Deze samenvatting geeft informatie bij de leerdoelen die de Marnix Academie stelt aan het vak leerkracht 3. In deze samenvatting staat de volgende stof beschreven en uitgelegd:
• Alkema, E., Tjerkstra, W., Kuipers, J. & Lindhout, C. (2015). Meer dan onderwijs, theorie en praktijk van het onderwi...
LEERKRACHT 3
Vrijheid van inrichting van onderwijs
In de grondwet is in 1848 vastgesteld dat iedereen een eigen bijzondere school mag stichten. De
school moest wel zelf worden betaald, de overheid gaf geen subsidie. In 1878 zorgde een liberale
minister ervoor dat er een wet werd aangenomen om technische en hygiënische verbeteringen door
te voeren in het onderwijs, dit gold ook voor bijzondere scholen. Openbare scholen kregen hiervoor
geld van de overheid. De bijzondere scholen moesten dit zelf betalen, wat vaak niet lukte zonder
financiële offers.
In 1919 werden deze subsidies gelijkgesteld. De voorwaarde is dat elke school subsidies ontvangt
wanneer deze voldoet aan de bij de wet vastgestelde eisen. Bijzonder scholen mogen kinderen
afwijzen op basis van de overtuiging van de school, in de praktijk maken alleen orthodoxe scholen
hier gebruik van.
Het onderwijssysteem in Nederland
In Nederland mag je met 4 jaar naar school, moet je met 5 jaar naar school, blijf je hier 8 jaar en dan
stroom je op eigen niveau door naar het voortgezet onderwijs. Dit noemen we de leerplicht en de
kwalificatieplicht. Op deze manier haal je je startkwalificatie (VO-diploma).
Tot 2006 bestond er de basisvorming, dit was een programma dat iedereen in het begin van het VO
volgde zodat iedereen gelijke basiskennis had. Dit is afgeschaft.
De pedagogische opdracht van de school
Elke school heeft zijn eigen keuzes en visie. Dit zegt iets over de pedagogische opdracht van de
school: waartoe willen wij de kinderen opvoeden? Het is je af te vragen in hoeverre de school
verantwoordelijk is voor het opvoeden van de leerlingen. Moet school de zware taak van het
bijbrengen van normen en waarden op zich nemen naast de reguliere onderdelen als bijvoorbeeld
taal en rekenen. hiervoor kun je je richten op drie aspecten:
1. De taak van school om de leerlingen voor te breiden op het leven in de democratische
samenleving.
2. De relatie tussen onderwijs en levensbeschouwing.
3. De manier waarop volwassenen en kinderen in de school met elkaar omgaan.
Als natuurlijk opvoeders dragen de ouders de eindverantwoordelijkheid voor hun kind. School
verzorgt in opdracht van de ouders het professionele deel van de opvoeding wat ouders niet zelf
kunnen. Dit is de pedagogische opdracht van school. De pedagogische opvattingen van de school en
de leerkracht heeft hier invloed op, hoe denk je bijvoorbeeld over de manier van straffen?
Beginsituatie
Om een beginsituatie te kunnen schetsen heb je nodig:
- Een onderzoekende houding
- Kennis van de situatie op school en in de groep
, - Kennis van de leefwereld (etnische, sociale en culturele achtergrond van de kinderen)
- Kennis van de beleefwereld van de kinderen
- Kennis van de ontwikkeling van de kinderen
Wanneer je een rekening houdt met de specifieke beginsituatie van de groep zul je zien dat (een
gedeelte van) de groep geen interesse heeft of de stof niet begrijpt.
Potentiële beginsituatie
Wat je uit onderzoek en leerlijnen kunt verwachten wat ongeveer de beginsituatie zal zijn.
Actuele beginsituatie
De eigenlijke beginsituatie die kan afwijken van de potentiële beginsituatie door invloeden van
bijvoorbeeld interesses van de leerlingen.
Toekomstige beginsituatie
De situatie waar naartoe gewerkt wordt op het randje van het kunnen van de leerling. Dit noemen
we de zone van de naaste ontwikkeling (Vygotski).
Temperament
Temperament is de manier waarop iemand reageert, dit is per persoon verschillend. Het verwijst
naar individuele gedragskenmerken en is al heel vroeg in de ontwikkeling aanwezig. Je temperament
staat los van de situatie en is relatief stabiel in de tijd. Je temperament hangt deels af van je genen.
Temperament kan worden gevoed of afgezwakt door ervaringen en omgeving in je leven. Dit werd
bevestigd door de omgevingspsychologie waarbij kinderen werden bekenen op gedragskenmerken
om zo hun temperament te bestuderen. 5 belangrijke kenmerken voor een eigen temperament zijn
gebaseerd op:
1. Regelmaat, bijvoorbeeld van eet- en slaapritme.
2. Stemming, opgewekte en vriendelijke reacties tegenover onaangename reacties.
3. Aanpassing, gemak of moeite waarmee een kind zich aanpast.
4. Toenadering/terugtrekking, de wijze waarop het kind reageert op nieuwe prikkels.
5. Intensiteit, energieniveau van het kind.
Op basis van deze kenmerken kunnen drie temperamenttypes worden onderscheiden:
Het moeilijke kind
Een onregelmatig eet- en slaapritme. Trekt zich vaak terug in nieuw situaties en past zich langzaam
aan. vertoont veel intens negatief gedrag en huilt veel. Reageert heftig op frustraties, vaak in de
vorm van driftbuien. 10% van de onderzoekspopulatie.
Het gemakkelijke kind
Regelmatig leef ritme en is geïnteresseerd in nieuwe prikkels. Past zich makkelijk aan en is meestal
opgewekt en blij. 40% van de onderzoekspopulatie.
De langzame starter
Mengvorm van de twee voorgaande typen. Milde negatieve reacties op nieuwe prikkels en passen
zich niet snel aan, maar vertonen wel regelmatiger ritme. 15% van de onderzoekspopulatie.
Hoog sensitiviteit
Een kind dat meer informatie opneemt uit de omgeving dan andere kinderen. Ook denkt dit kind
eerst na voordat het in actie komt, waar andere kinderen impulsief zouden handelen. Vaak wordt de
term negatief opgevat omdat het een modetrend zou zijn. Toch is er bewezen dat het zenuwstelsel
2
, en de hersenen van deze kinderen wel degelijk grondiger informatie verwerken. Niet alle kinderen
zijn op hetzelfde gebied hoog sensitief. Er is een lijst van kenmerken voor het hebben van een hoog
sensitief temperament. Wanneer je aan minstens 13 van deze kenmerken voldoet, ben je hoog
sensitief.
De omgeving is van groter belang op een hoog sensitief kind als op andere temperamenten. We
noemen dit differentiële ontvankelijkheid. Als de omgeving niet goed omgaat hiermee kan het
ervoor zorgen dat het kind onzeker is of zelf depressief. Het kind zal dan onderpresteren ten
opzichte van andere kinderen. Als de omgeving goed omgaat hiermee, kan het ook juist beter gaan
met dit kind ten opzichte van andere kinderen.
Hoe goed je met omgeving blend noemen we “goodness of fit”. Een hele gestructureerde ouder met
een gemakkelijk kind zal heel goed overeenkomen. Dit kan natuurlijk ook heel anders uitpakken bij
andere temperamenten waardoor het gedrag van een kind door de ouder als onaangenaam wordt
ervaren en er conflicten ontstaan.
Activerende aanpak
Alkema et al. vinden dat het van belang is dat kinderen binnen de grenzen van hun mogelijkheden
de ruimte krijgen om actief te leren waarbij zijn veel verantwoording dragen. Daarbij moet en
zelfstandig maar vooral ook samen gewerkt worden. Zij gaan er namelijk van uit dat een mens zich
niet zelf ontwikkeld maar dat daar de medemens voor nodig is. De rol van de leerkracht is hierbij
zowel lesgever als begeleider.
De sociaal-culturele leefwereld
De omgeving heeft een enorme invloed op het kind en zijn ontwikkeling. Elk kind heeft zijn eigen
leefwereld, dit is uit te leggen aan de hand van de volgende 3 verschillen:
Etnische verschillen
Bij welke bevolkingsgroep hoort een gezin? In Nederland groeien de kinderen op in een multi-
etnische samenleving. Toch zijn er scholen die vrijwel mono-etnisch zijn en dus voor bijna 95% uit
dezelfde bevolkingsgroep komen. In Nederland is het bij wet verplicht om kinderen kennis te laten
maken met verschillende achtergronden en culturen. Het is hierdoor belangrijk dat scholen een
antidiscriminatiebeleid opnemen in het SOP.
Sociale verschillen
Bij welke maatschappelijke groepering hoort een gezin? Denk aan ambtenaren, fabrieksarbeiders of
artsen. De groep waarin een gezin zich begeeft heeft invloed op de interesses van het kind. Ook
beroep of opleiding van ouders hebben hier invloed bij de kinderen.
Culturele verschillen
Wat zijn oa de normen, waarden en religieuze opvattingen van het gezin? Ook op school wordt er
door de juf en het team gehandeld vanuit een bepaalde cultuur. Wanneer er een verschil zit tussen
de thuiscultuur en de schoolcultuur van een kind, kan dit tot problemen leiden. Het is belangrijk dat
leraren kennis hebben van de thuisculturen om zo misvattingen te voorkomen (allochtone ouders
minder betrokken). Ook zit er verschil in de mate van oudersturing per cultuur, we spreken hierbij
van:
Functioneel opvoeden
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller quintydewaal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.36. You're not tied to anything after your purchase.