Onderwijswetenschappen
Jongens zijn slimmer dan meisjes
Grote schoonmaak
Ook in het onderwijs zijn er ‘religies, geloofssystemen of ideologieën’. In het onderwijs
hebben we het gevoel dat we ons publiek, de leerlingen en studenten, steeds moeilijker
kunnen bereiken. Hierdoor is er een karrenvracht aan middelen, methoden, theorieën en
pseudotheorieën ontstaan. Sommige van deze theorieën zijn onwerkelijk of zal het in de
werkelijkheid er genuanceerder aan toe gaan.
Patternicity: een neiging om betekenisvolle patronen te zoeken in willekeurige dingen en
gebeurtenissen.
Confirmation bias: het zoeken en vinden van bevestigend bewijs voor wat we al geloven.
Hindsight bias: verklaringen na de feiten afstemmen op datgene waarvan we weten dat het
gebeurd is.
Het is niet eenvoudig om het onderwijs te vernieuwen, zo kunnen de mythen die in dit boek
beschreven worden net in de weg staan voor vernieuwing.
Bij het uitvoeren van een vernieuwingsproject gebeuren er echter wel vaak cruciale fouten:
- Er zijn geen uitgesproken en toetsbare doelen.
- Wanneer is iets succesvol? Hoe wordt het gemeten? etc.
- Er nemen geen willekeurige respondenten / leerkrachten deel, maar een directeur of
vrijwilliger. Het gaat dus niet om een ‘gemiddelde leerkracht’.
- Er is geen echte controlegroep waarmee de interventie vergeleken kan worden.
Hawthorne effect: het effect dat je krijgt omdat je iets nieuws probeert. Je bent meer
geconcentreerd, enthousiast wat kan leiden tot een positiever effect dan verwacht.
De cognitieve theorie van Piaget over hoe het denken van kinderen zich ontwikkelt, is
intussen behoorlijk achterhaald. Toch blijft deze theorie voor enkele positieve uitkomsten
zorgen. Sommige mythes zijn echter gevaarlijk, zoals de mythe dat jongeren ‘digital natives’
zijn.
Soms zijn we gewoon lui
Mensen zijn gewoontedieren. Doordat mensen veranderen vaak moeilijk vinden, veranderen
de mythes vaak ook niet zo snel. Een van de bekendste mythen is de piramide van Maslow
,(1943). Echter heeft Maslow zijn werk nooit als een piramide beschreven. Hij beschreef
elementen van hiërarchie:
- zelfontplooiing: moraliteit, creativiteit, spontaniteit, probleemoplossing, gebrek aan
vooroordeel, aanvaarding van feiten.
- behoefte aan waardering en erkenning: zelfwaardering, vertrouwen, prestatie,
respect voor anderen, respect van anderen.
- behoefte aan sociale verbanden/verbindingen: vriendschap, familie, seksuele
intimiteit
- behoefte aan veiligheid en zekerheid: lichamelijke zekerheid, werkzekerheid,
zekerheid van middelen, moraliteit, familie, gezondheid, bezit.
- lichamelijke behoeften: ademen, voedsel, water, seks, slaap, homeostase, excretie.
- weten en begrijpen
- esthetiek
De voorstelling als een piramide is dus een theorie op zich, met bijbehorende aannames en
hypothesen.
Hokjesdenken
We zijn er allemaal tegen, maar toch gebeurt het - hokjesdenken. Het bekendste hokje is die
van het ‘geslacht’. Maar wat is het effect van het denken in hokjes? Uit recent onderzoek is
gebleken dat het effect hiervan redelijk negatief is.
Onze visie op onderwijs
Dit boek is tegen vernieuwing enkel omwille van de vernieuwing. Ze zijn een grote
voorstander van nieuwe manieren die ertoe leiden dat leerlingen sneller leren, de leerlingen
meer dingen leren en het leren voor leerlingen leuker maken. Zolang een van deze drie
elementen niet nadelig is voor de andere.
Sociaal constructivisme focust op de manier waarop mensen zelf kennis construeren
(constructivisme) in samenwerking met anderen (sociaal). Centraal staat het idee dat we
kinderen in een leeromgeving moeten plaatsen waarin ze zelf actief kennis moeten
verwerven.
Behaviorisme komt ook nog steeds terug in het onderwijs. Je ziet de invloed ook in het
gebruik van straffen en vooral van negeren en belonen.
Het cognitivistisch denken leerde ons het belang van differentiatie.
Neocognitivisme, een cognitieve psychologie die wordt aangevuld met
neurowetenschappelijke bevindingen.
Geen sikkepit waard
‘In onderwijs en onderwijsbeleid nemen mensen hun geloof en overtuigingen bijna altijd
zonder verder onderzoek over van autoriteiten die zelf de vragen in kwestie niet hebben
bestudeerd, maar ze weer hebben overgenomen van andere niet-onderzoekers, wier
mening geen sikkepit waard is.’
,Wie is wie in onderwijsonderzoek?
- Onderwijskundigen: deze wetenschappers leveren een bijdrage aan de verbetering
van het onderwijssysteem en aan de opleidings- en leertrajecten.
- Pedagogen: onderzoekers die verschillende onderwijsmethoden, inclusief de doelen,
bestuderen. Ook wordt het waarom van het onderwijs bekeken. Er zijn ook
vergelijkende pedagogen, deze vergelijken het onderwijs in andere regio’s en landen.
- Educatief ontwerpers: experts in het ontwerpen en ontwikkelen van leerervaringen.
- Educatief technologen: experts die zich toespitsen op het analyseren, ontwerpen,
ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van de processen en hulpmiddelen die het leren
kunnen versterken.
- (Vak)didactici: onderzoekers die het lesgeven of de methodeles onderzoeken.
Verder ook nog:
- onderwijssociologen, die richten zich op de studie van de structuren en de processen
die de onderwijskansen van jongeren bepalen.
- economen; onderwijs heeft immers een economische impact
- ethici en moraalwetenschappers
- cognitieve psychologen; op welke manier leren mensen?
- onderwijswetenschappers; hoe leren mensen?
- neurowetenschappers; houden zich bezig met alle aspecten van het zenuwstelsel
- wetenschapscommunicatoren; vertalen kennis uit wetenschappelijke artikelen naar
begrijpelijke aanbeveling voor praktijkmensen.
Eduquacks of eduquackademics: verkopers van hete lucht die ideeën verspreiden op basis
van beperkte studies, vaak zelfs zonder echte basis. Vaak hebben ze een grote invloed op
leerkrachten, directies en beleidsmakers.
Quackademic: pseudoscientific academic // frauduleuze of onwetende oplichter.
I: Mythes over leren
Twee verschillende aspecten komen in deze discussies aan het licht. Het eerste heeft te
maken met theorieën rond leren. Het tweede aspect heeft te maken met de paradigma’s die
mensen gebruiken om te verantwoorden wat ze doen. De drie meest dagelijkse modellen
zijn het gedragsmodel (behaviorisme), het cognitieve model (ook vaak instructivistisch
genoemd) en het constructieve model (sociaal-constructief en constructionistisch).
, → Dit boek is tegen deze stromingen omdat:
1. De denkwijze haalt mensen uit elkaar en verdeelt ze in hokjes.
2. Ten minste twee van de drie stromingen leunen zo dicht tegen elkaar aan, dat er
bijna geen onderscheid is te maken.
3. Er bestaat maar één model om efficiënt, effectief en aangenaam te leren.
Cognitivisme en constructivisme:
- Constructivisme is een filosofie van de wereld die zegt dat we op basis van onze
kennis en ervaringen allemaal onze eigen realiteit creëren.
- Vroege constructivisten baseerden de terminologie van hun onderwijstheorieën op
theoretici die werkten rond situated cognition, cognitive apprenticeship en cognitive
flexibility.
- De ‘goeroes’ van het constructivisme, zoals Piaget en Vygotsky, werden eerst gezien
als cognitieve psychologen.
Mythe 1: Mensen hebben verschillende leerstijlen
Mensen zijn allemaal verschillend en we leren wellicht allemaal op een andere manier.
Problemen?
Het probleem bij deze mythe is tweedeling.
1. Ten eerste is er een groot verschil tussen de manier waarop iemand zegt dat hij het
liefste leert en de methode die leidt tot beter leren.
In 1982 ontdekte Clark in een meta-analyse dat er meestal geen of zelfs een negatief
verband was tussen de leervoorkeur en de leerresultaten. Vaak haalden leerlingen geen
educatief voordeel uit hun beste ervaring met leren, er is juist sprake van
mathemathantische effecten. Onderrichten doodt het leren als de onderwijsmethodes
overeenkomen met een verkozen, maar onproductieve leerstijl.
2. Het tweede probleem heeft te maken met het concept ‘leerstijlen’ zelf. De meesten
zijn gebaseerd op types, ze verdelen mensen in verschillende groepen. Er zijn
minstens 3 problemen met het in hokjes verdelen van leerlingen:
a. De meeste mensen voldoen niet aan één bepaalde stijl
b. De informatie die wordt gebruikt om mensen aan stijlen toe te wijzen, is vaak
ontoereikend.
c. Er zijn zoveel verschillende stijlen dat het omslachtig wordt om afzonderlijke
leerlingen met afzonderlijke stijlen te verbinden.
De leerstijlhypothese
Volgens de leerstijlhypothese zou er een overlapinteractie plaatsvinden, waarbij leerlingen
van type A beter leren met onderwijsmethode A, terwijl leerlingen van het type B beter leren
met onderwijsmethode B. Overlapinteracties bieden een aanvaardbaar bewijs voor het
bestaan van verschillende leerstijlen.
De inventaris van Kolb
Mensen zijn onder te verdelen onder 4 noemers: denkers, doeners, dromers en beslissers.
Dit staat bekend als de inventaris van Kolb, de basis van ‘ervaringsleren’. Toen Iliff verslag
uitbracht van een meta-analyse leerstijlen inventaris, bleek de conclusie dat de cijfers niet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annegravesteijn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.