Management accounting: berekenen beslissen en beheersen
Deze samenvatting is gebaseerd op het dictaat van PIM. Ook bevat deze samenvatting H9.1 van management accounting. De sheets van de colleges zijn ook meegenomen.
Samenvatting PIM S2.1
Week 2:
De student kan rekening houdend met tijdsvoorkeur vanuit meerdere optieken de economische
gebruiksduur van materiële vaste activa berekenen
De student kan een advies geven omtrent het optimale vervangingsmoment van materiële
vaste activa ingeval van economische slijtage.
De student kan door het uitvoeren van een impairmenttest de waarde van materiële vaste
activa bepalen
Lesstof:
Dictaat H1
Dictaat H1; Economische levensduur
Afschrijvingen zijn afhankelijk van:
o Het totaal af te schrijven bedrag (A-R)
o Waarderingsgrondslag (historisch<>actueel)
o De gebruiksduur
o De afschrijvingsmethode o.a. vast % A, vast % BW, Ann, SYD etc.
duurzame productiemiddelen dalen in waarde door:
technische slijtage treedt op door de omvang en aard van het gebruik van het duurzaam
productiemiddel en, zonder dat het gebruikt wordt, door verloop van de tijd (roesten).
Economische slijtage veroudering kan ontstaan door techniekverbeteringen maar ook
door blijvende vermindering naar de vraag van producten die met het duurzaam
productiemiddel worden voortgebracht.
Een duurzaam productiemiddel heeft een technische en economische gebruiksduur.
Technische gebruiksduur- De periode waarin een productiemiddel technisch is staat is prestaties
te leveren.
Economische gebruiksduur- De periode waarin een productiemiddel prestaties met een
economische waarde oplevert. De economische gebruiksduur is geëindigd zodra de prestaties geen
waarde meer hebben. Dit is het geval als de geldswaarde van de prestaties gelijk is (of kleiner dan)
de complementaire kosten (bijkomende kosten zoals grond- en hulpstoffen, bediening,
onderhoud en energieverbruik).
De economische gebruiksduur is afhankelijk van:
- Aanschafprijs
- Restwaarde
- Aantal prestaties (werkeenheden)
- Vermogenskostenvoet
- Verloop complementaire kosten
Bij de behandeling van RGD-problematiek worden de volgende symbolen en afkortingen gebruikt:
A Aanschaffingskosten aankoopprijs + installatiekosten R Restwaarde aan het eind van het geïndiceerde jaar
TGD Technische gebruiksduur EGD Economische gebruiksduur
n Aantal jaren t Jaarindicatie (t= 1,2,3 … n)
q Omvang van de jaarproductie CK Complementaire kosten
i Rentevoet (percentage/100) WE Werkeenheid (prestatie-eenheid van een DPM)
k Gemiddelde kosten per eenheid product bij een k* Kostprijs van het product
gebruiksjaar van n jaar
n* EGD TPK Waarde van de jaarproductie op kostenbasis
TW Waarde van de totale werkeenheden op kostenbasis p Verkoopprijs per stuk
E (afschrijving + intrest)
r Rentekosten in een jaar a Afschrijving in een jaar
B Boekwaarde
1. economische gebruiksduur o.b.v. minimale gemiddelde kosten (MGK)
De kosten die per eenheid product moeten worden geminimaliseerd zijn:
De complementaire kosten
De totale waardedaling (A-R)
De rentekosten
De gemiddelde kosten per product, bij een gebruiksduur van n jaren worden bepaald door:
Het verloop van de productieomvang
1
, Het verloop van de complementaire kosten gedurende n jaar
Het verschil tussen aanschaffingsprijs en restwaarde na n jaar (A-R n)
Voorbeeld zonder rentekosten:
jaar t productie q compl kosten CK restwaarde R
1 1200 € 4.000 € 12.000
2 1000 € 4.400 € 8.000
3 900 € 4.800 € 6.000
4 850 € 4.900 € 5.400
5 650 € 5.600 € 3.800
6 250 € 6.400 € -1.600
Voorbeeld met rentekosten:
Jaar Totale contante waard. cum. Contante cum. Totale Geïndexeerde Cum. Gemiddelde
afschrijving Van jaarbedrag waarde aan productie Productie geïndex. kosten k
aan comp. Kosten comp. Kosten kosten CTPK CWq Productie
CwCK CCwCK CCwq
Gegeven de vereenvoudigende voorwaarden (o.a. slechts één soort product) kunnen we vaststellen
dat de kostprijs (k) simultaan is bepaald met de economische gebruiksduur (EGD). Hiermee is ook
de mogelijkheid gecreëerd om een afschrijvingsstelsel af te leiden. Door voor elk jaar de totale
productie, gewaardeerd tegen kostprijs, te verminderen met de complementaire kosten, verkrijgen
we de waarde van de werkeenheden: TPK1 – CK1 = KWE1
Na vermindering van deze waarde met de (eventuele) intrest over de boekwaarde aan het begin
van het jaar, resteert het afschrijvingsbedrag. a1 =KWE1 – ixBt-1
Anders geformuleerd: a1 = q1 x k* - CK1 – r1
2. economische gebruiksduur o.b.v. maximale contante waarde van de winst (CWW)
Deze methode vertoont grote overeenkomst met de methode van bepaling van de netto contante
waarde (NCW) die gebruikt wordt bij de selectie van investeringsprojecten. Wel is er een verschil in
rentevoet bij de NCW is dat in principe de gewenste rentabiliteit, die normaal gesproken boven
de rentekostenvoet ligt. Bij de CWW methode gaat het om de rentekostenvoet, dezelfde rentevoet
die na de bepaling van de EGD wordt gebruikt voor de berekening van de kostprijs.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukmuskens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.