Europees recht:
Week 1; (H1.1 t/m 1.4 & H2.1 t/m 2.5)
aangeven welk type internationale organisatie de EU juridisch gezien is en meer in het
bijzonder de bijbehorende begrippen ‘intergouvernementeel’ en ‘supranationaal’ toelichten.
Een supranationale organisatie is een organisatie waaraan lidstaten soevereiniteit hebben
overgedragen. De organisatie staat hierdoor als het ware boven de lidstaten. De EU heeft op een
aantal gebieden exclusieve bevoegdheid, deze zijn weergegeven in art. 3 VWEU. Op deze gebieden
kan de EU beslissingen nemen waartegen lidstaten tegen hun wil in gebonden kunnen worden.
Daarnaast kan de EU ook als intergouvernementeel worden gezien omdat de EU is opgericht aan de
hand van verdragen die staten onderling hebben gesloten. Daarnaast zou je kunnen zeggen dat je
altijd uit de EU kan stappen en dat de besluitvorming op sommige onderdelen ook
intergouvernementeel van karakter is. De instellen van de EU hebben intergouvernementele of
supranationale kenmerken:
Daarnaast heeft de EU zowel intergouvernementele als supranationale instellingen:
Intergouvernementeel Supranationaal
Europese Raad -> bestaat uit de staatshoofden Het HvJ -> iedereen moet zich namelijk houden
en regeringsleiders van de lidstaten en is aan de uitspraken van het hof en het Hof beslist
hierdoor niet onafhankelijk van de lidstaat. onafhankelijk van de lidstaten.
De Raad -> de Raad is niet onafhankelijk van de De Europese Commissie -> bevordert het
lidstaten. Zij wordt namelijk vertegenwoordigd algemeen belang van de unie en beslist
door een minister van elke lidstaat. onafhankelijk van de lidstaten.
Europees Parlement -> het Parlement bestaat
namelijk uit de vertegenwoordigers van de
lidstaten die samen wel of niet tot besluiten
moeten komen. Het functioneert dus namens de
lidstaten.
aangeven wat de twee oprichtingsverdragen van de EU zijn en wat hun onderlinge
rechtsverhouding is.
De twee oprichtingsverdragen van de EU zijn het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het
Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). ). Het VEU geeft de beginselen en
structuur weer van de EU en het VWEU is een nadere uitwerking van het VEU. Daarnaast kan het
VEU worden gezien als het materieel recht, omdat het gaat over de inhoud en het VWEU als formeel
recht.
Beide verdragen hebben dezelfde juridische waarde op grond van art. 1 VEU jo. art. 1 lid 2 VWEU.
de doelstellingen en de juridische basisbeginselen van de EU benoemen en toelichten.
De doelstellingen van de EU worden benoemd in art. 3 VEU:
1. De vrede, haar waarden en het welzijn van de volken beschermen (lid 1)
2. Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht voor de burgers creëren (lid 2)
3. De interne markt tot stand brengen (lid 3)
4. Het instellen van de euro als munt (lid 4)
5. Het inzetten voor de waarden en de belangen van haar burgers (lid 5)
Beginsel Betekenis Artikel
Loyale samenwerking Lidstaten doen niets wat strijdig is met het verdrag en voeren Art. 4 lid 3 VEU
trouw alle verplichtingen uit die voortvloeien uit het EU-recht.
Het houdt ook in dat de lidstaten geen maatregelen mogen
nemen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de
Unie in gevaar kunnen brengen.
Attributiebeginsel De EU is alleen bevoegd als daarvoor een grondslag bestaat Art. 5 lid 2 VEU
in het verdrag
, Leerdoelen K1
Subsidiariteitsbeginsel De lidstaten bepalen zo veel als mogelijk zelf. Pas als het Art. 5 lid 3 VEU
beter gezamenlijk geregeld kan worden, is de EU bevoegd
Evenredigheidsbeginse Voor het bereiken van een doel moet altijd het minst Art. 5 lid 4 VEU
l ingrijpende middel gekozen worden
Gelijkheidsbeginsel Discriminatie op grond van nationaliteit is verboden Art. 18 VWEU
uitleggen welke afzonderlijke taken en bevoegdheden de EU-instellingen hebben (met
uitzondering van de ECB en de Rekenkamer).
De EU-instellingen worden benoemd in art. 13 VEU.
Instelling Artikel Samenstelling Taken
Europees art. 14 VEU Bestaat uit de vertegenwoordigers Oefent samen met de Raad de
Parlement van de burgers van de unie. Het wetgevings- en begrotingstaak uit.
aantal bedraagt niet meer dan 750 + Ze oefenen daarnaast ook
voorzitter. politieke controle en adviserende
taken uit. Ze vertegenwoordigen
ook de burgers van de unie.
Voorzitter Commissie kiezen en
kandidaat-commissarissen
goedkeuren
Europese Art. 15 VEU Bestaat uit de staatshoofden en Geeft de nodige impulsen voor de
Raad regeringsleiders van de lidstaten, zijn ontwikkeling van de Unie en
voorzitter en de voorzitter van de bepaalt de algemene politieke
Commissie. beleidslijnen en prioriteiten en
stelt verdragen vast. Oefent geen
wetgevingstaak uit.
De Raad Art. 16 VEU Bestaat uit een vertegenwoordiger Oefent samen met het Europees
van de lidstaten op ministerieel Parlement de wetgevings- en
niveau. Welke minister dat is hangt af begrotingstaak uit. Ze moeten
van het beleidsterrein dat wordt wetsvoorstellen van de
behandeld. De minister behartigt de Commissie goedkeuren of
belangen van zijn/haar land. afkeuren. Daarnaast voer de
Raad onder bepaalde
voorwaarden beleidsbepalende
en coördinerende taken uit.
Europese Art. 17 VEU Bestaat uit de voorzitter van de Bevordert het algemeen belang
Commissie Commissie en de hoge van de unie, zie toe op toepassing
vertegenwoordiger van de Unie voor van de verdragen en het recht van
buitenlandse zaken en de unie en oefent coördinerende,
veiligheidsbeleid en 28 uitvoerende en beheerstaken uit.
eurocommissarissen. Ook stellen ze de begroting op en
doen ze voorstellen voor wetten.
Hof van Art. 19 VEU Het bestaat uit één rechter per Het is het rechtsprekende orgaan
Justitie lidstaat en wordt bijgestaan door de van de EU. Schending van het
advocaten-generaal Verdrag door lidstaten kunnen
aan het Hof worden voorgelegd.
Het biedt rechtsbescherming en
ziet toe op een correcte
toepassing van het EU-recht.
Extra:
Nationale parlementen kunnen een gele of oranje kaart trekken als zij vinden dat voorgestelde
Europese wetgeving niet in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Zij kunnen dus
bezwaar maken wanneer ze vinden dat een maatregel beter op landelijk, provinciaal of gemeentelijk
niveau kan worden genomen.
, Leerdoelen K1
Deze procedures zijn mogelijk doordat de Commissie nationale parlementen van al haar
wetgevingsvoorstellen op de hoogte stelt. Binnen acht weken moeten de nationale parlementen een
standpunt innemen over het voorstel.
De gelekaartprocedure houdt in dat de EC haar wetgevingsvoorstel in heroverweging moet nemen als
een derde van de nationale parlementen vindt dat het onderwerp van een wetgevingsvoorstel niet op
Europees niveau thuishoort. De oranjekaartprocedure houdt in dat de EC het voorstel moet
heroverwegen als de helft van de nationale parlementen vindt dat het onderwerp niet op Europees
niveau thuishoort. Het verschil met de gelekaartprocedure is dat als de EC het voorstel niet intrekt, zij
duidelijke redenen openbaar moet maken waarom het voorstel gehandhaafd blijft.
De nationale rechters zijn echter geen expert op het gebied van het Europees recht. Zij hebben
daarom de mogelijkheid om rechtsvragen aan het Hof voor te leggen. De nationale rechter schorst in
dat geval de zaak en stelt een vraag aan het Hof. Dit is de prejudiciële procedure (art. 267 VWEU).
Deze procedure is ingesteld om ervoor te zorgen dat het Europees recht op een uniforme manier
wordt uitgelegd
Week 2; ( H2.6 + H3.1 t/m 3.4)
de primaire en secundaire bronnen van Europees recht benoemen en toelichten.
Het primair EU-recht bestaat uit het VEU, VWEU en Handvest grondrechten EU.
Het secundair EU-recht is vastgelegd in art. 288 VWEU. Het is afgeleid van het primaire EU-recht en
bestaat uit:
- Verordeningen; Een verordening heeft een algemene strekking, is verbindend in al haar
onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Een burger kan zich dus rechtstreeks
beroepen op de artikelen van een verordening. Het is namelijk niet nodig om een verordening om
te zetten in een nationale wet.
- Richtlijnen; Een richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat
waarvoor zij bestemd is, aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten om vorm en
middelen te kiezen. Richtlijnen zijn dus niet gericht aan de burgers en de ondernemingen in de
EU. Het is een instructie aan de lidstaten over de manier waarop zij hun nationale regelgeving
moeten aanpassen. Het doel van een richtlijn is het harmoniseren van de wetgeving van de
verschillende lidstaten. Lidstaten hanteren vaak niet dezelfde regels. Dit kan ervoor zorgen dan de
interne markt wordt belemmerd. Aan de hand van een richtlijn bekijkt een lidstaat of de nationale
wetgeving moet worden aangepast. Dit wordt ook wel het implementeren of omzetten van de
richtlijn in de nationale wetgeving genoemd. Het is aan de lidstaat om te bepalen op welke manier
de richtlijn wordt omgezet.
- Besluiten; Een besluit is verbindend in al zijn onderdelen. Indien adressaten worden vermeld, is
het alleen voor hen verbindend.
- Aanbevelingen en adviezen; Aanbevelingen en adviezen zijn niet bindend, maar toch moet er
rekening mee gehouden worden. Ze worden gebruikt door instellingen om adviezen te geven of
een bepaalde gang van zaken aan te bevelen.
aangeven welke EU-instellingen betrokken (kunnen) zijn bij de EU-wetgevingsprocedure.
De drie instanties die betrokken zijn bij de totstandkoming van de Europese wet- en regelgeving zijn:
- Europese Commissie; heeft het recht van initiatief (art. 17 lid 2 VEU). Zij doen dus de
wetsvoorstellen
- Raad; stemt over de wetsvoorstellen (art. 16 lid 1 VEU)
- Europees Parlement; stemt over de wetsvoorstellen (art. 14 lid 1 VEU)
kan de gewone van de bijzondere EU-wetgevingsprocedures onderscheiden.
De gewone wetgevingsprocedure staat omschreven in art. 294 jo. 289 lid 1 VWEU. Hij is opgedeeld in
drie fases, ook wel lezingen genoemd.
Eerste lezing; De commissie komt met een wetsvoorstel, zij hebben het recht van initiatief. De Raad
en het Europees Parlement kunnen de Commissie echter wel verzoeken om bepaalde initiatieven uit
te werken. Als de Commissie eenmaal heeft besloten dat er Europese regelgeving moet komen op
een bepaald gebied, dan wordt het wetsvoorstel voorbereid en vervolgens naar het EP en de Raad
gestuurd. Het EP krijgt vervolgens als eerst de kans om te zeggen wat het van het voorstel vindt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Moomen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.