Anatomie en fysiologie, met MyLab NL toegangscode 6e editie
Uitgewerkte leerdoelen van de lesstof van AFP4. Hiervoor is gebruik gemaakt van het boek Anatomie & Fysiologie (Martini) aangevuld met aantekeningen uit de les.
Lecture 4 -- Human Development -- Endocrine System
Lecture 3 -- Human Development -- Female reproductive System
Lecture 2 -- Human Development -- Male reproductive System
All for this textbook (3)
Written for
Fontys Hogeschool (Fontys)
HBO Verpleegkunde
AFP KTF4 (AFP4)
All documents for this subject (3)
Seller
Follow
imkelavrijsen955
Content preview
Samenvatting KTF4 AFP kort
Les 1- Opbouw zenuwstelsel
Leerdoelen
1. Vat de basale opbouw van het zenuwstelsel samen;
2. Legt uit wat een neuron is en deelt deze in naar functie;
3. Legt uit wat het verschil is tussen grijze stof en witte stof;
4. Benoemt de verschillende gliacellen en hun functies.
Gliacellen = neuroglia
- Hebben een eigen netwerk
- Zijn talrijk en kunnen werken als fagocyten (opruimen)
- Zijn kleiner dan neuronen en kunnen wel delen
- Is de helft van het volume in het zenuwstelsel
4 typen gliacellen in het centraal zenuwstelsel (CSZ):
- Astrocyten
• Geven chemische stoffen af die noodzakelijk
zijn voor het handhaven van de bloed-
hersenbarrière
• Verrichten reparaties in beschadigd
zenuwweefsel
- Oligodendrocyt
• Omgeven axonen van meerdere neuronen met
myeline in het CZS
• Oligo = weinig, hebben weinig uitlopers
- Microgliacel
• Kleinst en minst talrijk
• Fagocyterende cellen die kleine cel fragmenten
en ziekteverwekkers insluiten
- Ependymcel
• Geeft bescherming aan de zenuwbaan/ centraal
kanaal en ventrikels door binnenkant te bekleden
• Zijn met hersenvocht gevuld
2 typen gliacellen in het perifeer zenuwstelsel (PZS):
- Cellen van Schwann
• Omgeven elk axon buiten CZS en vormen
myelineschede
• Elke cel vormt 1 segment van myelineschede,
tussen elk segment ligt knoop van Ranvier
- Satelliet cellen
• Omgeven en ondersteunen cellichamen in perifere
zenuwcellen
• Zorgen voor groei en ontwikkeling
,Neuronen = zenuwcellen
- Multipolair neuron
• 1 axon, 2 of meer dendrieten → in CZS meest voorkomend
• Alle motorische zenuwcellen die skeletspieren
aansturen
- Unipolair neuron
• Cellichaam aan één zijde, dendrieten en axon lopen
in elkaar over
• Actiepotentiaal begint bij uiteinde dendriet, de rest
van de uitloper is axon
• Meeste sensibele neuronen van PZS zijn unipolair
- Bipolair neuron
• 1 dendriet en 1 axon met cellichaam ertussen
• Zeldzaam, alleen in speciale zintuigen
• Informatie omtrent zien, ruiken en horen.
Zintuigcellen → andere neuronen
- Schakelneuron
• Geven informatie door tussen sensorische en motorische neuronen
Dendriet: neemt impulsen op en geeft deze door aan cellichamen (naar cellichaam toe), dit gebeurt
pas na overschrijding drempelwaarde → soms dus pas na meerdere impulsen
Cellichaam: bepaalt of prikkel wordt doorgegeven (optel som van remmende en stimulerende info)
Axon (neuriet): geeft signaal door aan volgende cel of einddoel (van cellichaam af).
Door myelineschede kunnen impulsen sneller overgaan (stapsgewijs). Deze snelle, sprongsgewijze
impulsvoortplanting via de knopen van Ranvier wordt saltatorische impulsgeleiding genoemd.
- Myeline zit niet altijd om axon → hoe verder in het PZS hoe minder myelineschede
- In CZS vormen oligodendrocyten de myelineschede, in PZS zijn dit de cellen van Schwann
Bij de ziekte MS wordt de myelineschede aangetast waardoor de impuls geleiding wordt vertraagd
en hiermee ook de reacties.
,Cellichamen van neuronen liggen in de grijze stof. In de cellichamen zitten de lichaampjes van Nissl
(organellen) die zorgen voor deze grijze kleur.
Of het grijze gedeelte aan de binnenkant (ruggenmerg) of aan de buitenkant (hersenen) ligt, heeft te
maken met waar het signaal naartoe gestuurd moet worden. In het ruggenmerg moeten de impulsen
naar de rest van het lichaam (buiten) en dus moeten de axonen (witte stof) ook aan de buitenkant
liggen.
Afferente banen: van het lichaam naar het centraal zenuwstelsel (stijgend) → sensorische informatie
Efferente banen: van het centraal zenuwstelsel naar orgaan/ spier (dalend) → motorische informatie
, Les 2- Het actiepotentiaal
Leerdoelen
1. Legt uit hoe een actiepotentiaal ontstaat en verloopt;
2. Legt uit op welke wijze impulsoverdracht plaatsvindt;
3. Benoemt de belangrijkste neurotransmitters en wat hun effect is.
Binnen in de cel (intracellulair) relatief veel kalium+ en negatief geladen eiwitten
Buiten de cel (extracellulair) relatief veel Na+ en CL-
- K+ intracellulair 28x hoger dan extracellulair
- Na+ extracellulair 14x hoger dan intracellulair
➔ Er is een potentiaalverschil
Om homeostase te handhaven is er de natriumkalium pomp. 3 Na+ gaan naar buiten en 2K+ naar
binnen → balans tussen in en uit (diffusie)
Door deze verschillen heb je een rustpotentiaal. Door deze concentratieverschillen is er een verschil
in elektrisch potentiaal over de binnen- en buitenkant van de cel. Rustpotentiaal is -70mV
Actiepotentiaal is een alles of niets principe → geen verschil in sterkte, actiepotentiaal is er of is er
niet.
1. Rustpotentiaal -70mV. natrium probeert de cel binnen te komen, dit lukt en dan wordt de
drempelwaarde van -60mV gehaald.
2. De natriumpoorten gaan open en natrium gaat massaal de cel in, steeds positiever tot
+30mV.
3. De natriumpoorten sluiten en de kaliumpoorten openen zich. Kalium stroomt de cel uit tot
iets onder -70mV totdat alle kaliumpoorten gesloten zijn→ hyperpolarisatie.
4. Wanneer de kaliumpoorten gesloten zijn keert de membraanpotentiaal terug naar het
rustpotentiaal → elektrisch herstel/ chemisch herstel.
Alleen in de rustpotentiaal is de cel gevoelig voor nieuwe prikkels.
Het actiepotentiaal is over het axon. Het actiepotentiaal zet neurotransmitters in de synaps aan tot
overgave van de prikkel naar dendriet, spier- of kliercel etc.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller imkelavrijsen955. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.01. You're not tied to anything after your purchase.