Samenvatting Plantgezondheid
HC1 Inleiding en resistentie
Plantenziektenkunde (vito pathologie) gaat over de interactie van bepaalde organismen en planten.
Plantgezondheid gaat over alles om te zorgen dat plant gezond blijft, niet enkel over ziektes maar
ook over weerbaarheid. Gewasbescherming is het bestrijden van plagen en ziektes met betrekking
tot planten.
Plantenziektenkunde is belangrijk omdat binnen de landbouw plagen kunnen zorgen voor een lagere
opbrengst (opbrengstderving). De opbrengsten van gewassen zullen veel lager zijn zonder
gewasbescherming, maar de gewasbescherming zorgen ook voor vervuiling. Daarnaast wordt het
landschap aangetast door ziektes in de natuur. Ook de gezondheid van de bevolking en dieren kan
worden aangetast door plantenziektes, bijvoorbeeld de eiken processierups,
moederkoren en endofyten in gras.
Plantenziektendriehoek
Je hebt een ziekte nodig, de pathogeen, die de gastheer besmet. Op de
gastheer kan de ziekte leven. Daarnaast is de omgeving belangrijk. Deze moet
gunstig zijn voor de ziekte. Om de aantasting van plantenziektes tegen te
gaan, kan op alle 3 de vlakken worden ingegrepen.
Plantenziektes kunnen worden veroorzaakt door abiotische en biotische factoren.
Abiotische factoren:
1. Nutriënten -> tekorten of overschotten zorgen voor effecten in de plant
2. Ozonschade -> zwarte plekken op de plant
3. Herbicide -> onkruidverdelgingsmiddelen
4. Hagelschade -> beschadiging
Biotische factoren:
1. Plagen -> rupsen, bladluizen, konijnen en zorgen voor beschadiging
2. Onkruid -> zorgt voor competitie of parasieten
3. Plantenziektes -> schimmels of virussen
Alle biotische factoren zorgen voor ongeveer evenveel opbrengstderving.
Ziekteverwekkers (pathogenen)
Dit kunnen nematoden, schimmels, virussen en bacteriën zijn.
• Schimmels
De meeste paddenstoelen zijn saprofyten. Het zijn houtrot schimmels die leven op dood weefsel. Dit
geeft geen problemen bij een plant (geen pathogeniteitsgenen). Daarnaast zijn er ook
ziekteverwerkers die voedsel halen uit levende plantencellen (hebben pathogeniteitsgenen waarmee
ze planten kunnen indringen). Er zijn 2 typen pathogenen, necrotroof en biotroof. Necrotroof maken
plantencellen kapot en leven op vrijkomende voedingsstoffen. Biotroof betrekken voedingsstoffen
uit levende cellen waarbij de plant in leven blijft. Hiervoor gebruiken ze specifieke
voedingsstructuren (haustoria).
Resistentie
Niet alle planten worden ziek, dit heeft te maken met resistentie. Ze kunnen resistent zijn voor
abiotische en biotische factoren. Resistentie geeft minder planten met symptomen of minder
symptomen per plant.
, • Horizontale resistentie
Fysio’s zijn verschillende varianten van 1 schimmelsoort.
Verschillende rassen hebben een andere resistentie voor de
fysio’s. Het maakt niet uit welke fysio het is, de resistentie blijft
gelijk. De resistentie is nooit volledig, is niet specifiek voor de
verschillende fysio’s van een pathogeen. De resistentie is
polygeen, dus op meerdere genen. Horizontale resistentie is stabiel.
De veredeling is ingewikkeld, bv dikke waslaag of veel haren zorgt
voor goede resistentie, maar smaak is niet lekker.
• Verticale resistentie
Per ras zijn de resistenties per fysio verschillend. Voor de ene fysio
is de plant volledig resistent, bij de andere fysio totaal niet. Voor
elke fysio heeft de plant een ander resistentiemechanisme. De
resistentie is monogeen en instabiel (door evolutie). Veredelaars
richten zich vooral op verticale resistentie.
Werking verticale resistentie
Elicitors zijn eiwitten die worden uitgescheiden door een pathogeen. Een resistente plant heeft
receptoren waarmee hij de elicitors van de pathogeen herkend. Door de herkenning kan een reacti e
ontstaan. Door een signaal-transductieketen worden genen geactiveerd die vervolgens een
verdedigingsrespons op gang zetten. Dit kan bijvoorbeeld een hypersensitieve respons zijn waarbij de
cel zichzelf dood maakt. Het is belangrijk dat deze respons snel gebeurt, anders krijgt de schimmel de
kans om te groeien en binnen te dringen.
De resistente plant heeft een receptor die de elicitors van een pathogeen kan herkennen, een
vatbare plant heeft deze receptoren niet. Door dit verschil ontstaat bij de ene plant wel een
hypersensitieve respons en bij de andere plant niet.
Geïnduceerde resistentie
Naast een hypersensitieve respons gaat er ook een signaal naar de rest van de plant.
• SAR (systemic acquired resistance) -> een plaag valt de plant aan waarbij sacilicylzuur zich
verspreid door de plant. Hierdoor staat de rest van de plant klaar om zich te verdedigen
wanneer de plaag de cellen bereikt.
• ISR (induced systemic resistance) -> goedaardige organismen (vaak in de bodem) zorgen voor
een interactie waardoor de plant een reactie vormt door middel van jasmijnzuur en ethyleen.
, Hierdoor staat de plant klaar om zich te verdedigen. De plaag zelf is nog niet aanwezig. Door
bijvoorbeeld dingen toe te voegen aan de bodem kan worden gezorgd dat ISR op gang komt
en zorgt voor een resistentie.
Communicatie tussen planten
Bij het binnendringen van een pathogeen ontstaan er vluchtige stoffen. De vluchtige stoffen
waarschuwen eigen bladeren en daarnaast ook andere planten. Dit kunnen planten van hun eigen
soort zijn (intraspecifieke signalering) of planten van een andere soort zijn (interspecifieke
signalering). Infecties met plantenziektes kunnen alleen via dezelfde soort worden gesignaleerd.
Lijfwachtstrategie
Eventuele bestrijders (predatoren) van plagen worden geholpen door de plant. Dit kan bijvoorbeeld
door schuilplaatsen op de plant. Ook kunnen de planten voeding bieden waardoor bijvoorbeeld
mieren worden gelokt die de plant beschermen tegen plaaginsecten.
Een plant kan sluipwespen aantrekken door middel van SOS signalen. Door
verwonding en speeksel van een rups ontstaat een signaaltransductieketen.
Er worden vluchtige stoffen aangemaakt die sluipwespen aantrekt.
Tolerant -> een schimmel kan zich wel vermeerderen op een plant maar richt
weinig schade aan.
Gevoelig -> een schimmel kan veel schade aanrichten, ook bij resistentie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maartjespeelman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.