Complete samenvatting voor het vak persoonlijkheidsleer. Boek:
1. klinische psychologie, van der Molen
Er is per boek een document om het overzichtelijk te houden. De samenvatting van het andere boek verkoop ik ook! Ook te vinden in een bundel :)
Toegepaste psychologie, leerjaar 2, kwartiel 3, H...
Wet van effect (Thorndike) = gedrag dat tot een aangename uitkomst leidt, zal in frequentie toenemen, terwijl
gedrag dat tot een onaangename uitkomst leidt in frequentie zal afnemen.
Er is een eigen terminologie ontwikkeld om de belangrijke elementen van zowel instrumentele als klassieke
conditionering verkort op te schrijven.
Basistermen bij instrumentele conditionering:
S = discriminatieve prikkel of situatie
R = de respons
O = uitkomst
Basistermen bij klassieke conditionering:
OP = de onvoorwaardelijke prikkel
OR = de onvoorwaardelijke reactie
VP = de voorwaardelijke prikkel
VR = de voorwaardelijke reactie
3.2 LEREN: HET WAT EN HET HOE
Definitie leren door De Houwer, Barnes-Holmes en Moors: gedragsveranderingen van een organisme die het
resultaat zijn van regelmatigheden in de omgeving. Met regelmatigheden in de omgeving wordt verwezen naar
alles wat meer inhoudt dan de aanwezigheid van slechts één stimulus op een uniek moment in de tijd.
De traditionele verklaring van conditionering is dat leren plaatsvindt door associatievorming in het geheugen.
Een associatie is een hypothetisch construct waarlangs activatie van de ene mentale representatie naar de
andere kan stromen. Een mentale representatie kan in deze context gezien worden als een psychologische of
interne datastructuur met informatie over een stimulus of een respons.
Klassieke conditionering werd een tijdlang beschouwd als stimulus-respons (S-R) leren: het leggen van een
directe verbinding tussen VP en de VR. Deze traditie ziet conditionering dus als een mechanisme waarbij de
controle over een respons van de OP naar de VP verschuift.
Een meer recente, alternatieve, visie ziet conditionering veeleer als een vorm van stimulus-stimulus (S-S) leren.
De geconditioneerde respons wordt dan gemedieerd door een VP-OP-associatie.
Een propositionele theorie verklaard conditionering via dezelfde geheugen- en redeneerprocessen die
ingeroepen worden om bv te schaken. Het leren vindt plaats middels het opslaan van deze hypothese in het
geheugen en de mate van vertrouwen in deze hypothese. Een associatie gebeurtenis verbindt alleen met
elkaar, een propositie doet dus ook een uitspraak over de aard van het verband.
3.3 ETIOLOGIE VAN PSCHYOPATHOLOGIE
,3.3.1 APPETITIEVE CONDITIONERING
Appetitieve conditionering kan ons helpen bij het begrijpen van onder meer verslaving en obesitas, problemen
met een grote maatschappelijke impact. Zo worden beide gekarakteriseerd door een sterke craving en
preoccupatie met het product. De leertheorie stelt dat stimuli geassocieerd raken met de inname van het
product gaan uitlokken. Via klassieke conditionering leer je om een bepaalde stimuli te associëren met de
inname van (bv) alcohol. De craving motiveert gedrag dat leidt tot productinname.
Instrumentele conditionering: de consumptie van het product is instrumenteel gedrag dat wordt beloond door
positieve consequenties.
De wet van effect vertelt hier alleen niet het hele verhaal. Volgens de wet zouden de negatieve gevolgen van
verslaving het gebruik moeten stoppen, maar dit is in de praktijk niet het geval.
Het is hierbij belangrijk om te weten dat instrumenteel gedrag onder controle kan staan van twee verschillende
systemen:
1. Doelgericht gedrag: dit gedrag is gebaseerd op associaties tussen responsen en uitkomsten.
Respons-uitkomst leren
2. Gewoontegedrag: dit gedrag is gebaseerd op associaties tussen stimuli en responsen, maar wordt niet
gemedieerd door de uitkomst die het gedrag genereert.
Stimulus-respons leren
Pavloviaans-instrumentele transfer (PIT) = een interactie tussen klassieke en instrumentele conditionering.
3.3.2 AVERSIEVE CONDITIONERING
Behavioristen (Watson) bestudeerden uitsluitend objectief waarneembare reactie op (externe) prikkels.
Theorieën over psychologische processen die een schakel zouden vormen tussen prikkel en reactie vonden zij
speculatief en dus onwerenschappelijk. Zo was Watson ervan overtuigd dat de psychologie geen mentale
toestanden nodig had om menselijk gedrag te kunnen verklaren en te voorspellen.
Een onderzoek (met kleine Albert (11 manden oude baby)) van Watson en Rayner was een belangrijk
inspiratiepunt voor de meest rudimentaire leertheoretische model voor het ontstaan van angstklachten:
initieel neutrale gebeurtenissen die gepaard gaan met akelige of gevaarlijke gebeurtis zullen angst gaan
uitlokken. Hieronder volgen twee kritiekpunten op de angsttheorie, daarbij wordt uitgelegd hoe de moderne
leertheorie deze kritieken tegemoet komt.
1. Een eerste kritiek op de angstheorie gaat uit van de observatie dat niet iedereen die aan een
angststoornis lijdt een relevante geschiedenis van aversieve conditionering heeft.
2. Een tweede kritiek op de angsttheorie luidt dat niet iedereen die een trauma of een akelige
gebeurtenis meegemaakt heeft een angststoornis ontwikkeling.
De moderne leertheorie houdt daarom rekening met individuele verschillen tussen mensen.
Interindividuele verschillen in genetische dispositie en in psychologische trekken zijn gelinkt
aan het gemak waarmee geconditioneerde reacties verworven worden: sommige individuen
verwerven sterkere geconditioneerde vreesreacties dan anderen.
Het latente inhibitie-effect verwijst naar de observatie dat conditionering trager verloopt indien de VP vooraf
enkele keren zonder OP aangeboden is.
Volgens Seligman is aangeleerde hulpeloosheid een mechanisme dat een rol speelt bij het ontstaan van een
depressie en langdurige angstklachten.
, Ook ervaringen die mensen na de aversieve conditioneringsgebeurtenis hebben kunnen de mate van angst die
blijft bestaan drastisch beïnvloeden = inflatie-effect. Verder kan ook het herhaaldelijk denken over een
aversieve conditioneringsgebeurtenis invloed hebben op het verloop van het angstniveau. Herhaald denken
over zo’n gebeurtenis, zoals bij rumineren het geval is, kan de aangeleerde angst voor de VP in stand houden
en zo het ontwikkelen van een angststoornis in de hand werken.
De klassieke verklaring voor vermijdingsgedrag is de tweefactorentheorie van Mowrer;
1. Klassieke conditionering; verantwoordelijk voor het opwekken van angst
2. Instrumentele conditionering: komt in het spel wanneer het vermijdingsgedrag gesteld is.
Het cruciale inzicht van Mowrer is dat het vermijdingsgedrag bekrachtigd wordt door de daling van de angst die
erop volgt.
3.3.3 CAUSAAL LEREN
Conditionering is normaliter afhankelijk van een voorspellingsfout: alleen als een prikkel voorafgaat aan een
verrassende gebeurtenis, zal erover geleerd worden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ninakranen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.24. You're not tied to anything after your purchase.