SVM Nivo - Basistheorie vastgoeddeskundige - Bouwkunde
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
Pris
Reviews received
Content preview
SAMENVATTING BOUWKUNDE DEEL B
H19: Staal
19.1| IJzer wordt gemaakt in hoogovens, dat is het soort ijzer dat gebruikt kan worden in de bouw. 2
processen om ijzer te maken:
- Oxistaalproces: door zuurstof bij het ijzer te blazen, verbranden de ongewenste stoffen en
ontstaat staal, dat daarna in een walserij wordt verwerkt tot platen of profielstaal.
- Elektrostaalproces: door elektrode in een machine ontstaat er een verbranding en zo kan
betonstaal of staaldraad ontstaan.
19.2| 2 soorten constructiestaal:
- Staalplaat: platen worden voorzien van profilering om de stijfheid toe te laten nemen.
- Profielstaal: met een profielwals wordt het tot de juiste vorm gewalst.
o Warmgewalste profielen: wordt gemaakt bij omgevingstemperatuur. HAE, HEB, HEM
o Koudgevormde profielen: hier is de doorsnede overal even dik.
Warmgewalste constructiestaalsoorten worden genormaliseerd in de NEN-EN 10025, de technische
leveringsvoorwaarden. Hierin heeft elk staalsoort een eigen code (letters en cijfers).
Verschillende staalkwaliteiten door verschillende methodes toe te passen:
- Thermomechanisch gewalste kwaliteit: temperatuur ligt nog lager dan bij normaal walsen,
hierdoor krijgt het staal hoge sterkte en goede vervormingseigenschappen.
- Veredelde kwaliteit: het opnieuw verhitten en afschrikken van staal met koud water, moeilijker
buigbaar maar hogere sterkte.
- Normaal gegloeide/ normaliserend gewalste kwaliteit: verhoging van de sterkte en verbetering
van kerftaaiheid.
NEN-EN 10027: geeft de staalkwaliteiten weer in ook weer bepaalde codes. 3 groepen gebaseerd op hun
chemische samenstelling:
- Ongelegeerd staal: symbool C en een nummer voor het koolstofpercentage
- Gelegeerd staal: symbool X, nummer voor koolstofpercentage en de legeringselementen
- Laaggelegeerd staal: eerst een getal voor koolstofpercentage, chemische symbolen en dan weer
daar het percentage van.
Weervast constructiestaal: er wordt een corrosiehuid gevormd die niet doorzet, waardoor zonder
oppervlaktebewerking het staal in de open lucht gebruikt kan worden.
Roestvast staal (rvs): hier zit chroom in het staal, waardoor het staal niet roest.
19.3|Het beschermen van staal op een aantal manieren:
- Verloden of verzinken
- Verzinken: een laag zink aanbrengen, een aantal manieren:
o Elektrolytisch verzinken: met elektroden
o Continu thermisch verzinken/Sendzimir verzinken: in een bad, daarna nog een
chemische verwerking om witte roest tegen te gaan.
o Thermisch verzinken: in een bad, daarna is het niet meer buigbaar.
o Mechanisch verzinken: eerst een koperlaagje, dan het zink.
o Schooperen/zinkspuiten: korrelig en poreus, waardoor er nog een afwerklaag op moet
o Sherardiseren: in een roterende trommel met 400 graden.
Contactcorrosie: door vocht worden verschillende metalen die met elkaar in contact worden gebracht,
aangetast. Dit ontstaat wanneer edele met minder edele materialen met elkaar in contact komen.
19.4| een aantal verbindingen voor staal:
- Klinknagelverbindingen: arbeidsintensief en worden alleen nog gebruikt bij restauraties.
, - Schroefverbindingen: met schroeven of nagels
- Boutverbindingen: meestal met een 6-kop.
- Lasverbindingen: met of zonder toevoegingen van ander materiaal, is steviger dan hierboven
beschreven. Hoeklas is beter dan een stompe las, omdat deze niet voorbewerkt hoeft te
worden.
- Fels- en lijmverbindingen: randen van 2 plaatonderdelen om elkaar heen vouwen. Beide komen
niet voor in constructiebouw.
19.5| staal kan bezwijken bij een temperatuur van 300 graden. Brandveiligheid is dus belangrijk bij staal.
Een stalen kolom heeft een brandwerendheid van 30 minuten. Een stalen constructie kan worden
voorzien van brandwerende bekleding, dit vertraagd het opwarmen van het staal.
H20: Non-ferrometalen: niet-ijzer.
Legering: samensmelting van 2 of meer metalen.
20.1| Koper: gemakkelijk verwerkbaar, warmtegeleidend vermogen, kan veel legeringen vormen,
bijvoorbeeld met zink, aluminium, of nikkel.
Toepassing in de bouw: platen, buizen, profielen
20.2| Aluminium: komt altijd in een legering voor, allen is het te zacht om iets van te maken. Legeringen
met: koper, magnesium. Anodiseren: door elektrotechniek de oxide laag verhogen waardoor de
duurzaamheid van aluminium verhoogd wordt.
Toepassing in de bouw: plaatmateriaal (plafonds), slijt-, tocht-, raamdorpelprofiel, daktrim
20.3| Lood: na het verwijderen van zwavel en oxide, ontstaan lood. Het is goed recyclebaar, buigbaar en
bestand tegen de buitenlucht. Patineren: het lood insmeren met een patineerolie waardoor de
instabiele fase voorkomen wordt.
Toepassing in de bouw: in rollen wordt het geleverd, 2 soorten:
- Bladlood: voor het maken van daken en waterdichte aansluitingen (op de daken).
- Ribbellood: voor de aansluiting van een dakraam/dakkapel op de dakpannen.
20.4| Zink: moet worden gewonnen uit zinkerts. Titaanzink: een legering van zink, titanium en koper.
Doet het slechter in de buitenlucht. Met staal ontstaat er contactcorrosie.
Toepassing in de bouw: platen, dakgoten, daklijsten.
Brons: de oudst bekende koperlegering. Koper, tin, lood en zink. Goed gietbaar, lasbaar en
verspaanbaar.
Messing: koper-zinklegering.
Spanningscorrosie: wanneer messing in omgeving zit met veel ammoniak (dierenverblijven), kan het
opeens scheuren.
Solderen: verbinden van 2 metalen door er een legering tussen te stoppen. Bij solderen smelt alleen de
legering, bij lassen smelten (ook) de metalen. 2 soorten:
- Hardsoldeer (koper): een laag genoeg smeltpunt voor solderen
- Zachtsoldeer (tin): dan moet er gekeken worden naar de smeltbaarheid van de metalen.
21: Kunststoffen en rubbers NIET ZO’N BELANGRIJK HOOFDSTUK
21.1| kunststoffen worden gemaakt via een chemische reactie. 2 manieren om kunststoffen te
vervaardigen:
, - Thermoplasten: polymerisatie: grote moleculen vormen
- Thermoharders: wordt door warmte hard, niet smeltbaar.
21.2| Om kunststof goed te kunnen gebruiken, worden er meestal hulpstoffen aan toegevoegd:
- Weekmakers: verminderen cohesiekrachten zonder ze te verbreken.
- Vulstoffen: papiervezels voor slijtvastheid en glasvezel voor slagbestendigheid.
- Stabilisatoren: gaat de afbreuk van de keten tegen.
- Pigmenten en kleurstoffen: alleen voor de kleur
- Vloeimiddelen: oliën worden toegevoegd om de vloeibaarheid in verwerkingsmachines te
verbeteren.
21.3| kunststoffen zijn slecht voor het milieu. Het wordt gemaakt van aardolie. Kunststoffen kan je door
middel van verbranding verwijderen uit het milieu. Het kunststof recyclen is een beter idee.
21.4| 80% van de kunststoffen zijn thermoplasten. De belangrijkste hieronder:
- PVE: Polyvinylchloride: 4 groepen:
o Hard PVC: zonder weekmaker. Gas-/waterleidingen, elektrische installaties.
o Zacht PVC: met weekmaker. Folie in de bouw, trapneuzen, slang.
o PVC-C: nagechloreerd. Kan niet tegen buitenwerk. Buizen en fittingen.
o Slagvast PVC: voor buitenwerk. Dakgoten, gevelbekleding, riolering
- PE: Polyetheen: kunststof voor emmers, containers, leidingen, folies
- PS: Polystyreen: niet voor buiten. Isolatiemateriaal, verloren bekisting.
- PP: Polypropeen: kan buiten. Scharniermateriaal.
- PMMA: Polymethylmethacrylaat: plexiglas. Vaak ter vervanging van glas.
- PA: Polyamide: nylon. Niet voor buiten.
- PC: Polycarbonaat: doorschijnend. Veiligheidsbeglazing, patrijspoorten.
21.5| Bijna alle thermoharders zijn bij verwerking giftig of irriterend. De belangrijkste hieronder:
- PF: Fenolformaldehyde: bakeliet. Isolatiemateriaal in elektrotechniek.
- UF: Ureumformaldehyde: lijm- en verfindustrie elektrotechnische industrie.
- MF: Melamineformaldehyde: volkernplaat is een bekende gevelbekleding.
- UP: Polyester: thermische en elektrische isolatie. En in auto-industrie, botenbouw, meubilair.
- EP: Epoxyhars: gebruikt als lijm, als bindmiddel en voor betonreparatie.
- PUR: Polyurethaan: kan ter plaatse worden gespoten. Schuimplaat bij sandwichproducties, voor
de rest als isolatieplaten.
- PIR: Polyisocyanuraat: een soort schuim, betere brandwerende eigenschappen dan PUR.
21.6| Rubbers zijn heel elastisch: elastomeren. Natuurrubber: gewonnen uit de rubberboom.
Vulkaniseren: toevoegen van stoffen waardoor het materiaal elastischer wordt. Hierna kan het niet
meer her verwerkt worden.
H22: Hout
22.1| een boom: wortels > worteleinde > stam > topeind > kroon. Verschillen tussen 2 soorten hout:
Loofhout Naaldhout
Bladeren die in de herfst vallen Naalden die niet vallen
Zichtbare houtstralen Onzichtbare houtstralen
Vezels en vaten Tracheïden
Brede kruin Puntige kruin
, Geen hars Meestal hars
Noestige gebogen stam Rechte hoge stam
Doorsnede stam:
- Hart: donker van kleur
- Kernhout: bepaalt de duurzaamheid, wordt gebruikt voor timmerwerk
- Spinthout: lichte kleur en heeft nog voedingsstoffen dus tastbaar bij bewerking.
- Cambium: hier wordt elkaar een nieuwe ring gevormd.
- Bast: dunne laag waar de voedingsstoffen van het blad wordt vervoerd.
- Schors: afgestorven weefsel en beschermlaag van de boom.
Aantal weefsels in de boom:
- Transportweefsel: voor de voedingssappen.
- Steunweefsel: houtvezels. Hoe dikker de celwanden, hoe zwaarder/sterker het hout.
- Voedselopslagweefsel: celbundels die houtstralen worden genoemd.
22.2| 3 manieren om hout te snijden, om zo de mechanische eigenschappen te zien:
- Transversale vlak: loopt haaks op de lengteas van de stam
- Radiaal vlak: hier zie je de groeiringen
- Tangentiaal vlak: loopt in lengterichting, staat haaks op houtstralen.
Geen samenvatting van ‘begrippen en definities’.
Door hout na het snoeien in zoet water te leggen, vloeien de sappen eruit en scheurt het hout minder
snel.
Op vlam zagen: in de lengte van de stam. Zie 22.10 en 22.14 voor benamingen.
Ongekantrecht hout: planken waar de schors nog aan zit.
Gekantrecht: rechthoekige planken zonder schors.
Vals of halfkwartiers hout: trekt het minste krom, wel het meest zaagverlies.
Na het zagen, moet het hout worden gedroogd, 2 manieren:
- Natuurlijk drogen: in de open lucht
- Kunstmatig drogen: in klimaatkamers voor een nog lager vochtgehalte.
Het werken van hout: vocht opnemen en weer afstoten. Gevolg: scheuren, kromtrekken, verf
afbladering. Hardhout werkt minder dan zachthout. Voor kozijnen moet je dus liever hardhout
gebruiken.
KVH 2000: Kwaliteitsvoorschriften voor Hout.
Onvolkomenheden van hout:
- Scheuren: hartscheur, ring/kringscheur of windscheur (te snel drogen).
- Kwasten: noesten: gedeelten van takken die met de stam vergroeid zijn.
- In houtdraad: geen problemen, alleen als het afgewerkt moet worden.
- Valbreuk: als de boom over een andere boom heen is gevallen.
- Reactiehout: wind die uit dezelfde richting komt.
- Inhoudstoffen: te veel ervan kan de samenhang van hout beïnvloeden.
22.3| voor constructieve toepassingen wordt het hout in plaats van gewenste kwaliteitsklassen ook
sterkteklassen in het bestek beschreven. 2 manieren om op sterkte te sorteren:
- Visueel sorteren: er wordt gekeken naar de onvolkomenheden van het hout.
- Machinaal sorteren: met machines die door trillingen de elasticiteit meten.
Voor het berekenen van houtconstructies moet de sterkteklassen bekend zijn, geregeld in NEN 5498.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Pris. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.68. You're not tied to anything after your purchase.