Samenvatting Kernbegrippen Fundamenten van de Psychologie | Minor Inleiding van de Toegepaste Psychologie | HU
20 views 0 purchase
Course
Fundamenten Van De Psychologie
Institution
Hogeschool Utrecht (HU)
Book
Fundamenten van de psychologie
Dit is een samenvatting van alle kernbegrippen die terug (kunnen) komen in het tentamen van Fundamenten van de Psychologie. Dit vak wordt gegeven in het eerste blok van de minor Inleiding van de Toegepaste Psychologie aan de Hogeschool Utrecht.
Kernbegrippen H1
Psychologie: een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij die
gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten
grondslag liggen.
Wetenschappelijke revolutie: groei van de overtuiging dat ware kennis gebaseerd is op
systematische observatie en actief ingrijpen in de wereld.
Copernicaanse revolutie: het inzicht dat de aarde niet het centrum vormde van het heelal.
Mentale chronometrie: een techniek waarbij men de psychologische processen in
informatieverwerking probeert te achterhalen door te kijken naar de tijd die mensen nodig
hebben om allerhande taken uit te voeren.
Evolutietheorie: levende wezens zijn het resultaat van een aanpassingsproces aan
veranderende omstandigheden.
Dualisme: mensen bestaan uit 2 onafhankelijke elementen; lichaam en geest. De geest heeft
een vrije wil (en is dus niet onderhevig aan de natuurwetten) en vormt de kern van het
menselijk denken. Het lichaam is een omhulsel van de geest en heeft hier geen invloed op.
Rationalisme: de ware kennis is gebaseerd op de rede, die door het toepassen van logica
nieuwe informatie afleidt uit de bestaande.
Nativisme: de mens heeft aangeboren kennis, die het uitgangspunt vormt van alle andere
afgeleide kennis.
Empirisme (Locke): de inhoud van de geest wordt niet gevormd door aangeboren ideeën en
afgeleide inzichten, maar via zintuiglijke ervaringen die met elkaar geassocieerd worden
Introspectie: kijken naar het eigen bewustzijn van binnenuit. Hierbij wordt nagedacht over het
eigen psychische functioneren; zelfreflectie.
Structuralisme: stroming in de psychologie die op basis van introspectie de structuur van het
bewustzijn probeerde te ontdekken. Titchener lanceerde structuralisme. Zijn eigen kijk hield in
dat elk complex proces gereduceerd kon worden tot een combinatie van elementaire
componenten, die behoorden tot het gebied van de sensaties, beelden of gevoelens.
Functionalisme: eerste belangrijke stroming binnen de Amerikaanse psychologie. het
praktische nut van de psychologie (bijv. onderwijs optimaliseren) sterk beïnvloed door de
evolutieleer van Darwin, want psychologie bestond in de eerste plaats uit onderzoek naar de
optimale aanpassing
Behaviorisme: een psychologische stroming waarin men het standpunt huldigt dat enkel
observeerbaar, meetbaar gedrag het onderwerp kan vormen van psychologisch onderzoek en
theorievorming.
Positivisme: een beweging die ervan uitging dat de natuurwetenschappen de meest
succesvolle manier gebleken waren om de wereld te begrijpen en kennis te genereren
Operationele definitie: men moest de concepten definiëren in termen van de gebruikte
meetprocessen en zo concreet mogelijke begrippen. Zo kan elke wetenschapper dezelfde
proef op exact dezelfde manier herhalen.
S-R-psychologie: andere benaming voor het behaviorisme, een stimulus lokt een respons
uit. Men kon het behaviorisme definiëren als de studie van de invloed van een stimulus
(onafhankelijke variabele) op de reactie van de persoon of het dier (afhankelijke variabele).
Psychoanalyse: het bewustzijn en het gedrag waren volgens de psychoanalyse slechts zeer
oppervlakkige fenomenen en de ware oorsprong van het ontstaan van
persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen lag bij onbewuste krachten
Hermeneutiek: leek meer op het begrijpen van het verleden dan het onderzoekswerk van een
natuurwetenschapper
Cognitieve psychologie: informatie wordt verwerkt in de hersenen en men kan de
mechanismen van de informatieverwerking blootleggen door gebruik te maken van de
natuurwetenschappelijke methode
Biopsychosociaal model: alle functioneren is het gevolg van biologische, psychologische
(cognitieve) en sociale invloeden.
Psychologisering: mensen zien zichzelf en hun relaties met anderen hoe langer hoe meer
vanuit psychologisch perspectief
, Kernbegrippen Fundamenten van de Psychologie
Stereotype: een verzameling van simplistische en sterk veralgemeniseerde opvattingen over
een groep van mensen die niet op persoonlijke ervaringen gebaseerd zijn en meestal een
negatieve ondertoon hebben.
Kernbegrippen H3
Gewaarwording (sensatie) is de opname van stimulatie uit de omgeving en het vertalen
hiervan in elektrochemische neuronale signalen die naar de hersenen gestuurd kunnen
worden en daar omgezet worden in beelden, klanken, geuren, smaken etc.
Waarneming (perceptie): is het organiseren, interpreteren en begrijpen van de
gewaarwordingen.
Visuele agnosie: aandoening waarbij de gewaarwordingen niet meer geïnterpreteerd kunnen
worden tot een betekenisvol geheel. Het interpretatieproces is weggevallen en objecten
worden niet meer herkend. Er wordt dus niet meer waargenomen.
Perceptuele constantie: fenomeen van gelijkblijvende voorwerpen, ondanks voortdurende
veranderingen in het retinale beeld
Proximale stimulus: het geheel aan fysische energie dat onze receptoren stimuleert.
Bijvoorbeeld lichtgolven die onze retina’s bereiken of geluidsgolven die onze trommelvliezen
doen trillen, vormen proximale stimuli.
Distale stimulus: : het voorwerp in de buitenwereld dat de fysische energie produceert en zo
voor een proximale stimulus zorgt.
Visuele illusie: verkeerde percepties. Ontstaan doordat de heuristieken niet kloppen over hoe
de omgeving in elkaar zit. Palmer noemt de waarneming een heuristisch interpretatieproces.
Het visuele systeem combineert aannames (heuristieken) over hoe de omgeving in elkaar zit
en onder welke condities die waargenomen wordt met de binnenkomende proximale stimulus.
Dit resulteert in een interpretatieproces waarbij het visuele systeem de meest waarschijnlijke
distale stimulus berekent op basis van de aannames en proximale stimulus.
Bottom-up processen: informatiestroom van de receptoren aan de basis (bottom) naar de
hogere hersencentra (up) die verantwoordelijk zijn voor het herkennen en classificeren van
voorwerpen
Primaire schets: eerste schets van een visuele gewaarwording, bestaat uit lijnen met een
bepaalde positie en oriëntatie.
Perceptuele organisatie: nadat de randen en hun oriëntaties bepaald zijn moet het visuele
systeem vaststellen welke randen uit het retinale beeld bij elkaar horen als onderdeel van
eenzelfde voorwerp, dat is perceptuele organisatie. Dit is het proces waarbij de verschillende
randen uit het retinale beeld gestructureerd worden in grotere gehelen die in een bepaalde
relatie tot elkaar staan.
Gestaltpsychologen: deden onderzoek naar perceptuele organisatie. Zij vonden dat het
volledige figuur belangrijker was dan de onderdelen waaruit de figuur bestond (gestalt =
geheel). Dit was een reactie op het structuralisme juist niet opknippen maar samenvoegen
in groepen.
Perceptuele groepering: de processen die ervoor zorgen dat elementen uit de primaire
schets waargenomen worden als bij elkaar horend, als onderdeel van eenzelfde perceptuele
ervaring.
Figuur-achtergrondscheiding: de noodzaak om een onderscheid te maken tussen een
figuur en een achtergrond.
Patroonherkenning: om een object te herkennen en de bijbehorende informatie te activeren,
moet het gerichte beeld aan een voorstelling in het geheugen gekoppeld worden. Dat is
patroonherkenning.
Template-matching: een reeks templates/sjablonen wordt vergeleken met de figuur die
tijdens de perceptuele organisatie geïsoleerd werd. Templates zijn voorstellingen van
voorwerpen die in het geheugen opgeslagen zijn. Als het figuur voldoende overeenkomt,
wordt het voorwerp herkend. Dit kan alleen als het mogelijk is de figuur iets te vervormen
zodat het in de template past, want anders zijn er te veel templates voor één voorwerp nodig.
Bij grote afwijkingen wordt een nieuw template gebruikt. De grootste beperkingen van
templates zijn (1) dat men soms maar een klein deel van de figuur ziet (omdat er andere
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller saravanelferen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.28. You're not tied to anything after your purchase.