Samenvatting tentamen sociale ontwikkeling van het kind
40 views 4 purchases
Course
Sociale Ontwikkeling Van Het Kind
Institution
Hogeschool NTI (NTI)
Een samenvatting voor het tentamen sociale ontwikkeling van het kind. De hoofdstukken 1, 2.1, 6.1, 7, 8, 9.1, 10, 13, 14.1 - 14.3, 15.2, 16 uit het boek ontwikkelingspsychologie zijn hierin samengevat. Alles wat je moet weten voor het tentamen.
Ontwikkelingspsychologie (levenslooppsychologie): de wetenschappelijke studie naar groei,
verandering en stabiliteit bij mensen vanaf de conceptie tot aan de ouderdom. Accent op
jaren tot volwassenheid, veranderingen snelst opvolgen.
Ontwikkelingspsychologie richt zich op menselijke ontwikkeling. Enerzijds groei en
veranderen, anderzijds hoe gedrag juist overeenkomt met eerder gedrag
Cognitieve ontwikkeling, sociale ontwikkeling, fysieke ontwikkeling en
persoonlijkheidsontwikkeling.
Vijf leeftijdsgroepen: prenatale periode, baby-en peutertijd, kleutertijd, schooltijd en
adolescentie.
Prepuberteit periode voorafgaand aan de puberteit. Hormonale veranderingen in het
lichaam, maar nog niet zichtbaar.
Opkomende volwassenheid late tienerjaren tot midden twintig.
Cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren.
Cohorteffecten: invloeden van cohorten op de ontwikkeling.
Normatieve gebeurtenissen: gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een
groep op dezelfde manier voltrekken. Historisch, leeftijdsgebonden of sociaal-cultureel
bepaald.
Niet normatieve gebeurtenissen: specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven
van een bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niet mee te maken krijgen.
VB: eerste ivf-kinderen zijn, ouders verliezen door ongeval, landelijke wedstrijd winnen
Historisch bepaalde invloeden: omgevingsinvloeden en biologische invloeden die verbonden
zijn aan een historisch moment. VB: oorlog, economische groei, crisis, rampen.
Leeftijdsgebonden invloeden: biologische invloeden en omgevingsinvloeden die gelijk zijn
voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep. VB: voor het eerst naar school gaan en de
puberteit bereiken.
Sociaal-culturele invloeden: etnische afkomst, sociale klassen, lidmaatschap van een
subcultuur en dergelijke.
Collectivistische oriëntatie: gericht op onderlinge afhankelijkheid van de leden van een
samenleving
,Individualistische oriëntatie: gericht op het uniek en onafhankelijk zijn.
Etnische groep en etniciteit: culturele achtergrond, nationaliteit, religie en taal
Philippe Aries: bestudeerde hoe kinderen en gezinnen op schilderijen en in andere
kunstvormen werden weergeven. Kinderen rond 1600 een eigen status en voor die tijd
gezien als miniatuurvolwassene.
Charles Darwin: 1859 evolutietheorie publiceerde. Observatie van kinderen een
systematisch karakter. Boek geschreven over de ontwikkelingen van zijn zoon in zijn
eerste levensjaar.
Alfred Binet: onderzoek naar het geheugen en hoofdrekenen
Granville Stanley Hall: eerste die het denken en het gedrag van kinderen onderzocht met
behulp van vragenlijsten. Schreef eerste boek waarin de adolescentie als aparte
ontwikkelingsperiode werd gezien
In de middeleeuwen werden kinderen afgebeeld als imperfecte miniatuurvolwassenen,
gekleed in precies dezelfde outfits als volwassenen.
Eerste helft twintigste eeuw heeft inzicht gegeven in de kinderlijke ontwikkeling.
Nature: erfelijkheid (kleur ogen, haargroei)
Nurture: omgevingsinvloeden die gedrag bepalen (invloed drank en drugs gebruik
zwangerschap, soort voedsel)
Maturatie: het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie
De vraag blijft: in welke mate nature en nurture invloed laten gelden.
Baby biografieën: eerste geschriften waarin kinderen methodisch werden bestudeerd eind
1700.
Continue verandering: geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op een
bepaald niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus. Kwantitatief
Discontinue verandering: ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt en waarbij
elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia.
Kwalitatief
Kritieke periode: een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste en zelfs onomkeerbare gevolgen heeft.
,Gevoelige periode: optimale periode voor bepaalde vermogens om zich te ontwikkelen, een
periode waarin mensen gevoelig zijn voor omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk voor
het leren van specifieke vaardigheden. VB: gemakkelijk leren van een tweede taal.
Levensloopmodel: moderne theorieën leggen de nadruk op doorgaande groei en
verandering in de loop van het leven en op verbanden tussen verschillende perioden
Focus op specifieke perioden: vroege ontwikkelingspsychologen zien de kindertijd en de
adolescentie nadrukkelijk als de belangrijkste perioden.
Stimuli: prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving waarop
een organisme reageert. VB: gemis liefdevolle volwassen in vroege kinderjaren, niet veilig
gehecht
Plasticiteit: de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur
veranderbaar is. VB: latere ervaringen kunnen gebruiken om eerdere achterstanden in te
halen. Hierdoor geen schade op.
Verschil kritieke periode en gevoelige periode: Bij kritieke periode wordt aangenomen dat
het permanente en onomkeerbare gevolgen heeft wanneer een zich ontwikkelend individu
bepaalde invloeden mist. Terwijl bij gevoelige peridoden het ontbreken van bepaalde
omgevingsinvloeden de ontwikkeling kan verstoren, maar latere ervaringen deze tekorten
kunnen opheffen.
Nature-nurturedebat: de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze
eigenschappen; in hoeverre komen deze voort uit onze aanleg en in hoeverre uit onze
opvoeding en leefomgeving.
Belangrijkste vraagstukken in de ontwikkelingspsychologie:
1. De raag in hoeverre de ontwikkeling van kinderen continu is en in hoeverre
discontinu?
2. De vraag of die ontwikkeling grotendeels wordt bepaalde door kritieke of gevoelige
periode?
3. De vraag of men zich moet concentreren op bepaalde belangrijke perioden in de
menselijke ontwikkeling of juist op het hele leven
4. Het nature-nurture-debat dat gaat over het relatieve belang van genetische
invloeden versus omgevingsinvloeden
Toekomsttrends: groeiende specialisatie, meer samenwerking tussen verschillende
vakgebieden, meer aandacht voor diversiteitsvraagstukken en een nog grotere invloed van
de ontwikkelingspsychologie op maatschappelijk kwesties.
, Hoofdstuk 2.1 de babytijd
Theorie: verklaring of voorspelling ten aanzien van een verschijnsel, die een raamwerk biedt
om de relaties tussen een reeks feiten of principes te begrijpen.
Persoonlijke theorieën -> gebaseerd op onze ervaringen, volkswijsheden en wat we in de
media horen en lezen
Psychodynamisch perspectief: benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat
gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten, waarvan
een persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft. VB: weinig
herinneren van scheiding, later wel moeite met aangaan liefdesrelaties.
Sigmund Freud psychoanalytische theorie. Weense arts wiens revolutionaire ideeën
uiteindelijk niet alleen een vergaande invloed hadden op de psychologie en de psychiatrie,
maar ook op het westerse gedachtegoed in het algemeen.
Psychoanalytische theorie: theorie die ervan uitgaat dat onbewuste krachten bepalend zijn
voor iemand persoonlijkheid en gedrag. VB: kind ervaren dat het te weinig aandacht krijgt
van zijn opvoeders, om te kort te compenseren zoekt het kind aandacht van de juf op school
en later van zijn partner. Komt voort uit kinderjaren.
Volgens Freud kent elke persoonlijkheid 3 aspecten:
1. ID: het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat
opereert vanuit het genotsprincipe. VB: honger, seks, agressie
2. EGO: het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid, dat opereert vanuit het
realiteitsprincipe. VB: instinctieve energie in toom om de veiligheid van de persoon te
bewaren en te helpen integreren in de samenleving
3. Superego: het aspect van de persoonlijkheid dat iemand geweten vertegenwoordigt
en het onderscheid maakt tussen goed en kwaad. VB: ontwikkeld rond 5-of 6-jarige
leeftijd door dat kinderen dit overnemen van ouders, leerkrachten en andere
belangrijke figuren in hun leven.
Psychoseksuele ontwikkeling: 5 fasen die kinderen volgens Freud doorlopen, waarin genot
of bevrediging telkens gericht is op een andere biologische functie en een ander deel van het
lichaam.
Volgens Freud: genot zich verlengt van de mond (orale fase) naar de anus (anale fase) en
uiteindelijk naar de geslachtsdelen oftewel genetalien (fallische fase en genitale fase) met
daartussenin een fase waarin seksualiteit tijdelijk op de achtergrond raakt de (latentiefase).
Fixatie: gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een
onopgelost conflict. VB: als er iets misgaat in een bepaalde fase, te weinig of te veel
bevrediging van behoeften. VB: fixatie op orale fase kan bijv. toe leiden dat een volwassene
voortdurend bezig is met orale activiteiten, zoals eten, praten, roken, nagelbuiten of
kauwgom kauwen. VB: fixatie op de anale fase kan leiden tot overdreven reinheid of
vrekkigheid (vasthouden) of juist afstandelijkheid en afzijdigheid. (Loslaten)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisannekamp. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.96. You're not tied to anything after your purchase.