Binnen het recht kunnen we vier functies onderscheiden:
1. Normatieve functie
Het recht beslaat gedragsregels waarvan het grootste gedeelte van de
samenleving vindt dat deze opgevolgd moeten worden. De regels, ook
wel normen genoemd, worden zo belangrijk gevonden dat er straf
staat op het overtreden van deze regels. (Moord, verkrachting,
terrorisme, discriminatie)
2. Geschil oplossende functie
Een gestructureerde rechterlijke organisatie zoals we die nu in
Nederland kennen bestaat niet in ieder land. In sommige culturen is
het gebruikelijk het heft in eigen hand te nemen als er een regel werd
overtreden. In Nederland is er een verbod op het gebruik van
eigenrichting, omdat het recht als middel gebruikt wordt om het
probleem op te lossen.
3. Additionele functies
Vaak maak je niet over alles afspraken. Stel dat je geld leent aan
vriend, dan kunnen jullie afspreken dat hij je elke maand 50 euro
terugbetaald, totdat de schuld is afgelost. Maar wat als die vriend
ineens zijn baan verliest en een aantal maanden niet kan afbetalen?
Voor dit soort gevallen, dus gevallen waarin de partijen samen niet
hebben voorzien, zijn er rechtsregels opgesteld. Deze hebben een
aanvullende functie op wat er tussen partijen zelf is afgesproken.
Hebben partijen wel regels opgesteld voor een bepaald geval, dan
gaan deze in de meeste gevallen voor op de wet.
4. Instrumentele functie
Voor sommige zaken is het niet handig als de regeling ervan aan de
bevolking wordt overgelaten. Daarom bepaalt de wetgever dat we
bepaalde dingen op een bepaalde manier doen. Zo moeten we
bijvoorbeeld allemaal stoppen voor een rood stoplicht en mogen we bij
groen doorrijden. Dit heeft niks met normbesef te maken, maar het
zijn wel belangrijke regels om de maatschappij in goede banen te
kunnen leiden.
De 4 rechtsbronnen:
1. De wet.
2. Het verdrag.
3. De jurisprudentie (uitspraken van rechters)
4. De gewoonte.
Privaatrecht: tussen burgers onderling.
Bijvoorbeeld als 2 mensen een conflict hebben
en het recht nodig hebben om dat conflict op te
lossen. Richt zich niet alleen op burgers
onderling maar ook op bedrijven. Wanneer de
gemeente bureaustoelen koopt voor haar
,meubilair is de overheid burger omdat zij zich gedraagt als burger dus geld het
privaatrecht.
Publiekrecht: tussen de overheid en burgers. Bijvoorbeeld het belastingrecht.
Wanneer iemand zich niet aan de regels houd zal de overheid optreden en
diegene straffen, daarom hoort hier ook het strafrecht bij.
Privaatrecht word ook wel burgerlijk recht of het civiele recht genoemd.
Hieronder zijn 2 deelgebieden: personen en familierecht & vermogensrecht.
Het personen en familierecht zijn zaken als: geboorte, huwelijk, geregistreerd
partnerschap, scheiden, adoptie, ondercuratelestelling, de regeling van het
vermogen tussen de echtgenoten.
Naast het personen en familie recht kennen we ook het vermogensrecht. Van alle
op geld waardeerbare handelingen tussen burgers onderling waaraan juridische
gevolgen verbonden zijn, zoals: je stoot een vaas om, de bal die door de ruit
gaat, en de botsing waarbij 2 auto’s total los zijn.
Wie maakt een wet?
Landelijk: regering (ministers) + Staten Generaal (Eerste en Tweede Kamer) =
wet
Provincie: Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten = verordening
Gemeente: College van B&W en Gemeenteraad = verordening
Rangorde tussen wetten
1. Hogere regels gaan boven lagere regels: als een gemeentelijke
verordening in strijd is met een provinciale verordening zal de rechter de
gemeentelijke verordening als ontbindend verklaren.
2. Bijzondere regels gaan boven algemene regels:
3. Jongere regels gaan voor oudere regels.
Formele en materiële rechten
Materieel recht: wat men niet en wel mag (geboden en verboden), welke rechten
en plichten men heeft.
Formeel recht: houd de regels in die men moet volgen om het materiële recht uit
te voeren. Bij welke rechter moet ik zijn? Hoe moet er worden geprocedeerd?
Welke termijnen moeten in acht worden genomen?
Dwingend en aanvullend recht:
Dwingend recht: mogen burgers niet van af wijken. Bijvoorbeeld huurrecht: je
komt met een verhuurder overeen dat je voor een periode van 2 jaar zijn huis
huurt voor 600 euro per maand. Je zegt hem nadrukkelijk toe dat je na 2 jaar het
pand zal verlaten. Ben je aan deze toezegging juridisch verbonden? Nee. In het
wetboek staat dwingend dat de verhuurder de huur altijd schriftelijk moet
,opzeggen. Als de huurder hier om wat voor rede niet mee akkoord gaat, dan zal
de verhuurder zich tot de rechtbank moeten wenden met het verzoek de
huurovereenkomst te ontbinden. Dus onderling wat afspreken heeft geen
toegevoegde waarde. De rechter zal bekijken of de huurder aan de opgesomde
gronden voldoet voordat de huurovereenkomst ontbonden kan worden.
Aanvullend recht: je mag hier van afzien, je mag samen wat anders afspreken.
De wet vult aan wat partijen niet hebben afgesproken.
Wanneer weet je of het een dwingend of aanvullend recht is?
Als het werkwoord ‘’moeten’’ in de wet voorkomt, is het een dwingend
recht.
‘’kunnen’ duidt op aanvullend recht.
Ook het woord nietigheid, duidt dwingend recht aan.
En wanneer het gaat om een bepaling waarvan de inhoud te maken heeft
met belangrijke waarden die over het algemeen worden gedeeld door de
samenleving (normatieve functie van het recht). Uiteraard is dit een vaag
criterium.
Toets vraag 19: dwingend omdat man en vrouw moeten.
Objectiefrecht en subjectief recht
Objectief recht: het gelde recht, oftewel het positieve recht. Geld voor de hele
samenleving. Je mag niet iemand zomaar in elkaar slaan. Dat is dus een objectief
recht.
Subjectief recht: recht of plicht voor het individu. Mevrouw A moet meneer B
betalen. Dat is een subjectief recht.
Tussen vraag 1.20: welke subjectieve rechten?
Openvraag 13:
A) Publieksrecht
B) Wat zijn rechtsgebieden?
C) Materieel recht.
D) Dwingend.
Openvraag 5:
A) Privaat
B) Privaat
C) Publiek
D) Publiek.
H2 Wanneer ontstaat er een overeenkomst?
Overeenkomst: afspraak/contract gemaakt door 2 of meer personen. Uit
een overeenkomst hebben partijen rechten en plichten. Bij de bakker
, heb je recht op het brood en een plicht te betalen. Rechten en plichten
noemen we verbintenissen.
Obligatoire overeenkomst of verbintenis scheppende
overeenkomst: er word een afspraak gemaakt die dan moet worden
nagekomen.
Wederkerige overeenkomst: een overeenkomst die meebrengt dat
beide partijen zowel een recht als een plicht hebben.
Voorbeeld: bij de bakker sluit je een obligatoire overeenkomst, je hebt beide
afgesproken dat de een brood krijgt en de ander dit tegen een bepaalde prijs zal
verschaffen. De koper heeft recht op levering van het brood, maar is verplicht
hiervoor tegen de afgesproken prijs te betalen. De verkoper heeft de plicht jou
het brood te geven maar heeft recht op het geld.
Toets vraag 2.1B Is de arbeidsovereenkomst een wederkerige of een eenzijdige
overeenkomst? Wederkerige doordat beide partijen rechten en plichten hebben.
Het ontstaan van een overeenkomst:
- komt tot stand door een aanbod en een aanvaarding.
(mondeling, schriftelijk, stilzwijgend)
- De wilsverklaringen stemmen met elkaar overeen:
Als ik iets wil verkopen (koop overeenkomst met iemand sluiten) dan moet ik dit
aller eerst willen. Vervolgens moet ik dit verklaren (kenbaar maken dat ik dit wil).
De overeenkomst bestaat pas als de wederpartij, de totstandkoming van deze
overeenkomst eveneens wil en verklaart.
Het aanbod intrekken 2 voorwaardes:
- Het bod mag nog niet aanvaard zijn.
- Je mag je aanbod niet onherroepelijk hebben gemaakt
(onherroepelijk maken is dat je een termijn hebt gesteld waarop de
ander op het aanbod mag aanvaarden)
Voorbeeld: op 24 juni doet Hans een oproep aan de gemeente Amsterdam om
zijn huis te verkopen tegen de prijs van 800.000 euro. Op voorwaarde dat de
koop en de oplevering van het huis tussen 15 november en 15 december zal
plaats vinden. Op 13 oktober schrijft Hans de gemeente dat hij toch zijn aanbod
intrekt. Op 16 december krijgt Hans een akte van de notaris namens de
gemeente Amsterdam. Ze zijn op zijn aanbod in gegaan. Hans kan niet meer
terug en moet zijn huis verkopen. Dit omdat hij een onherroepelijk aanbod
(namelijk het noemen van een termijn) heeft gemaakt, deze geld van 15
november tot 15 december.
Uitnodiging tot het doen van een aanbod: er ontstaat geen
overeenkomst als er geen aanbod, maar slechts een uitnodiging word
gedaan tot het doen van een aanbod. Uit advertenties blijk dat uit de
opmerking ‘’prijs n.o.t.k.’’ (nader overeen te komen). Ook op de
huizenmarkt speelt dit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nimmink01. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.99. You're not tied to anything after your purchase.