= Reactie van mens op gepercipieerde noden: behoefte vervullen.
1.2) Schuld en ruil liggen (waarschijnlijk) aan de wieg van
onze beschaving
o Jager-verzamelaar
Kleine leefgemeenschappen
Nomadisch bestaan (rondtrekken)
= Sharing economy
= 1ste welvaartsmaatschappij: affluent society
Gift economy: geven én iets (meer) teruggeven
Schuld
Interest
Ruil (‘trade and walk away’)
1.3) Landbouw leidt tot eigendom, handel, vermogen,
belastingen, geld en… lenen
o Foerageren Pastoralisme (rondtrekken met kudde dieren)
o Later ook domesticatie gewassen = op vaste plaats wonen.
o Tuinbouw landbouw handel ≈ neolitische revolutie
Technologie evolueert (stenen metalen gereedschappen)
Persoonlijke eigendom
Vermogen en vermogensopbouw (ontstaan verschillende standen: meer dieren =
hogere status)
Urbanisatie
Territoriale soevereiniteit
Belastingen (financieren levenswijze elite + staatsprojecten)
Langeafstandshandel
Tellen, boekhouding, schrift en contracten (kleitabletten)
Geld (sociaal geaccepteerde intermediaire objecten)
Niet-samenvallende behoeften ruilpartners opvangen
Lenen (in de vorm van zaden, granen of zilver)
Overdraagbare schuldvordering
Risicospreiding: verzekeringscontract: bodemerij (lening zeevaarder om zeereis te
financieren, schip/lading verloren = niet terugbetalen)
,1.4) Munten en de eerste vorm van financiële intermediatie
ontstaan
o Ruilverlangens vallen meestal niet samen
o Registratiesysteem: rekeneenheid (‘shât & deben’ vaste relatie tot gewicht goud)
o Goederengeld (= commodity money) (metalen zoals goud/zilver/koper)
Rekeneenheid
Opslagmiddel
Ruilmiddel
o Munten (Lydïe: Stater: leeuw, China)
Munthuis: zuiverheid en gewicht munten gegarandeerd
Goudstandaard (Croesus): munt gekoppeld aan vaste verhouding goud
o Grieken:
machthebbers op munten afbeelden: politiek signaal
Financiële intermediatie: bankier + deposito avant-la-lettre
o Romeinen:
Nauwelijks innovatie: wel sporen van eerste rechtspersoon en aandelen, maar nooit
doorbraak gekend.
1.5) Handel doet het eerste chartaal geld en overdraagbaar
handelspapier ontstaan
middeleeuwen
o Groot aantal nieuwe steden
o Lenen bij pandjeshuizen
o Noord-Italië
Eerste universiteit in Bologna
Rekentechnieken, theorie dubbel boekhouden
o Koopman (kopen en verderverkopen) = spilfiguur
o Karel de Grote: uniform rekenstelsel (verschillende munten)
o Jaarmarkten
Jaarmarktbrief (voorganger wisselbrief: recht op vordering/uitbetaling)
Overdraagbaar (ih gefaciliteerd: niet tegelijk met geld en goederen op pad!)
o Wisselaars (inzicht: niet alle deposito’s moest men in kas hebben)
o China: chartaal geld (doel: bevolking leren lezen, schrijven en rekenen)
o Wisselkoersen
o Koopman-bankier: verkopen wisselbrieven met speculatief doeleind (familie Medici)
= Financiële intermediatie
1.6) Het ontstaan van financiële markten
o Obligaties (Italianen)
Vordering geregistreerd
Ontstaan secundaire markt
o Brugge
Kruispunt handelsnaties
Beursplein
, o Antwerpen
Financiële centrum na verval Brugge
Eerste beursgebouw (handelsplaats): huis Den Rhyn
Termijncontracten: verhandelen papier dat handelsgoederen vertegenwoordigde
= eenvoudiger
o Amsterdam
Na val van Antwerpen en sluiting Schelde
Overheidsobligaties
Lijfrenten
Actuariële technieken
Rechtspersoon (Vereenigde Oost-Indische Compagnie VOC)
Effecten
Effectenbeurs
= financiering bekomen door openbaar spaarwezen
Dividend (eerst in specerijen, later cash)
Opties
Aandelenzeepbel
o Engelsen
Consols: perpetuele/eeuwige obligaties
Loterijleningen
1.7) het ontstaan van een centrale bank
o Nederlanders: Amsterdamse wisselbank = voorloper centrale bank
Groot aantal verschillende munten omruilen voor betrouwbare guldens
Giraal geld
Overschrijvingen = giro’s
o Zweedse Riksbank
Hoofdstuk 2: Bouwstenen van de financiële
architectuur
2.1) Intro
Bouwstenen financiële architectuur:
1) Betalen
2) Financieren
3) Risicoverschuiving
2.2) Betalen
o Betrouwbare munt
o Snel evoluerende technologie (mobiel betalen,…)
2.3) Financiering
o Verschuiving van middelen van zij die middelen hebben om te beleggen (haves),… naar zij die
deze middelen graag willen gebruiken (have nots).
, 2.3.1) Directe financiering via financiële markten
o Direct (vb. moeder(onderneming) aan dochter(onderneming) = intercompany loans)
o Semi-direct: tussenpersonen (vb. effectenmarkten)
Broker
Dealer
Broker-dealer
Karakter van financiering heeft niets te maken met vorm intstrument (effect/lening/…)
2.3.1.3) Typologie van de financiële markten
o Primair ↔ secundair
Primair: markt waarop het tot leven komt
Secundair: ‘tweedehands’
o Geldmarkt ↔ kapitaalmarkt
Geldmarkt: korte looptijd
Kapitaalmarkt: lange looptijd
o Leningmarkten ↔ effectenmarkten
o Beursmarkt ↔ buitenbeursmarkt
Binnen of buiten gereguleerd kader
o Vloerhandel ↔ schermenhandel
o Prijsgedreven ↔ ordergedreven
Ordergedreven: fixings: aankooporders matchen met beschikbare verkooporders.
Beursorder: hoeveelheid die men wilt kopen
Limietorder: hoogste/laagste koers van bereidheid opgeven
Prijsgedreven: biedkoers en laadkoers want koop- of verkoopintentie is niet bekend
aan tussenpersoon. (bid – ask)
o Contantmarkten ↔ markten voor afgeleide financiële producten
Contant: meteen uitgevoerd
Termijn: toekomstig tijdstip
o Nationale ↔ internationale markten
o Open ↔ gesloten markten
o Gereglementeerde ↔ niet-gereglementeerde markten
o Bilaterale ↔ multilaterale handel
Bilateraal: 2 partijen
Multilateraal: lit pool: iedereen kan met iedereen handelen
* CCP = central counterparty
2.3.1.4) Enkele functies van financiële markten
o Prijsbepaling
Arbitrage: financiële speler neemt op quasi 1 tijdstip verschillende posities in die met
zekerheid winst zullen opleveren.
Locationele arbitrage: tegelijk kopen en verkopen op verschillende markten.
Shortselling: verkopen aandeel dat je niet in eigendom hebt, maar dat je geleend
hebt.
o Liquiditeitsverschaffing
o Beperken van zoek- en informatiekosten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller TEWbedrijfskundeUA. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.40. You're not tied to anything after your purchase.