Samenvatting van H1 t/m H4 van de lesbrief Wereldeconomie van LWEO voor het VWO. Uitgebreide samenvatting met alle belangrijke verbanden en begrippen op een overzichtelijke manier weergeven. Zelf heb ik met deze samenvatting een 9,2 gehaald voor mijn SE.
Een veel gebruikte welvaartsindicator (maatstaf voor welvaart) is het
bbp per hoofd van de bevolking, je kunt dit zien als het gemiddelde
primaire inkomen.
• Armoedegrens: het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te
kunnen leven, dus om voldoende toegang te hebben tot kleding,
drinkwater, voedsel, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs.
• Het bbp per hoofd van de bevolking zegt alleen iets over het
gemiddelde, maar niet over de verdeling van de inkomens.
Bij het maken van vergelijkingen tussen landen zorgt het omrekenen
met de feitelijke wisselkoers voor problemen (als de ene valuta wordt
onder- of overgewaardeerd t.o.v. de andere valuta).
• Bijv. : als je in een bepaald land met een bepaald eurobedrag een
bepaald product kunt kopen en je dit bedrag inwisselt voor een
andere valuta tegen de wisselkoers is er een kans dat je in het
andere land niet genoeg geld hebt om hetzelfde product te kopen
(euro is ondergewaardeerd) of juist meer dan 1 product kunt kopen
(euro is overgewaardeerd).
• Koopkrachtpariteit: een theoretische wisselkoers die rekening houdt
met verschillen in prijsniveau (bijv. Big Mac index).
Human Development Index (HDI): een welvaartsmaatstaf waarin niet
alleen het inkomen een rol speelt, dit indexcijfer wordt berekend als een
gewogen gemiddelde van een aantal indicatoren.
Een aantal belangrijke internationale organisaties zijn:
• Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO): orgaan voor overleg en
samenwerking op sociaal-economische terrein, bestaat uit traditionele industrielanden en
tegenwoordig ook andere landen als Mexico, Polen en Zuid-Korea.
• Internationaal Monetaire Fonds (IMF): een organisatie met als doel het internationale
betalingsverkeer soepel te laten verlopen. Het IMF helpt landen met een tekort aan deviezen
(buitenlandse valuta). Het IMF verstrekt leningen aan deze landen zodat de importen van deze
landen niet in gevaar hoeven te komen.
• Wereldbank: een organisatie die leningen verstrekt tegen zachte voorwaarden (lage rente en
lange looptijd) aan ontwikkelingslanden.
, H2. Het internationale economisch verkeer
2.1 Globalisering
Arbeidsverdeling (arbeidsdeling): de verdeling van het productieproces in deeltaken, hierdoor
ontstaat goederenverkeer tussen bedrijven.
• Invoer (import) goederen: het kopen van goederen in het buitenland.
• Uitvoer (export) goederen: het verkopen van goederen in het buitenland.
2.1.1 GOEDERENVERKEER
Saldo handelsbalans: het verschil tussen de uitvoerontvangsten en de invoerbetalingen met
betrekking tot goederen.
• Ontvangsten > betalingen ➡ handelsoverschot
• Ontvangsten < betalingen ➡ handelstekort
Invoervolume en uitvoervolume zijn de hoeveelheden die worden in- en uitgevoerd (bijv. in kilo’s).
• waarde invoer/uitvoer = volume ⋅ prijs
2.1.2 DIENSTENVERKEER
Dienstenverkeer: de handel in diensten.
Om de rol van buitenlandse handel te vergelijken met andere landen worden quotes gebruikt:
• Invoerquote: de waarde van de ingevoerde goederen en diensten in procenten van het bbp.
invoer
- invoerquote = ⋅ 100 %
bruto binnenlands product
• Uitvoerquote: de waarde van de uitvoer van goederen en diensten in procenten van het bbp.
uitvoer
- uitvoerquote = ⋅ 100 %
bruto binnenlands product
Wederuitvoer: goederen die zijn ingevoerd, tijdelijk eigendom worden van een Nederlands bedrijf,
en vervolgens weer worden uitgevoerd. De toegevoegde waarde van deze goederen is laag.
2.1.3 KAPITAALVERKEER
Kapitaalverkeer: grensoverschrijdende kapitaalstromen.
• Buitenlandse beleggingen: bedoeld om inkomen te verdienen (rente/winst) of het vermogen te
vergroten door koerswinsten (aandelen/obligaties weer verkopen voor een hoger bedrag).
• Directe buitenlandse investeringen: bedoeld om zeggenschap te verwerven.
- Bijv. transacties in aandelen met als doel zeggenschap in een buitenlandse onderneming te
verwerven, investeringen in buitenlands onroerend goed of onderlinge leningen binnen een
concern.
- Multinationals (ondernemingen die produceren in verschillende landen) investeren in het
buitenland, bijv. om onderzoek te doen naar de aanwezigheid van bodemschatten en andere
productiefactoren, zoals (goedkope) arbeid en kapitaal.
- Outsourcing: taken worden uitbesteed aan een buitenlands bedrijf, de producten of
onderdelen worden vervolgens ingekocht.
- O shoring: (een deel van) het productieproces wordt verplaatst naar het buitenland, de
multinational blijft eigenaar van de productievesting.
ff
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukrensen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.