Summary chapter 6 species and populations - Nectar biology 4 vwo
All for this textbook (1)
Written for
Secondary school
VWO / Gymnasium
Biologie
4
All documents for this subject (5517)
Seller
Follow
samenvattingLVOwiskunde
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 8 - Kenmerken van ecosystemen
Paragraaf 1 - Populatiedynamiek in ecosystemen
Alle soorten dieren (met een eigen habitat en niche) maken deel uit van voedselketens.
Vele voedselketens samen vormen samen andere soorten voedselwebben (van eten en
gegeten worden).
Voedselketen: Autotroof organisme (groene plant)
↓
Planteneter (= herbivoor) / alleseter (omnivoor)
↓
Enz.
↓
Toppredator
Bomen, planten en dieren vormen de biotische factoren.
Zon, wind, bodem, water en temperatuur vormen de abiotische factoren.
Kringlopen: alle stoffen zitten in een kringloop (bijv. C, N, O, H, S, P).
Dankzij de kringlopen van stoffen kan een ecosysteem zijn grondstoffen hergebruiken.
Elk voedselketen in een ecosysteem begint met producenten.
Via processen van voortgezette assimilatie (opbouw) maakt een producent andere
organische stoffen uit glucose (zoals zetmeel, eiwitten, vetten en vitamines).
(BINAS 67)
Consumenten = dieren die hun organische stoffen uit andere organismen halen.
Detrituseters = dieren die dode resten van planten en dieren (detritus) eten.
Uiteindelijk komen alle restjes uit de voedselketens terecht bij de producenten (BINAS
93), dat zijn de bacteriën en schimmels, zij zetten organische stoffen om in anorganische
stoffen.
De energie uit de organische stoffen is in de voedselketen gebruikt voor bijvoorbeeld
celdeling en beweging. Warmte die daarbij ontstaat verlaat het ecosysteem.
Een ecosysteem kent allerlei grootheden:
- nestgelegenheid (kan beperkende factor zin)
- draagkracht (= de maximale populatiegrootte die een gebied gedurende lange tijd kan
onderhouden)
Waar organismen zijn verbonden via een voedselweb, heeft de toe- of afname van een
populatie als biotische factor invloed op andere organismen en kan zelfs het hele
ecosysteem veranderen.
Populatiedynamiek = term voor de schommelingen in de populatiegrootte of het
verdwijnen en ontstaan van populaties.
Een te groot aantal dieren kan de draagkracht van het ecosysteem overschrijden en een
verstoring veroorzaken.
Verstoring = snelle en blijvende verandering in een ecosysteem.
Veel verstoringen ontstaan door menselijke activiteiten.
Paragraaf 2 - Energie in ecosystemen
, De aardatmosfeer absorbeert en reflecteert een deel van de stralingsenergie (slechts een
klein deel bereikt het aardoppervlak).
De ecosystemen op aarde draaien op zonne-energie. Alles begint bij het vastleggen van
zonne-energie door fotosynthese.
Trofisch niveau: niveau in voedselketen: producent ➜ enz.
Producenten (P) vormen de eerste schakel in de voedselketen.
Daarna krijg je de tweede schakel: consumenten van de eerste orde (C1).
Daarna kun je de derde schakel krijgen, enz.: consumenten van de tweede (enz.) orde
(C2).
Carnivoren = dieren die alleen dierlijk voedsel eten.
Omnivoren = dieren die plantaardig en dierlijk voedsel eten.
Herbivoren = dieren die allen plantaardig voedsel eten.
Alle producenten samen vormen het 1e trofische niveau.
Voedselrelaties in kaart brengen voor een groot gebied is ondoenlijk. Het gaat om teveel
organismen en de aantallen geven niet weer om hoeveel organische stoffen en dus om
hoeveel energie het gaat.
Biologen kiezen in plaats van aantallen, liever voor biomassa (geeft informatie over ‘hoe
het zit’ met een voedselketen.
Biomassa = massa aan energierijke organische stoffen.
In de praktijk werken biologen met het drooggewicht.
Drooggewicht = versgewicht min het gewicht aan water.
Verschil drooggewicht en biomassa is, dat drooggewicht ook bestaat uit mineralen.
Piramide van biomassa
Breedte balk = maat voor energie: - biomassa
- drooggewicht
Piramide van productiviteit = jaargemiddelde van de piramides van biomassa in een
ecosysteem wat informatie geeft over de energiestroom.
De staven in een piramide van biomassa variëren niet alleen doordat de populatiegrootte
varieert, ook per individu varieert de biomassa.
Energiestroomschema
Een dier eet een bepaalde hoeveelheid voedsel met energie-inhoud I.
Energie dat onverteerbaar is verdwijnt met de ontlasting (feces, F).
(Een planteneter heeft een grotere F, want het kan meer verteren).
Energie A komt vanuit het verteringskanaal in het bloed.
Energie R wordt als brandstof voor energie gebruikt, voor activiteiten (warm houden,
vliegen) ➜ brandstof.
Energie P (productie) blijft in het dier als bouwstof voor nieuw celmateriaal en is mogelijk
het voedsel voor een consument van een hoger trofisch niveau.
Productie = hoeveelheid organische stoffen = drooggewicht van het organisme.
BPP = Bruto primair product = fotosynthese
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samenvattingLVOwiskunde. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.76. You're not tied to anything after your purchase.