Dit document is een samenvatting van het vak veiligheidskunde 2, gegeven in het derde kwartiel van het 1e jaar op het Saxion en de Hogeschool Utrecht.
Opleiding: Integrale veiligheidskunde/security management.
Dit hoofdstuk gaat over sociale en fysieke onveiligheid, beide vormen hebben betrekking op een
eventuele, onzekere mogelijkheid dat een gebeurtenis met ongewenste gevolgen zich voordoet, deze
mogelijkheid noemen we een risico.
Sociale onveiligheid wordt veroorzaakt door (kwaadwillende) anderen; bij fysieke onveiligheid zijn de
gevolgen vaak grootschaliger en is het gevaar meer gekoppeld aan bijvoorbeeld technologieën,
industriële activiteiten en de natuur. Bij beide wordt gekeken naar de objectieve en de subjectieve
variant.
Informatie over subjectieve veiligheid kunnen we alleen verkrijgen door het individu te vragen
verslag te doen van persoonlijke ervaringen of door waarneembare verschijnselen in of van het
individu te observeren. Objectieve veiligheid verwijst naar direct kenbare situaties, omstandigheden
en gebeurtenissen die door meerdere personen kunnen worden waargenomen en min of meer
onafhankelijk van die personen zijn. Subjectief is gevoelsmatig, objectief is feitelijk onderbouwd met
cijfers etc.
(Bij dit soort statistiek hoort ook een fenomeen genaamd dark number, dit betekent dat er mensen
zijn die niet verteld hebben over criminaliteit die ze is overkomen omdat ze bijvoorbeeld bang zijn of
zich schamen.)
Verschillende databronnen zoals veiligheidsmonitoren en statistieken komen samen in een
veiligheidsindex.
Het meten van objectieve sociale onveiligheid gebeurt op de volgende manieren:
- Officiële registraties: Het CBS maakt samen met verschillende partijen statistieken om
criminaliteit te registreren en te meten.
- Slachtofferenquêtes: in enquêtes worden vragen gesteld over overlast, preventie- en
beveiligingsmaatregelen, veiligheidsbeleving, etc.
- Self-report studies: naast slachtofferonderzoek wordt er ook onderzoek gedaan naar daders
die zicht krijgen op bepaalde delicten en feiten. Er wordt gevraagd naar minder en meer
ernstige vormen van het plegen van vermogens- en geweldscriminaliteit. Ook worden enkele
vragen naar slachtofferschap gesteld.
, - Het meten van subjectieve sociale onveiligheid wordt vaak gemeten door vragen zoals: “Hoe
veilig voelt u zich?” of “Voelt u zich wel eens onveilig?” terwijl deze vragen niet altijd even
valide, betrouwbaar en dus bruikbaar zijn. Er is veel kritiek op de eenvoudigheid van de
meting van subjectieve onveiligheid. Verschillende vragen leiden evenwel tot andere
bevindingen, die in principe ook niet met elkaar te vergelijken zijn. Dit komt omdat
subjectieve onveiligheid uit verschillende aspecten of dimensies bestaat. De angst dat een
geliefde slachtoffer wordt van een specifiek misdrijf is niet hetzelfde als de
onveiligheidsgevoelens die iemand zelf ’s nachts op straat ervaart.
Om subjectieve sociale onveiligheid te meten zijn er in ieder geval drie verschillende basisdimensies
die onderscheiden moeten worden:
Bij nieuwe technologieën heerst de vraag: “Hoe kunnen we risico-inschattingen maken van iets
nieuws dat nog niet lang in gebruik is?” “Wat zijn de gevolgen op langere termijn?”. We spreken dan
van onzekere risico’s: We weten niet of er een risico aan verbonden is.
Bij fysieke veiligheid draait het om dreigingen of risico’s van zeer uiteenlopende zaken, die onder
meer samenhangen met technologische ontwikkelingen, industriële activiteiten en
klimaatveranderingen. Maar ook met de manier waarop we onze leefomgeving inrichten en
gebruiken, de (brand)veiligheid van onze infrastructuur: gebouwen, wegen, het internet. Het
coronavirus hoort bijvoorbeeld ook bij deze soort veiligheid.
De formule voor een risico gaat als volgt: R = pxE, (risico is kans keer gevolg)
Het meten van gevolgen van fysieke onveiligheid wordt bijvoorbeeld gedaan door het aantal
dodelijke slachtoffers als direct gevolg te berekenen. Maar er kan ook gekozen worden voor het
aantal mensen dat ernstig gewond raakt of blijvend letsel oploopt. Een andere goede benadering van
een risico is het onderzoek naar causale ketens. De oorzaken en gevolgen kunnen worden
weergegeven in een vlinderdasmodel die mogelijke oorzaken en gevolgen weergeeft. De noodlottige
gebeurtenis zelf wordt aangeduid als loss of containment (LOC) door de oorzaken en gevolgen te
voorspellen kan men de kans inschatten dat de gebeurtenis zich voordoet om vervolgens de gevolgen
te verminderen.
Een risicomatrix wordt ook gebruikt om risico’s te prioriteren
Hoe hoger de score in de tabel, hoe hoger het
risico staat in de prioriteiten.
-Verticaal zien we A-E (Effect)
-Horizontaal zien we A-E (Kans)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Joost495295. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.