BESTUURSRECHT
PROF. DR. LEUS
, Bestuursrecht – Inleiding
I. Begrenzing van het administratief recht
1. WAT HOUDT BESTUURSRECHT IN?
Bestuursrecht is onderdeel van het Staatsrecht. Het Staatsrecht bestaat uit twee componenten; het
Grondwettelijk recht en het Bestuursrecht (=Administratief recht)
- Grondwettelijk recht betreft de regels inzake de vestiging, de structuur en de uitoefening van het
overheidsgezag.
» Inrichting van en verhouding tussen de staatsmachten
» Grondrechten van de burgers tegenover de staatsmachten.
- Bestuursrecht bevat de regeling van de staatstaak na afscheiding van de wetgeving en
rechtspraak. Het omvat de voorschriften van de bestuurlijke bedrijvigheid van organen die noch
tot de wetgevende macht, noch tot de rechterlijke macht behoren, of activiteit van
“administratieve overheden”
» In wezen van de uitvoerende macht, echter dit is de formele definitie. De bestuurlijke
bedrijvigheid is inhoudelijker breder dan de formele definitie van de uitvoerende macht.
➢ Uitvoerende macht ressorteert niet uitsluitend onder het administratief recht.
➢ Formele definitie verdient wel de voorkeur vermits de taak van het bestuur vooral
een taak van tenuitvoerlegging is ondanks ze ook wetgevende of jurisdictionele
inhoud kan hebben.
❖ Bv.: RvS, afdeling bestuursrechtspraak als jurisdictionele inhoud
❖ Bv.: Gemeentelijk politiereglement als wetgevende inhoud
Er is geen materieel, inhoudelijke definitie van ‘Bestuursrecht’. Om dit inhoud te kunnen geven, geldt een
deels organieke en een deels functionele benadering.
- Het bestuursrecht normeert het handelen van de staatsorganen die (organiek) tot de
‘uitvoerende macht’ behoren.
» Echter: de UM zoals die beschreven wordt door de Grondwet dekt niet het hele subject
van het moderne bestuursrecht. Het gaat om handelingen die uitgaan van een ‘bestuur’
dat of een ‘administratieve overheid’ die (functioneel) beschikt over eenzijdige
beslissingsbevoegdheid of “imperium” en derhalve beslissingen neemt of kan nemen die
‘derden’ binden (zgn. derdenbinding).
➢ Zo’n administratieve overheid kan een privaatrechtelijke rechtspersoon zijn zoals
de VUB. De examencommissie is zo een bestuurlijke overheid omdat ze eenzijdig
beslissingen kan nemen die bindend is voor derden.
- Het domein van het bestuursrecht (en de rechtsbescherming tegenover het bestuur) is dan ook
ruimer dan dat van de (klassieke) UM alleen doch betreft evenzeer het (bestuurlijk) handelen van
lokale besturen (gemeenten, provincies), diverse verzelfstandigde besturen (al dan niet
gestructureerd op lokaal niveau), regulatoren belast met geschillenbeslechting, bestuurlijke
beroepscolleges en, zelfs, het (bestuurlijk of “imperium”-) handelen van private instellingen
(inrichtingen van het vrij onderwijs)
» Bestuursrecht omvat niet enkel de regels die de werking betreffen van de Koning, de
regering, ministers,… maar ook organisaties als lokale besturen van provincies en
gemeenten, maar ook gedecentraliseerde overheden.
➢ De Lijn is ook een bestuursorganisatie.
2
, Bestuursrecht – Inleiding
In het bestuursrecht kunnen er 4 categorieën van rechtsregels worden aangeduid:
1) Het bestuurlijk organisatierecht, dit is het geheel van organieke regels dat bepalend is voor het
organigram van de overheid;
2) Het materieel bestuursrecht, dit zijn de inhoudelijke regels van het bestuursrecht (vb. criteria ter
beoordeling van een vergunningsaanvraag, een subsidieaanvraag, …);
3) Het procedureel bestuursrecht, dit zijn de vormelijke regels en beginselen die het bestuur moet
toepassen bij het nemen van een bestuursbeslissing (vb. inwinnen van een advies, naleven
hoorplicht, taalgebruik, bestuurlijke beroepsprocedures, …);
4) Het bestuursprocesrecht, dit zijn de regels en beginselen die van toepassing zijn op de
jurisdictionele procedures voor de bestuursrechters
» Overheidsbeslissing die u wil bestrijden bij een bestuursrechter en dan gelden
bestuursrechtelijke procesregels. Dit stuk behoort in feite tot de rechtsbescherming en
daar zien wel enkel de basisregels van.
2. HET BESTUURSRECHT IS EEN UITZONDERINGSRECHT
2.1. ALGEMENE BEGRIPPEN
Bestuursrecht is een component van het publiek recht. Het is een autonome rechtstak die een eigen
terminologie en begrippenapparaat met specifieke rechtsgevolgen hanteert.
- Niet helemaal autonoom! Nog steeds linken met het privaat recht, Ius Commune.
- Reden? Het doel van de overheid en, dus ook, van de (bestuurs)overheid bestaat in de behartiging
van het algemeen belang met als corrolarium dat de overheid bekleed is met de uitoefening van
het openbaar gezag (zgn. ‘prerogatief van openbaar gezag’ of ‘imperium’), dit is de eenzijdige
beslissingsbevoegdheid van het bestuur die resulteert in een eenzijdige bestuurshandeling met
rechtsgevolgen voor derden (‘derdenbinding’);
» Elke bevoegdheid is in fine gebonden door de doelstelling van algemeen belang.
Door het imperium van het openbaar gezag, dat zeer ingrijpend kan zijn, zijn bijzondere verplichtingen
verbonden om de macht van de overheid te beperken.
- Wettigheidsbeginsel, beginselen van behoorlijk bestuur, plicht tot gelijke behandeling, etc.
- Te wijten aan de ongelijkheid tussen de overheid die het algemeen belang nastreeft en de burger
die haar persoonlijk belang nastreeft. De overheid heeft hier een bevoorrechte positie en dat
zorgt ervoor dat bijzondere plichten opgelegd worden.
» Particulier kiest vrij zijn medecontractant, de overheid niet of niet altijd.
» Enkel het nastreven van het algemeen belang.
» Zorgen dat er geen willekeur is.
» De macht moet binnen de perken van de redelijkheid en wettigheid gehouden worden.
3
, Bestuursrecht – Inleiding
2.2. INTERPENETRATIE VAN PUBLIEK- EN PRIVAATRECHTELIJKE PROCEDÉS
Een summa divisio tussen publiek en privaat recht? Nuancering is geboden. Er is geen betonnen
scheidingslijn. Horizontalisering van het bestuursoptreden, wederzijdse doordringing van publiek- en
privaatrechtelijke procedés, het ontstaan van hybride rechtsvormen. De overheid kan gebruik maken van
pure privaatrechtelijke contracten en kan de overheid als de regelgeving dat toestaat, ook werknemers in
dienst nemen die werken via arbeidsovereenkomst. De summa divisio is niet van die aard dat ze
ondoordringbaar zou zijn. De concepten van het burgerlijk recht kan je dus niet zomaar aan de deur
zetten.
Er is ook een meergelaagdheid van het bestuursrecht. Er is geen eenvoudige staatsstructuur in BE en
bijkomend is ze gedecentraliseerd op bepaalde zaken.
- Verticale meergelaagdheid: Rechtsbronnen die ontspringen aan diverse (politieke) niveaus
(Europees, federaal, regionaal, lokaal).
» Bijvoorbeeld zonnebanken moeten voldoen aan Europese regelgeving vooraleer ze
kunnen worden gemaakt of worden geïmporteerd naar België. Maar niet enkel aan
Europese regelgeving maar ook de Belgische en Vlaamse wetgeving.
- Horizontale meergelaagdheid: Met de invloed van diverse maatschappelijke actoren (‘central’
government weliswaar op de onderscheiden bestuursniveaus (federaal/regionaal)),
verzelfstandigde besturen (territoriaal en dienstgewijze decentralisatie), burgerparticipatie (vb.
gemeentelijke referenda, openbaar onderzoeken), beroeps- en belangenverenigingen (tripartite
beheer (WG/WN/Overheid)
» Er zullen ook beroepsgroepen die in kader van een formele structuur worden
geïnformeerd. Maar er zijn ook belangrijke groepen die niet via de formele weg zullen
bevraagd worden en die gaan proberen als belangenvereniging, beroepsvereniging deel
te nemen aan het tot stand komen van de wetgeving.
II. Administratieve rechtshandeling
1. KENMERKEN
De eenzijdige bestuurshandeling is de rechtshandeling die uitgaat van een BE administratieve overheid
en die wordt gekenmerkt door haar 3 krachten.
1.1. VERBINDENDE KRACHT
Het bestuur kent eenzijdig, gezagshalve, rechten toe en legt eenzijdig verplichtingen op aan ‘derden’ (aan
rechtsonderhorigen, andere besturen, ondernemingen, particulieren). Het bestuur doet dit op grond van
zijn eenzijdige beslissingsbevoegdheid (‘imperium’), zonder dat de instemming van de
rechtsonderhorigen is vereist. Burger en bestuur bevinden zich in een ongelijke positie gezagsrelatie.
- De ratio van deze imperiumbevoegdheid: realisatie van het algemeen belang
- Toestemming rechtsonderhorige is niet vereist, men is verplicht de beslissing te ondergaan of
men het er mee eens is of niet.
» Betekent niet dat je dit niet kan aanvechten!
4
, Bestuursrecht – Inleiding
1.2. DWINGENDE KRACHT (PRIVILEGE DU PREALABLE)
De bestuurshandeling wordt geacht wettig te zijn (d.w.z. in overeenstemming met het “recht”, te
begrijpen als het geheel van de normenhiërarchie). Het betreft het vermoeden van wettigheid waarmee
de bestuurshandeling is bekleed maar dat weerlegbaar is.
- Vermoeden dat kleeft aan de beslissing:
» Dat ze uitgaat van de bevoegde overheid.
» Dat deze bevoegde overheid vormvoorschriften en procedurevoorschriften heeft
nageleefd.
» Dat de beslissing ook in overeenstemming is met alle wetgeving (Europese richtlijnen,
decreten, wetten, grondwet…).
- In overeenstemming met normenhiërarchie: de beslissing moet met alle hogere rechtsregels in
de normenhiërarchie in overeenstemming zijn.
- Weerlegbaar?
» Hetzij rechtstreekse vordering bij (de gewone of) administratieve rechter.
» Hetzij bij wijze exceptie (zgn. exceptie van onwettigheid: art. 159 Grondwet) bij de
gemene of administratieve rechter.
- Je moet de beslissing naleven omdat ze geacht exorbitant, wettig te zijn. Doe je dat niet, dan maak
je jezelf onderhevig aan bestuurlijke of strafrechtelijke sancties.
1.3. UITVOERBARE KRACHT
De bestuurshandeling bindt de rechtsonderhorige en is derhalve (onmiddellijk) uitvoerbaar wat nog niet
betekent dat het bestuur ook kan overgaan tot een ‘gedwongen tenuitvoerlegging’. Het bestuur beschikt
over een (eigen) administratief sanctierecht (weliswaar onder rechtelijk toezicht) en kan - zonder
materiële dwang - de naleving van rechtsregels afdwingen.
- De gedwongen tenuitvoerlegging is slechts mogelijk in de gevallen voorzien bij wet.
» Via dwangbevel
➢ Bv.: dwangbevel voor het onmiddellijk innen van belastingen.
» Bij dringende uitzonderlijk omstandigheden (noodsituaties)
➢ Bv.: bedrijf met toxische uitstoot van gassen, men zal eerst een uitnodiging
krijgen om te stoppen, als je dat niet doet dan kan de burgemeester komen met
de lokale politie of zelfs federale polities en door dringende uitzonderlijke
omstandigheden het bedrijf sluiten.
2. VERMOEDEN VAN WETTIGHEID
Het vermoeden van wettigheid waarmee een bestuurshandeling bekleedt is en bijkomend een
wezenskenmerk is van de bestuurshandeling, kan op initiatief van de rechtsonderhorige worden
weerlegd. Hoe gebeurt dat?
5
, Bestuursrecht – Inleiding
2.1. VOOR DE RECHTER IN KADER VAN EEN JURISDICTIONEEL BEROEP DE
WETTIGHEID VAN DE BESTUURSHANDELING BETWISTEN (ACTOR INCUMBIT
PROBATIO)
1) Hetzij bij wijze van exceptie (Art. 159 GW): De onwettige (reglementaire, organieke of
individuele) bestuurshandeling wordt door de (gewone en administratieve) rechter in het
concrete geschil buiten toepassing gelaten.
» Geldt enkel inter partes, partijen die in het geschil zijn betrokken.
» Enorm verschil met de vernietigingsbevoegdheid van de RvS!
2) Hetzij bij wijze van een ingediende rechtstreekse vordering: In beginsel bij de Raad van State of,
in geval van spoedeisendheid, om de aantasting van een subjectief recht te voorkomen, bij de
gewone rechter.
» Spoedeisend geval: Onmiddellijke in de subjectieve rechten aantasting die dermate
ernstig is, dat je niet kan wachten tot het geschil ten gronde is beslecht, vragen om de
schorsing.
➢ De RvS kan de beslissing schorsen, de beslissing blijft dan aanwezig maar ze wordt
voorlopig niet uitgevoerd totdat de RvS deze ten gronde heeft onderzocht. De
spoedeisendheid veronderstelt dat je de RvS aantoont dat je de gewone
vernietigingsprocedure niet kan afwachten, via stukken.
➢ De RvS is erg streng bij deze spoedeisendheid, want schorsing tast een van de
wezenskenmerkende van de rechtshandeling aan, namelijk de uitvoerbare
kracht. Voor vernietiging zal men ten gronde de beslissing bestuderen en als dan
blijkt dat het middel gegrond en ernstig is, dan pas zal het besluit worden
vernietigd.
» De Raad van State, afdeling Bestuursrechtspraak beschikt over een schorsings-,
vernietigings- en, bijwijlen (dit is in zeer uitzonderlijke gevallen), zelfs over een
hervormingsbevoegdheid
» Gevolg: De beslissing/ het besluit zal uit de juridische rechtsorde verdwijnen. Ze wordt
geachte nooit te hebben bestaan.
➢ Ex tunc, Retroactief
➢ Erga omnes, ten aanzien van iedereen.
De beslissing van de rechter is bekleed met het gezag van gewijsde, al naar gelang het geval:
- Gezag van gewijsde inter partes
- Gezag van gewijsde erga omnes.
2.2. VOORAF HET JURISDICTIONEEL BEROEP KAN/MOET EEN VERZOEK WORDEN
INGEDIEND
1) Bij de hogere bestuursoverheid in kader van een algemeen bestuurlijk toezicht
» Facultatief
» Je kan vrijblijvend vragen om eens te kijken naar een bepaalde beslissing.
2) Bij de hogere bestuursoverheid in kader van het bij wet/decreet/ordonnantie georganiseerd
bestuurlijk beroep
» Verplicht uit te putten door de rechtszoekende
6
, Bestuursrecht – Inleiding
➢ Alvorens naar de RvS te gaan, ben je verplicht om eerst het administratief beroep
uit te putten. Men zal dan gaan kijken of de gemeente,… een wettige beslissing
heeft genomen
» Men kan dan voorzien in een schorsing of vernietiging en eventueel een hervorming.
➢ Een schorsing/vernietiging heeft hetzelfde effect dan een schorsing of
vernietiging van de administratieve rechter.
❖ Onmiddellijk bij schorsing,
❖ Ex tunc en erga omnes bij vernietiging.
➢ De hogere administratieve overheid kan ook een hervormingsbevoegdheid
uitoefenen, trekt de beslissing van de lagere overheid naar zich toe en hervormt
deze. De hervorming komt dan in de plaats van de initiële beslissing.
❖ Komt niet vaak voor, meestal bij bouwvergunningen
» Dergelijke toezichts- of beroepsbeslissing van de bestuurlijke (hogere) overheid is
opnieuw bekleed met een (weerlegbaar) vermoeden van wettigheid zodat dergelijke
beslissing op zijn beurt kan worden bestreden voor de rechter
» Een groot verschil tussen deze beslissingen en deze van een hogere overheid, deze
beslissingen zijn niet bekleed met gezag van gewijsde. Ze zijn gewezen in laatste
bestuurlijke aanleg en kan je aanvechten bij de rechter, in de regel een administratieve
rechter zoals de RvS.
➢ Bv.: Een lagere overheid neemt een eenzijdige bestuursbeslissing (bv. het college
van burgemeester en schepenen) waarbij deze u de vergunning weigert waarom
u vroeg . Deze eenzijdige bestuurshandeling voldoet aan de drie
wezenskenmerken (verbindend, dwingend (=vermoeden van wettigheid),
uitvoerbaar).
U vraagt (als burger) - in het kader van het door de wet voorzien (en verplicht uit
te putten) administratief beroep - de hogere overheid (bv. Vlaamse
Gewestregering) om die weigeringsbeslissing (die voor u nadelig is), te
vernietigen of, al naargelang de hogere overheid die bevoegdheid kreeg, om ze
te hervormen.
De vernietigingsbeslissing of hervormingsbeslissing die de Vlaamse
Gewestregering vervolgens neemt is (ook) een bestuurshandeling die bekleed is
met het vermoeden van wettigheid. Omdat het een bestuursbeslissing is, heeft
ze geen gezag van gewijsde. Enkel jurisdictionele uitspraken hebben dat è Gevolg
is dat de bestuurshandeling niet definitief is en door u (want u zal gelet op de
weigering nog steeds niet tevreden zijn) in rechte kan worden betwist.
Stel dat de Vlaamse regering de initiële beslissing niet vernietigt of
hervormt maar integendeel de weigeringsbeslissing bevestigt omdat uw grieven
ongegrond zijn, dan kan u -binnen de door de wet bepaalde termijn - op
ontvankelijke wijze (precies omdat u het administratief beroep hebt uitgeput)
een jurisdictioneel vernietigingsberoep instellen bij een administratieve rechter
(veelal de Raad voor vergunningsbetwistingen of de Raad van State, al naargelang
de soort vergunning).
7
, Bestuursrecht – Inleiding
Wanneer die rechter de beslissing van het Vlaamse Gewest vernietigt, is die
rechterlijke beslissing (hierna: het vernietigingsarrest) bekleedt met het gezag
van gewijsde (erga omnes, ex tunc).
Met het vernietigingsarrest “op zich” is er echter nog geen volledig rechtsherstel:
de Vlaamse regering zal evenwel een nieuwe beslissing moeten nemen met dien
verstande dat deze nieuwe beslissing (omwille van het gezag van gewijsde
dat aan het arrest kleeft) moet worden genomen met inachtneming van
het dictum van het vernietigingsarrest en het daarmee onlosmakelijk verbonden
vernietigingsmotief.
2.3. KAN HET VERMOEDEN VAN WETTIGHEID DAT AAN EEN
BESTUURSHANDELING KLEEFT WORDEN BETWIST DOOR HET BESTUUR
ZELF?
1) Leer van de intrekking, zie later
2) Het bestuur kan een onwettige bestuurshandeling niet zelf buiten toepassing laten. Het
buitentoepassing laten is een beslissing in het voorliggende geval. De beslissing blijft bestaan en
zijn rechtskracht behouden en blijft van toepassing voor alle andere die niet in dat individuele
geval zitten.
» Ten aanzien van persoon A wordt het dan niet toegepast maar voor B wel, dan is er
schending van het gelijkheidsbeginsel. In ons grondwettelijk systeem is dat niet
aanvaardbaar. Het verleden kan wel worden hersteld via een schadevergoeding.
3) De intrekkingsbeslissing die uitgaat van een bestuur is bekleed met het weerlegbaar vermoeden
van wettigheid zodat dergelijke beslissingen voor de rechter kunnen worden bestreden. (zie
hierboven)
3. VERSCHILLEN IN BESTUURSHANDELINGEN
Bestuurshandelingen kunnen:
- (door het bestuur) worden ingetrokken;
- (door het bestuur) worden opgeheven;
- (door het bestuur) worden gewijzigd;
- (door het bestuur en de rechter) worden geschorst;
- (door het bestuur en de vernietigingsrechter) worden vernietigd;
- (door het bestuur en, soms ook, door de rechter) worden hervormd (ex tunc);
- (door de rechter) buiten toepassing worden gelaten (art. 159 GW);
Deze begrippen worden later uitgelegd tijdens de cursus. Goed te kennen wat het verschil is tussen deze
soorten rechtshandelingen en hun gevolgen.
3.1. ONDERSCHEID INTREKKING EN OPHEFFING
Een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling kan door de overheid die haar heeft uitgevaardigd, expliciet
of impliciet worden opgeheven of ingetrokken.
8
, Bestuursrecht – Inleiding
De intrekking en de opheffing van een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling hebben gemeen dat zij
allebei manieren zijn om een rechtshandeling uit het rechtsverkeer te laten verdwijnen door de auteur (=
het bestuur) zelf van de rechtshandeling. Krachtens het zogenaamde ‘actus contrarius’-principe of
‘principe van het parallelisme der bevoegdheden’ is het bestuur of orgaan dat bevoegd is om een besluit
uit te vaardigen, tevens bevoegd om het ongedaan te maken, behoudens andersluidende bepaling in de
wet.
Het verschil tussen de intrekking en de opheffing zit in het tijdstip waarop de rechtshandeling uit het
rechtsverkeer verdwijnt.
- Bij een intrekking verdwijnt de eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling met terugwerkende
kracht ex tunc uit het rechtsverkeer. De intrekking is dus de impliciete of uitdrukkelijke
rechtshandeling waarbij een bestuur de beslissing die het heeft genomen, vanaf haar ontstaan
tenietdoet. Omdat de intrekking retroactief werkt is zij aan strengere voorwaarden onderworpen,
- De opheffing geldt slechts voor de toekomst.
Intrekking kan tevens gebeuren door de hiërarchische overste van de persoon die de beslissing heeft
genomen. Deze laatste (de hiërarchisch ondergeschikte ambtenaar) blijft in de uitoefening van de
gedelegeerde bevoegdheid immers onderworpen aan het hiërarchisch gezag van zijn meerdere. Beide
overheden vertegenwoordigen dezelfde rechtspersoon.
Er is sprake van een stilzwijgende opheffing wanneer de inhoud van de nieuwe regel niet verenigbaar is
met de vroegere, hetzij omdat dezelfde overheid de aangelegenheid opnieuw heeft geregeld, hetzij
omdat de tekst niet meer strookt met een bepaling van een hogere rang. Krachtens de rechtspraak van
de Raad van State behoudt een uitvoeringsbepaling die op een opgeheven wetsbepaling is gebaseerd in
beginsel haar bindende kracht in zoverre de rechtsregel die grond is voor de uitvoering in een nieuwe wet
is overgenomen, zodat er sprake is van een substitutie van rechtsgrond.
We gaan dit verder in de cursus nog verder bekijken!
III. De administratieve overheid
1. WETTELIJKE DEFINITIE
Men hanteert het begrip ‘administratieve overheid’, doch geeft de wet geen definitie of
begripsomschrijving. (Art. 14, §1, 1° en § 3, 11 en 11bis, van de gecoördineerde wetten op de Raad van
State) Het gaat om een begrip die evolutief wordt ingevuld door de rechtspraak en rechtsleer.
- Belang van het begrip?
» Essentieel element ter afbakening van de rechtsmacht van de Raad van State, afdeling
Bestuursrechtspraak (Art. 14 R.v.St.-wet);
➢ Art. 14 is een wetartikel dat aan de RvS de vernietigingsbevoegdheid geeft over
rechtshandelingen die uitgaan van een BE administratieve overheid.
» Het begrip ‘administratieve overheid’ wordt tevens gehanteerd om het personeel
toepassingsgebied (ratione personae) te bepalen van talrijke publiekrechtelijke wetten
(vb. art. 1 van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’, art.
1 van de wet van 29 juli 1991 ‘betreffende de uitdrukkelijke motivering van
bestuurshandelingen’, …).
9
, Bestuursrecht – Inleiding
2. UIT DE PARLEMENTAIRE VOORBEREIDING
In de parlementaire voorbereidingen van de gecoördineerde wetten op de Raad van State ontbreekt een
doorgedreven bespreking met betrekking tot de invulling van het begrip “administratieve overheid”.
In de parlementaire voorbereidingen bij de Wet Motivering Bestuurshandelingen worden
“administratieve overheden” omschreven als ‘alle organen van nationaal, communautair, gewestelijk,
provinciaal of gemeentelijk bestuur die belast zijn met een openbare dienst, en die niet behoren tot de
rechterlijke of de wetgevende macht’. Het gaat zowel om de centrale, gewestelijke als gedecentraliseerde
besturen. Echter, om na te gaan of een orgaan een administratieve overheid is, zou de juridische vorm
(rechtspersoon van publiek- of privaatrecht) niet doorslaggevend zijn, maar wel een antwoord op een
aantal vragen die verwijzen naar relevante criteria (een zgn. “faisceau d’indices”)
3. UIT DE RECHTSLEER
Administratieve overheid wordt door de rechtsleer ingevuld als “het karakter van administratieve
overheid bezitten de niet onder de rechterlijke of onder de wetgevende macht ressorterende instellingen
of lichamen die
[1.] door een openbare macht zijn opgericht om
[2.] in een openbare dienst of in een dienst van openbaar nut te voorzien,
[3.] waarvan die macht de organisatie regelt en de werkwijze of de statuten bepaalt en kan wijzigen, én
[4.] waaraan de bevoegdheid is opgedragen om beslissingen vast te stellen die uitwerking hebben t.a.v.
derden” (PG Hayoit de Termicourt, concl. Bij Cass., 2 juli 1954, Arr. Cass., 1954, 721);
- Geen enkel criteria staat op zichzelf en wordt steeds onderzocht.
De definitie die de rechtsleer geeft bevat twee soorten criteria:
1) Negatieve criteria niet behorende tot (of verstrengeld met) WM of de RM (dus niet de
parlementen, de collaterale organen van het parlement, de rechtscolleges, het Rekenhof, de
Hoge Raad voor de Justitie, de Orde van advocaten, ..…)
» Eerst de personen die niet onder de categorie van administratieve overheid. Ook
rechtbanken en Hoven behoren niet tot deze categorie. Evenmin de administratieve
rechtscolleges zoals de RvS en Raad voor vergunningsbetwistingen. Dat belet niet dat we
daar veel gaan over spreken omdat ze de rechter zijn van de bestuurshandeling. Ook
organen die verstrengeld zijn met de RM en behoren ze er niet strikt toe, zijn hier
uitgesloten.
2) Positieve criteria “un faisceau d’indices” (meerdere (niet op zich decisief, noch cumulatief)
criteria zoals “opgericht door de overheid”, “werking bepaald door de overheid”, “erkend door
de overheid”, “onder toezicht/controle van de overheid”, “belast door de overheid met een taak
van openbare dienst”, “behartigt noodzakelijk het algemeen belang”, “financieringscriterium”,
etc. doch het beschikken over eenzijdige beslissingsbevoegdheid (imperium) cq. het vermogen
om derden te binden wordt veelal beschouwd als een (zoniet “het”) doorslaggevend criterium
om als ‘administratieve overheid’ te kwalificeren)
» Is de oprichtende macht de overheid dan is dat een indicatie, als die oprichtende macht
dan ook nog gemachtigd om de werkwijze en statuten te bepalen dan is dat nog een
bijkomende indicatie. Tot slot, als die dan nog de bevoegdheid heeft om ten aanzien van
10