Basisstof 1
Een organisme is een levend wezen.
Organismen bestaan uit planten, dieren, schimmels en bacteriën.
Organismen hebben 7 levensverschijnselen:
Ademhalen
Voeden
Afvalstoffen afscheiden
Groeien
Ontwikkelen
Reageren op prikkels
Voortplanten
Bij stofwisseling worden in je lichaam stoffen omgezet in andere stoffen.
Elk organisme heeft een levenscyclus. In de levenscyclus gaan individuen telkens dood. De
levenscyclus begint met de geboorte en eindigt met de dood.
Basisstof 2
Een orgaan is een deel van een organisme met een of meer functies. Voorbeelden van organen zijn:
lever, maag en de nieren.
Het middenrif scheidt de borstholte en de buikholte.
Een organenstelsel is een groep samenwerkende organen. Voorbeelden van organenstelsels zijn:
Bloedvatenstelsel
Verteringsstelsel
Spierstelsel
Voortplantingsstelsel
Hormoonstelsel
Zintuigenstelsel
Ademhalingsstelsel
Cellen zijn de bouwstenen van een organisme. Een orgaan bestaat uit cellen. Er zijn verschillende
soorten cellen:
Plantencel
Dierlijke cel
Schimmel cel
Bacterie cel
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie heeft een weefsel. Er zijn verschillende soorten
weefsels:
Beenweefsel
Zenuwweefsel
Bindweefsel
Spierweefsel
,Met tussencelstof liggen cellen niet direct tegen elkaar aan. Tussencelstof kan per weefsel
verschillend zijn.
Basisstof 4
Een dierlijke cel bestaat uit:
Celmembraan
Dun vlies om de cel heen
Cytoplasma
Een stroperige vloeistof die bestaat uit water en opgeloste stoffen
Celkern
De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt
Kernmembraan
Dun vlies om de celkern heen
Een plantaardige cel bestaat uit:
Celmembraan
Cytoplasma
Celkern
Kernmembraan
Vacuole(n)
Blaasjes die gevuld zijn met vocht.
Celwand
Tussencelstof die zorgt voor stevigheid
Intercellulaire ruimten
Kleine holten tussen de celwanden van cellen die tegen elkaar liggen.
Jonge plantencellen bevatten vaak meerdere kleine vacuolen. Als de cellen ouder worden, vloeien de
kleine vacuolen samen tot één grote vacuole.
In het cytoplasma kunnen korrels voorkomen. Er zijn verschillende korrels:
Bladgroenkorrels
Komen o.a. voor in de bladeren van planten. Door deze korrels worden de planten groen. In
de bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats. Hierdoor ontstaat glucose.
Kleurstofkorrels
Komen voor in cellen van bloemen en vruchten met een gele, oranje en rode kleur.
Kleurstofkorrels geven bloemen en vruchten een opvallende kleur.
Zetmeelkorrels
Deze zijn kleurloos. Ze komen o.a. voor in de cellen van aardappelen. In deze korrels is
zetmeel opgeslagen.
Basisstof 5
De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt. In de celkern bevinden zich chromosomen.
Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten.
DNA bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen.
De chromosomen komen in paren voor. De beide chromosomen van een paar zijn bijna allemaal
gelijk in grootte en vorm en bevatten de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.
De celkern van een mens bevat 46 chromosomen. Dat zijn 23 paren chromosomen per celkern.
Een chromosomenportret is wanneer de chromosomen gerangschikt zijn van een man en vrouw. Bij
een vrouw is het laatste chromosomenpaar XX en bij de man is dat XY.
Basisstof 6
,Een gewone celdeling loop als volgt:
1. Als voorbereiding op de kerndeling vormt elk chromosoom een kopie van zichzelf.
2. Spiraliseren; Dan begint de start van de kerndeling. De ketens van elk chromosoom gaan zich
oprollen als een spiraal. Hierdoor worden de chromosomen korter en dikker.
3. Kerndeling; De twee DNA ketens van elk chromosoom gaan uit elkaar. Het ene punt waarop
ze aan elkaar zitten, laat los.
4. Celdeling; Er vormt zich een celmembraan tussen de kernen van beide dochtercellen.
Daardoor wordt het cytoplasma van beide dochtercellen gescheiden.
Basisstof 7
Een biologisch onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen:
Probleemstelling
Onderzoeksvraag
Verwachting
Werkplan
Onderzoek uitvoeren
Waarnemingen verzamelen
Conclusie
Bij een biologisch onderzoek moet je altijd werken met een proefgroep en een controlegroep. De
proefgroep wordt blootgesteld aan de factor die je wilt onderzoeken, de controlegroep niet.
Om te onderzoeken of je verwachting klopt, bedenk je een werkplan. In een werkplan staat
beschreven welke proef je bij het onderzoek wilt uitvoeren en hoe je de resultaten wilt verwerken.
Voortplanting en ontwikkeling
Basisstof 1
Het voortplantingsstelsel van de man bestaat uit:
Urineblaas
Tijdelijke opslag plaats van urine
Penis
Het voortplantingsorgaan van de man
Eikel
Het gevoeligste deel van de penis
Voorhuid
Het stukje huid voor de eikel, om de eikel te beschermen
Zaadblaasje
Voegt vocht toe aan de zaadcellen.
Prostaat
Voegt vocht toe aan de zaadcellen
Zaadleider
Vervoert de zaadcellen richting de prostaat
Zwellichamen
Vullen zich met bloed bij een erectie
Urinebuis
Hierdoor gaat de urine vanuit de urinebuis naar buiten het lichaam
Bijbal
De zaadcellen worden hier tijdelijk in opgeslagen
Teelbal
, Hierin worden de zaadcellen geproduceerd
Balzak
Een huidplooi waarin de teelballen liggen
Sperma bestaat uit zaadcellen, voedingsstoffen en het vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat.
Een erectie ontstaat onder invloed van seksuele prikkels. Bij een erectie wordt de penis groter en
dikker, door het bloed dat de zwellichamen in loopt.
Een ander woord voor seks is geslachtsgemeenschap.
Bij een geslachtsgemeenschap komt de eikel in aanraking met de vagina. Bij masturberen komt de
penis in aanraking met de hand.
Onder de voorhuid wordt vocht geproduceerd. Als dit lang blijft zitten, gaat het vies ruiken en kan
het ontstekingen veroorzaken. De man moet dus eigenlijk elke avond even de voorhuid naar achter
trekken en de eikel en de voorhuid met water afspoelen.
Basisstof 2
Het voorplantingsorgaan van de vrouw bestaat uit:
Baarmoeder
Het belangrijkste deel van het vrouwelijke voortplantingsorgaan
Eileider
De eileider vervoert de eicellen in de richting van de baarmoeder
Eierstok
In de eierstokken vind de ontwikkeling van de eicellen plaats
Trechter
Het deel om de eierstok
Urineblaas
Opslagplaats van de urine
Urinebuis
Vervoert de urine naar het uiteinde van het lichaam
Vagina
Het vrouwelijke voortplantingsorgaan
Clitoris
Het deel dat ervoor zorgt dat vrouwen klaarkomen
Anus
Het deel waar je ontlasting uit komt
Kleine schaamlip
Via je kleine schaamlip komt vocht vrij bij seksuele opwinding
Grote schaamlip
Beschermen van de kleine schaamlippen en de clitoris
Maagdenvlies
Slijmvliesplooi aan het begin van de vagina
Bij de geboorte zijn alle cellen die zich tot eicel kunnen ontwikkelen al aanwezig in het lichaam.
Enkele cellen bevinden zich in rusttoestand in de eierstokken. Deze cellen bevinden zich in blaasje die
de follikels worden genoemd. Een rijpe follikel neemt erg veel vocht op. Daardoor groeit en barst hij
uiteindelijk open. Hierbij komt de eicel vrij. Een deel van de opengebarsten follikel blijft achter in de
eierstok. Uit deze overige overblijfselen vormt zich het gele lichaam.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller imkeaa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.