FASE 1: VERWERKINGSFASE = ONDERHANDELINGSFASE = PRECONTRACTUELE FASE
Voor een brood te kopen moet je niet onderhandelen maar voor ondernemingscontracten moet je
dit wel doen. Kan je tijdens deze fase iets fout doen? Ja hier kunnen fouten gebeuren. In deze fase
moet je rekening houden met 1382 – 1383 oud BW. Als in deze fout iets fout loopt kan je niet spreken
van contractbreuk of een wanprestatie met contractuele aansprakelijkheid. Als er hier iets fout
loopt is er nog geen contract dus het is buitencontractuele aansprakelijkheid.
Wat kan hier mislopen?
Informatieplicht
Vb. je koopt een onroerend goed (villa) en de verkoper doet alsof er iets is of iets niet is terwijl dat
niet de werkelijkheid is. Je koopt een stuk grond en je wilt daar een villa opzetten maar de verkoper
heeft niet gezegd dat dat vroeger een vuilnisbelt was. Moest de verkoper dit vermelden of moest
de koper dit zelf onderzoeken? Bij ons is de regel dat we moeten kijken wat een normaal zorgvuldig
persoon zou doen. Het kan zijn dat je dit pas na een aantal jaar ontdekt en dan moet je een
vordering instellen tegen de verkoper in een andere fase (post – contractuele fase), maar toch
kan je geen contractuele aansprakelijkheidsvordering instellen. Je moet kijken naar wanneer
de fout gemaakt is en niet naar het moment waarop deze is ontdekt.
=> informatieplicht is niet voldaan. Soms kan een specifieke wet deze informatieplicht opleggen
(Boek X WER) bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten. Stel dat je een McDonalds wil
oprichten ergens maar daar zijn al 3 vestigingen geweest en die zijn failliet gegaan. De baas van
McDonalds is verplicht om die informatie te geven. Als er geen specifieke wet is, dan geldt artikel
1382 – 1383 oud BW (algemene zorgvuldigheidsnorm = norm dat je u moet gedragen als een
normaal zorgvuldig persoon).
Afbreken van onderhandeling
In principe mag je stoppen met onderhandelingen. Je bent vrij om te stoppen = contractsvrijheid,
maar soms kan het toch zijn dat er sprake is van foutief afbreken van onderhandelingen.
1
,Voorbeeld: 2 ondernemingen onderhandelen en geven veel informatie en reizen van het ene land
naar het andere. Het contract is volledig gemaakt maar er is juist geen ondertekening. Ze hadden
afgesproken dat er enkel een contract was vanaf de onderhandeling. Als de onderhandelingen zo
ver gevorderd zijn en het wordt abrupt afgebroken zonder enige deftige reden, dan spreken we
van het foutief afbreken van de onderhandelingen. De rechter zal zich moeten afvragen of een
redelijke persoon ook de onderhandelingen zou gestopt hebben.
Ongeldige overeenkomst
Soms kan het zijn dat een redelijke persoon een ongeldige overeenkomst maakt. Als het gaat om
ene professionele persoon, dan zal men verwachten dat er geen ongeldige clausules in staan.
Bedrog
Kan samenhangen met de informatieplicht die niet vervuld is.
Het kan ook zijn dat je voor dat contract een ander contract moet sluiten (vb. optie tot aankoop
van een gebouw). Bij zo een optiecontract mag de verkoper niet aan iemand anders verkopen voor
een bepaalde periode. De optienemer moet de optie dan lichten voor het gebouw te kopen (binnen
de bepaalde periode).
FASE 2: TOTSTANDKOMING VAN EEN CONTRACT
In België worden de 2 vragen door elkaar gebruikt maar je kan ze goed onderscheiden normaal.
HOE KOMT HET TOT STAND?
Wilsleer = een contract komt pas tot stand als de wil van de ene partij overeenstemt met de wil van
de andere partij (of tenminste de geuite wil).
Hoe weet je of er een wilsovereenstemming is?
A = A (aanbod wordt aanvaard). Vb. tandarts heeft een hoekgebouw met zicht op zee. Een
projectontwikkelaar heeft dat gebouw op het oog en gaat gesprekken aan met de tandarts. Hij zal
een brief sturen met een bod op het gebouw. De tandarts is tevreden en stuurt een brief terug dat
hij het aanvaard.
ð Hoe zit het met het bewijs? Voor een bepaald bedrag moet je een akte hebben en hier
is er sprake van een akte
IS HET GELDIG TOT STAND GEKOMEN?
Het is niet omdat er een contract tot stand gekomen is dat het ook geldig is.
2
,Wat zijn de 4 geldigheidsvereisten?
- Wil/ toestemming
- Handelingsbekwaamheid
- Voorwerp
- Oorzaak
1) Wil of toestemming
Je sluit een contract maar je ging uit van een verkeerde voorstelling van zaken (verkeerde
assumpties) maar de situatie was zo niet (= dwaling). Vb. je koopt een stuk grond zonder
te weten dat het verontreinigd is. Hierbij moet je alle voorwaarden afgaan van dwaling om
van dwaling te kunnen spreken. 1 van de voorwaarden is dat de dwaling verschoonbaar
moet zijn. De dwaling moet ook determinerend zijn. Elke redelijke persoon zou zich in zo
een situatie vergist hebben. Soms kunnen verschillende wilsgebreken tegelijk aanwezig zijn
(bedrog samen met dwaling).
Vb. projectontwikkelaar – tandarts: projectontwikkelaar wil het gebouw afbreken maar het
gebouw staat op een lijst van bouwkundig erfgoed. Dit is een lijst dat op internet te vinden
is. De eigenaar is hier niet altijd van op de hoogte. Door die lijst kon het gebouw niet
afgebroken worden. De vraag is of er een overeenkomst is en of die overeenkomst geldig
tot stand gekomen is. De projectontwikkelaar start een procedure voor de rechtbank. Hij
zegt dat er geen overeenkomst is maar de rechter zegt dat dit wel het geval is omdat er
een aanbod en een aanvaarding was. Vervolgens zegt hij dat het contract niet geldig is
omwille van 2 redenen: dwaling en bedrog. Ze werden alle 2 afgewezen. De rechtbank zegt
dat hij vergeleken moet worden met een redelijk persoon in dezelfde concrete
omstandigheden. Een redelijke projectontwikkelaar die zich in dezelfde omstandigheden
zou bevinden zou eerst gaan kijken zijn naar de lijst vooraleer hij een aanbod zou gedaan
hebben. De dwaling is dus niet verschoonbaar. Ook bedrog werd afgewezen. De tandarts
zei dat hij niet wist dat zijn gebouw op die lijst stond en de projectontwikkelaar kon niet
bewijzen dat de tandarts het wel wist waardoor het werd afgewezen. Er is ook geen
precontractuele fout ten hoofde van de tandarts want hij is niet nalatig geweest, hij heeft
zich gedragen als een redelijk persoon. Hij moest niet gaan kijken naar die lijst. De wil moet
dus niet perfect zijn = geen nietigheid van het contract
3
, 2) Handelingsbekwaamheid
Je hebt rechtsbekwaamheid en je hebt handelingsbekwaamheid. Rechtsbekwaamheid is
het hebben van rechten en handelingsbekwaamheid is het uitoefenen van die rechten. Als
iemand niet handelingsbekwaam is bij het sluiten van een contract, dan kan de nietigheid
gevorderd worden. Een minderjarige is niet handelingsbekwaam.
3) Voorwerp = wat?
De beloofde prestatie is het voorwerp. Vb. verzekeringsovereenkomst: verzekernemer zal
jaarlijks een premie moeten betalen en in ruil daarvoor zal hij een som geld krijgen wanneer
er een brand geweest is.
Vereisten van het voorwerp: het moet geoorloofd zijn + mogelijk zijn (in de materiële zin
van het woord of juridisch) + het voorwerp moet bepaalbaar zijn.
4) Oorzaak = waarom?
= determinerende beweegreden waarom een verbintenis wordt aangegaan. Het waarom
van de verbintenis. Deze vraag is belangrijk want de oorzaak moet aan bepaalde
voorwaarden voldoen:
- Ze moet bestaan
- Geoorloofd (vb. je koopt een appel om vergif in te steken en te vermoorden)
- Mag niet vals zijn
In principe consensualisme maar soms zijn er formaliteiten vereist (vb. projectontwikkelaar –
tandarts: bij een verkoop van een onroerend goed moet er een onderhandse akte zijn op straffe
van nietigheid waarin een stedenbouwkundige vergunning en een bodemattest moeten vermeld
worden. Als deze 2 dingen niet aanwezig zijn, dan is het contract nietig als de koper dit inroept. In
dit voorbeeld zou de projectontwikkelaar deze formaliteit kunnen inroepen voor het contract
nietig te laten verklaren).
Als de geldigheidsvereisten niet voldaan zijn, dan kan de nietigheid ingeroepen worden. Bij het oud
BW kon alleen de rechter dit inroepen. Volgens het wetsvoorstel kan men dat als partij inroepen
(buitengerechtelijke nietigverklaring). Wanneer een partij dit inroept kan de andere partij een
schorsing vragen van de nietigheid met voorlopige uitvoering (in kort geding) en de bodemrechter
zal dan verder moeten uitzoeken of er sprake is van nietigheid.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DDH. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.65. You're not tied to anything after your purchase.