2.1 – Defenitie van een soort
Soort: dieren horen tot dezelfde soort wanneer ze vruchtbaren nakomelingen kunnen krijgen.
Een soort alleen beschrijven op basis van uiterlijke kenmerken is niet voldoende. Elk dier
verschilt van de rest per populatie.
Beschrijvingen van huismus gaan daarom uit van een huismuis met de gemiddelde
kenmerken van zijn soort. Het is onwaarschijnlijk dat je één huismus met exact die
kenmerken vindt.
Soms lijken dieren totaal niet op elkaar, maar horen ze wel tot dezelfde soort.
Soms lijken dieren op elkaar, maar behoren ze niet tot dezelfde soort.
Het gedrag, geluid, voedsel en leefgebied is totaal anders.
Is een soort eenmaal beschreven, dan krijgt hij een wetenschappelijke naam. Deze bestaat uit 2
delen:
Dit noem je de binomale naamgeving: een naamgeving die bestaat uit 2 delen, de
geslachtsnaam en de soortaanduiding.
Vb: Mentha aquatica
Mentha is een soort achternaam, dit gaat over de munt. De eerste naam laat zien of het
dezelfde soort is of niet.
Aquatica is specifiekere soortindeling, dit betekent water.
1e naam: geslachtsnaam
2e naam: soort specifiek
Er is binnen het geslacht verschil wanneer 1 = 1 en 2 is niet gelijk aan 2
Taxonomie: wetenschap voor het ordenen en benoemen van soorten.
Linnaeus’ indeling plaatst organismen bijeen in steeds grotere groepen:
1. Organismen
2. Soorten
3. Geslachten
4. Families
5. Orden
6. Klassen
7. Rijken
DNA-onderzoek laat verschillende soorten zien. Hierdoor vindt je dieren die aan elkaar verwand
zijn, zonder dat ze op elkaar lijken.
DNA-onderzoek kan verassende familierelaties laten zien.
Indelingen zijn mensenwerk. De natuur houdt zich niet aan menselijke regels.
Soms kruisen verschillende diersoorten zich met elkaar en krijgen ze levensvatbare
nakomelingen (hybriden).
Twee soorten kunnen alleen jongen krijgen als het DNA voor een groot deel gelijk is.
Meestal zijn hybriden onvruchtbaar.
Kolonisatie: en groep van planten of dieren die tot dezelfde soort behoort en die bij elkaar
wonen.
Uit kolonisatie volgt een nieuwe populatie.
Rijken: dieren, planten, shcimmels bacteriën
, Soortconcepten
1. Morfologisch soortconcept
Deelt soorten in op structuur.
Vb: vierkante stengels afsplitsen van ronde stengels.
2. Biologisch/genetisch soortconcept
Deelt soorten in op voortplanting
Paard is niet gelijk aan ezel omdat de nakomelingen niet vruchtbaar zijn.
3. Ecologisch soortconcept
Deelt soorten in op ecologische niche.
Ecologische niche: soort specifieke habitat (leefplek) die uniek is per soort.
4. Genetisch ethologisch soortconcept
Deelt soorten in op gedrag.
Tijger is niet gelijk aan leeuw, ander gedrag, dit komt omdat dieren elkaar gedrag (signalen)
niet snappen.
Hierdoor geen voortplanting.
5. Fylogenetisch soortconcept
Deelt soorten in op afstammingsgeschiedenis.
Afrikaanse olifant is niet gelijk aan Aziatische olifant (leven in verschillende niches).
2.2 – Populaties
1. Individu (bv olifant)
2. Populatie (groep individuen/organismen van dezelfde soort)
3. Levensgemeenschap (in een bepaald gebied verschillende populaties)
4. Ecosysteem (biotische en abiotische factoren vormen in een bepaald gebied een eenheid)
Binnen een populatie paren de dieren vaker onderling dan met soortgenoten uit andere
populaties.
Hierdoor zijn individuen in een populatie vaak directe familie van elkaar. Dat maakt ze
kwetsbaar voor bijvoorbeeld een ziekte. Hierdoor kan een populatie ineens verdwijnen.
Zijn de omstandigheden gunstig en is er veel uitwisseling van erfelijk materiaal, dan kan een
populatie ook snel groeien.
Beperkende factor = factor die individuen beperkt.
Koolmezen komen in oude bossen voor, in jonge bossen
zijn nestgelegenheden een beperkende factor.
Planten verspreiden hun zaden via wind, water en dieren.
Hierdoor kan het moeilijk zijn om te achterhalen hoe een
soort op een bepaalde plek gekomen is.
Sommige soorten profiteren van verstedelijking:
Ekster vindt in steden makkelijker voedsel
Sommige soorten lijden onder verstedelijking:
Door wegen, kanalen en woonwijken worden populaties
in delen gesplitst. Dit noem je versnippering.
Versnippering = het opdelen van het leefgebied in kleine
stukken. Hierdoor komen soortgenoten moeilijker met elkaar
in contact. Populaties verzwakken hierdoor.
Ontsnippering = het verbinden van versnipperde gebieden.
De grootste klus hierbij is om tussenliggende gebieden zo
in te richten dat soortgenoten elkaar weer kunnen
ontmoeten.
Door het bouwen van bijvoorbeeld tunnels en ecoducten
kunnen populaties weer verbonden worden.
Ontsnippering is een manier om overlevingskansen van soorten te vergroten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller manonkn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.08. You're not tied to anything after your purchase.