juist wel of niet deel van uitmaakt.
(https://youtu.be/JFnu2uOnno0)
Socialisatie= het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de
groepen en de samenleving waar de mensen toe behoren.
Het proces bestaat uit: opvoeding, opleiding en andere vormen van
(Het gaat dus om vorming.) omgang met anderen.
Politieke socialisatie= het proces van van overdracht en verwerving van de
politieke cultuur (en opvattingen) van de groepen en
samenleving waar mensen toe behoren.
Het proces bestaat uit: opvoeding, opleiding en andere
vormen van omgang met anderen.
Theorie
Het proces van socialisatie
Dit vindt plaats waar mensen met elkaar omgaan.
Proces van verwerving
Ingezoomd op het individu zelf en hoe deze het gedrag van een groep/samenleving
overneemt (Internalisatie)
Proces van overdracht
De invloed van socialisatoren op het individu: media, ouders, overheid of school.
Van wie leer jij je te gedragen zoals je wordt verwacht?
Politieke socialisatie
❖ Wie bekijkt jouw kijk op de politiek?
❖ Welke factoren spelen er bij?
1
, Maatschappijwetenschappen (5 Havo)
Drie aspecten van identiteit
1) Persoonlijke identiteit (zelfbeeld)
Ik ben/heb…
2) Sociale identiteit (groepsidentificatie; de mate waarin je jezelf vereenzelvigd
Ik ben… met een groep)
Identiteit versterken of botsen met het eerste aspect (aanpassen of verlaten)
3) Collectieve identiteit (beeld dat een samenleving heeft van een bepaalde
zij zijn../ alle… zijn… groep en blijvend kenmerkend vindt voor die groep)
(Kan botsen ben aspect 1)
Tegendraads
✔ Uitzonderingen op de regel (bevestigen dat er waarschijnlijkheden zijn;
✔ Groepen kunnen tegendraads gedrag vertonen én aanleren;
✔ Meestal leidt opvoeding niet tot tegendraads gedrag.
✔ Gedrag is niet altijd voorspelbaar.
Onderzoeksbegrippen
Afhankelijke variabele (effect- gevolgvariabele)= de variabele die je wilt meten;
(niet vaststaand).
Conceptueel model= schema met de te onderzoeken variabelen waarbij je de
veronderstelde relatie kunt aflezen.
(Pijltjes en hokjes; links onafhankelijk en rechts
afhankelijk.)
Hypothese= een toetsbaar idee verwachting over de werkelijkheid.
(na een onderzoek wordt het aangenomen of verworpen.)
Interveniërende variabele= variabele dat tegelijk afhankelijke en onafhankelijk is.
Onafhankelijke variabele (oorzaak)= - vaststaande variabele in het onderzoek;
- niet afhankelijke van andere variabele;
- verklaart of voorspelt (deels) de afhankelijke
variabele.
Onderzoeksvraag= in hoeverre….?
Kans= de waarschijnlijkheid dat een bepaalde gebeurtenis zou optreden.
Variabele= een kenmerk van een actor of samenleving en kan variëren.
Onderzoek
Wetmatigheid
Natuurwetten zijn meestal niet uitzonderlijk in tegendeel tot
maatschappijwetenschappen.
Verdeeld in twee delen
1) Kans;
2) Variabelen: - Mensen (leeftijd, gewicht of IQ)
- Specifieke groepen mensen (woonplaats, inkomen of
opleidingsniveau)
- Samenleving (rijk/arm of traditioneel/ modern)
Sociale wetenschappers zoeken naar verbanden tussen variabelen.
Onderzoeken doen gebeurt via een vaste volgorde: 1) conceptuele modellen
2) hypothesen.
Wetten te maken:
Hypothesen en conceptuele modellen + aflezen van links naar rechts!
2
, Maatschappijwetenschappen (5 Havo)
Hoofdstuk 2: De samenleving en wij
Formele groep= groepen met regels die vaak op papier zijn vastgelegd of regels die
anderen makkelijk herkennen.
Formele sociale controle= mensen verwijzen vanuit hun beroep of functie om
andere op de regels te wijzen.
Ingroup= groepen waar jij bij hoort (gemeenschappelijke sociale identiteit).
Informele groep= mensen die elkaar kennen en zich emotioneel verbonden voelen.
Informele sociale controle= groepsleden wijzen elkaar p[ de waarden en normen
van de groep.
Multicausaal= veel factoren spelen tegelijkertijd en de vraag is welke werkelijk
doorslaggevend is of er toe doen.
Outgroup= groepen waar jij niet bij hoort (ontstaan vooroordelen en stereotypen uit).
Sociale cohesie= mensen voelen zich met elkaar verbonden vormen een groep.
Sociale controle= mensen anderen ertoe brengen (of dwingen) zich te houden aan
de normen van de groep.
(Formeel: via wet en regelgeving. Informeel: een
compliment.)
Stereotypen= vaststaande gegeneraliseerde beelden (beelden waar iedereen van
de groep aan voldoet)
en ideeën over een groep mensen.
Vooroordelen= vooringenomen meningen over een groep mensen (geen feiten).
Onderzoeksbegrippen
Causaliteit (causale relatie)= variabele X (afhankelijk) leidt direct tot variabele Y.
(een oorzakelijk verband tussen variabelen X en Y)
En automatisch, zonder uitzondering: ijs smelt bij +0 graden.
Correlatie= de samenhang tussen twee variabelen; voorspellingen meedoen.
(Als X verandert dan verandert Y waarschijnlijk ook. Hier zijn wel
uitzonderingen mogelijk en het is niet automatisch altijd zo dat als X
verandert Y ook verandert.
Correlatiecijfers= geven de cijfers weer van hoe groot de waarschijnlijkheid is als
variabele X verandert, dat variabele Y dat ook doet.
Indicator= de items die er voor zorgen dat variabele meetbaar zijn.
(Zorg dat je van subjectieve en objectieve variabelen indicatoren kunt geven.)
Operationaliseren= het meetbaar maken van je variabelen (indicatoren).
Sociale categorieën= mensen delen bepaalde kenmerken, maar geen
gemeenschappelijke waarden en normen (ook geen contact).
(leeftijdscategorie, man/vrouw etc.)
Kernconcept
Groepsvorming= bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen,
doordat zij elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden
en normen ontwikkelen.
3
, Maatschappijwetenschappen (5 Havo)
Theorie
De vier verschillende bindingen
1) Affectieve bindingen (emotioneel): Het gevoel dat je ergens bijhoort;
(familie, land, vrienden)
2) Cognitieve bindingen (kennis): van mensen die andere iets kunnen leren;
(Ouders, leraren, doktoren, journalisten)
3) Economische bindingen: werk en noodzakelijke goederen.
4) Politieke bindingen (collectief): onderwijs, veiligheid, verkeer of ziekenhuizen.
Oorzaken groepsvorming
Mensen passen hun gedrag aan de groepsnorm en beïnvloeden zelf ook weer
de groepsnorm.
Mensen delen iets met elkaar;
Mensen hebben gemeenschappelijke waarden en normen (kernconcept);
Mensen hebben hetzelfde belang;
Mensen hebben gelijke ervaringen;
Mensen hebben een vergelijkbare verwachting
Oorzaken om niet meer toe te behoren tot een groep
Er niet meer bijhoren: fysiek er niet meer bij kunnen horen;
Er niet bij mogen horen: sektes;
Er niet meer bij willen horen: door schandalen die rond gaan.
Wat houdt de samenleving bijeen?
Gedeelde waarden en normen
o Zorgen voor saamhorigheid;
o Worden overgedragen door socialisatie en acculturatie;
o Positief effect bij belangrijke waarden en normen.
Wederzijdse afhankelijkheid
o Eigen belang;
o Welbegrepen eigen belang: je hebt anderen nodig!
o Gevoelens van solidariteit spelen een rol.
Dwang
o Overheid of machthebber zijn wil opleggen (meestal positief);
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yuliagobel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.