Deze Volledige samenvatting bestaat uit alle sides en alles wat prof. Alain François vertelt tijdens de les. Het is de volledig te kennen leerstof van het vak Vennootschapsrecht gedoceerd door A. François.
Samenvatting
vennootschapsrecht
Topic 1: Vennootschapsrecht 2020
We kijken naar ons nieuw wetboek van vennootschappen en verenigingen die in 2019 is ingevoerd
door een wet van maart 2019 dat ons vennootschapsrecht behoorlijk heeft gewijzigd.
Waarom was dit soort wijziging zo nodig? Waarom was het nodig om het Belgische
vennootschapsrecht grondig te gaan herzien?
We kijken ook naar de opbouw van het wetboek van vennootschappen en vereniging.
We gaan ook kijken naar een aantal regels van overgangsrecht, want het W.Venn is vervangen door
het WVV, maar nog niet volledig. Er zijn nog een aantal bepalingen van het W.Venn. (vorige wetboek
van vennootschappen) die parallel van toepassing blijven op bestaande vennootschappen die zich
nog niet hebben geconformeerd aan het WVV.
1.1 Ons vennootschapsrecht miste aantrekkingskracht
Eerste vaststelling: ons vennootschapsrecht miste aantrekkingskracht. Dat is een beetje eigenaardig
aangezien het wetboek van vennootschappen (W. Venn.) toch een jonge adolescent is (dateert van
1999). Hoe kan het zijn dat een wetboek dat in 1999 werd ingevoerd 20 jaar later in 2019 al moet
vervangen worden omdat het vennootschapsrecht niet meer aangepast is aan het moderne
ondernemingsleven?
De reden is dat de codificatie van 1999 nauwelijks meer was dan een herordening van bestaande
wetgeving (die her en der verspreid was) in een “logisch, goed gestructureerd en samenhangend
wetboek”. Het W.Venn. had niet de ambitie om het Belgisch vennootschapsrecht fundamenteel te
gaan wijzigen om het beter te laten aansluiten bij de realiteit van het ondernemingsleven of om aan
de steunpilaren van het vennootschapsrecht iets te wijzigen.
Wat was er dan mis met die bepalingen?
- In het W.Venn. stonden bepalingen die hopeloos verouderd waren, bv. het leeuwenbeding
(art. 32 W.Venn.).
Ons vennootschapsrecht was verouderd (want het gaat terug op wetgeving die al lange tijd bestond,
waarop was verder gebouwd met alle gevolgen van dien inzake samenhang).
Wanneer je deelneemt aan een vennootschap, moet je met z’n allen, alle aandeelhouders en alle
vennoten, een gemeenschappelijk belang hebben. Dat gemeenschappelijk belang moet er minstens
in bestaan dat je deelneemt aan de vennootschap met het oog op winst te maken en om deze winst
daarna te verdelen en er dus beter van te worden.
Als één van die aandeelhouders of vennoten zich als een leeuw gedraagt, zal die de volledige winst
voor zichzelf opeisen. Het leeuwenbeding is een beding dat aan een vennoot of aandeelhouder de
volledige winst toekende (ten koste van zijn medeaandeelhouders of medevennoten). Dit is strijdig
met de openbare orde en dus absoluut nietig.
1
,Bij de NV’s, BV’s en CV’s wordt zo een bepaling als niet geschreven gehouden. Deze bepaling geldt
nog steeds in het WVV.
Wat is er dan wel veroudert en afgeschaft? De tegenkant van het leeuwenbeding. Het omgekeerde is
dat een vennoot of aandeelhouder volledig wordt vrijgesteld in het delen van de verliezen. Dit werd
ook in ons voormalig vennootschapsrecht als een leeuwenbeding beschouwd. Dus als één van de
vennoten of aandeelhouders zich zo handig manifesteerde dat hij krachtens bepalingen in de
statuten of in de vennootschapsovereenkomst vrijgesteld werd van eventuele verliezen die werden
geleden, dan werd dit ook als een leeuwenbeding beschouwd.
DUS: Het leeuwenbeding had dus in het W.Venn. twee kanten van een medaille, was verboden en
strijdig met de openbare orde in de personenvennootschappen en niet geschreven in de andere
vennootschappen.
- Een aantal bepalingen waren te zwaar en niet aangepast.
Een van deze bepalingen zullen we zien bij de algemene vergadering. Er zijn drie soorten algemene
vergaderingen:
Jaarvergadering die elk jaar plaatsvindt op de in de statuten bepaalde datum en plaats en
waar de jaarrekening wordt goedgekeurd en waar kwijting wordt gegeven aan de
bestuurder.
De buitengewone algemene vergadering, die gepaard gaat met een statutenwijziging.
Alle vergaderingen ertussen zijn bijzonder algemene vergaderingen.
Er is een bijzonder algemene vergadering waar de wetgever aandacht voor heeft en dat was de
bepaling van artikel 556 W.Venn. die eigenlijk geschreven was voor genoteerde vennootschappen,
maar in de tekst was uitgebreid tot alle NV’s. Daardoor was die bepaling te zwaar. Vandaar dat men
in het WVV deze bepaling heeft herleid naar haar bedoelde proporties, zijnde enkel gelden voor
genoteerde vennootschappen.
- Derde vaststelling onder het W.Venn. was dat er een wildgroei ontstaan was aan
vennootschapsvormen of -varianten ((te) weinig gebruikte vennootschapsvormen of -
varianten zoals ESV, LV, S-BVBA, VSO).
Wat is het verschil tussen een vennootschapsvormen en een vennootschapsvariant?
Een vennootschapsvariant leidt niet tot een nieuwe vennootschapsvorm, maar ent zich op een
bestaande vennootschapsvorm.
Bv. Binnen de BVBA had men de gewone BVBA en de SBVBA of de starters BVBA.
De starters BVBA een variant van de BVBA die met een verminder kapitaal kon worden
opgericht. Het kapitaal kon daar herleid worden tot een symbolische euro.
Alle bepalingen van het BVBA-recht waren op de SBVBA van toepassing behalve enkele
bijzondere bepalingen. In dat opzicht is de SBVBA een gewone BVBA met bijzondere
kenmerken, dus een variant.
Die SBVBA die de Belgische wetgever in het leven had geroepen om het oprichten van
BVBA’s laagdrempeliger te maken onder invloed van andere lidstaten in de EU is nooit een
groot succes geweest.
2
,Bv. De VSO, vennootschap met een sociaal oogmerk.
VSO is een Belgische uitvinding die dateert van 1995 en die in het leven was geroepen om
aan de ondernemingen van de sociale economie een meer gepast vennootschapsfiguur ter
beschikking te stellen die toeliet om te werken met een vennootschapsstructuur, maar te
voorzien in regels die ervoor zorgden dat er een verminderde winstuitkering moest
gebeuren. Het was zelfs mogelijk om de winstuitkering volledig tot 0 te herleiden.
De VSO was een variant, geen vennootschapsvorm op zich. Je kon een NV of BV of CVBA als
VSO oprichten wat betekende dat je voorzag in de statuten dat zo een vennootschap als het
ware konden werken met social-profitbepalingen, verminderde winstuitkering.
De VSO had geen overweldigend succes.
Bv. De LV, landbouwvennootschap.
Het was een afzonderlijk vennootschapsvorm (geen variant) die een burgerlijk karakter had
en die voor de agrarische sector bestemd was. Ook dit was een allesbehalve een succes.
Bv. Het ESV, economisch samenwerkingsverband.
Het ESV was een soort aparte vennootschapsvorm die door België was ingevoerd naar
aanleiding van de invoering in ons recht van de Europese economische
samenwerkingsverbanden. Ook dit kwam zeer weinig voor. De vraag rees of we ons
vennootschapsrecht moeten bezwaren met deze vormen die weinig worden gekozen, weinig
worden opgericht in de praktijk.
- Overregulering: het gevoel, zowel in de doctrine als praktijk, dat ons vennootschapsrecht
wilde overreguleren (bv. strenge kapitaalregels voor BVBA).
Er was een te grote reguleringsdrang. Dit had te maken met het feit dat de Belgische wetgever zich al
te zeer de beste leerling van de Europese klas wilde tonen.
Het vennootschapsrecht vindt in belangrijke mate zijn roots in het Europese recht. Het Europese
vennootschapsrecht heeft vooral oog voor de NV, maar de Belgische vennootschapswetgever had de
neiging om die bepalingen die door Europa waren geschreven vooral en naar model van
vennootschapsvormen voor grotere ondernemingen, met name de NV, ook toe te passen op de
BVBA.
Zo hebben we vrijwillig beslist om de regels inzake kapitaal ook toe te passen op BVBA’s. Het
resultaat was dat de BVBA die in eerste instantie de vennootschapsvorm is voor kleinere
ondernemingen, gebukt ging onder bepalingen die geconcipieerd waren voor grote ondernemingen.
- Onoverzichtelijk: het oude vennootschapsrecht was ook onoverzichtelijk, bv. verschillende
snelheden in het (publiek) vennootschapsrecht.
Het is professor Wijmeers (UGent) die begin jaren 90 schreef dat er in ons vennootschapsrecht een
vennootschapsrecht met twee snelheden was ontstaan.
Enerzijds het vennootschapsrecht van toepassing op genoteerde vennootschappen en
anderzijds het vennootschapsrecht van toepassing op niet-genoteerde vennootschappen,
maar eigenlijk waren er gaandeweg vennootschapsrechten binnen ons recht ontstaan met
meerdere snelheden, want men is verder gaan diversifiëren.
3
, België heeft het systeem gecreëerd van de meer besloten vennootschappen en
daartegenover de vennootschappen die in publiek beroep doen op het spaarwezen. Dat was
een zeer brede categorie met daarin subcategorieën. Binnen de groep van de
vennootschappen die publiek beroep doen op het spaarwezen had je dan ook nog de
genoteerde vennootschappen, vennootschappen waarvan de effecten genoteerd staan op
een beurs, en binnen die groep was er dan nog eens een deelverzameling van de aandelen
genoteerde vennootschappen, vennootschappen waarvan de aandelen genoteerd waren op
een beurs.
Binnen elk van die vier categorieën, dus (1) de gewone vennootschappen (besloten
vennootschappen), (2) vennootschappen die publiek beroep doen op het spaarwezen, (3)
genoteerde vennootschappen en (4) aandeelgenoteerde vennootschappen had je dan
telkens ietwat andere regels die daarop van toepassing waren. Dit is wat Wijmeers bedoelt
met andere snelheden. Dit was onoverzichtelijk. De vraag rees, moet dit zo complex zijn, kan
men niet terugkeren naar de beginstate waar Wijmeers over geschreven had, nl. genoteerd
en niet genoteerd. Dit gebeurde uiteindelijk in het WVV.
- Een aantal bepalingen waren te streng en te stroef, bv. de ad nutum afzetbaarheid van
bestuurders in de NV.
Een van de basiskenmerken van de NV onder het W.Venn. was dat bestuurders in de NV door de
algemene vergadering werden benoemd en konden worden herroepen/ontslagen op elk moment
zonder motivering, zonder opzegvergoeding en zonder opzegtermijn, dus ad nutum.
Dit was een bepaling die fundamenteel was in het Belgische NV-recht en door Cass. tot de openbare
orde werd gerekend, maar het liet weinig flexibiliteit toe voor de vennootschapspraktijk. Het was
onmogelijk om aan bestuurders in een NV een of andere vorm van ontslagbescherming te geven
tenzij je creatief was.
In het WVV is die regel als een zogenaamde defaultregel gehandhaafd, als een regel van suppletief
recht waarvan kan afgeweken worden in de statuten. Het is gedaan met de ad nutum
afzetbaarheidsregel die de openbare orde raakt in het NV-recht onder het WVV. Die regel was
voorbijgestreefd en te stroef in het W.Venn.
- Het W.Venn. was op vele vlakken te complex.
Bv. complexe regels rond kapitaal toepassen op BVBA’s terwijl die regels vooral geschreven waren
voor grote ondernemingen.
Bv. regeling rond aandelen zonder stemrecht. Je kan aandelen uitgeven met stemrecht (zelfs met
meervoudig stemrecht) onder het WVV (dat is nieuw voor de BV en NV, niet voor de coöperatieve),
maar ook aandelen zonder stemrecht en dit onder een veel soepelere manier dan dat onder het
vorige recht het geval was.
- Het vennootschapsrecht was ook onsamenhangend (“aanbouwwetgeving”)
Ondanks dat het W.Venn. de bedoeling had een logisch en goed gestructureerd wetboek te zijn,
hadden we toch te maken met wetgeving die onsamenhangend was.
1.1.1 Hoe was dat gekomen?
- NV en BVBA waren concurrentieel als organisatievormen van ondernemingen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lawstudentvub1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $15.73. You're not tied to anything after your purchase.