Communicatieve vaardigheden. Het overbrengen van informatie, verbaal of non-verbaal.
Problemen kunnen ontstaan door verschillende achtergronden of gewoonten, het omzetten
van woorden, beperkte zintuigen, niet begrijpen. Interne ruis ligt bij de verzender of
ontvanger en externe ruis ligt aan de omgeving (bijvoorbeeld geluidsoverlast)
Effectieve communicatie. Het is belangrijk dat je je bewust bent van jouw manier van
communiceren. Zorg dat je boodschap overkomt zoals je bedoelt en je zorgt voor goed
contact tussen jou en je cliënt.
Interculturele communicatie. Communicatie tussen mensen met verschillende
achtergronden. Miscommunicatie kan ontstaan wanneer iemand een andere culturele
achtergrond heeft.
Hoofdstuk 1
Communicatie is het overbrengen van informatie van de een naar de ander.
Zender > Boodschap > ontvanger.
Interactie is een ander woord voor wisselwerking, wederzijdse beïnvloeding.
Een medium is een informatiedrager die zorgt voor de overdracht van een boodschap.
Bijvoorbeeld, tv, radio, krant, brief, sms of whatsapp. Het is een lastige manier van
communiceren omdat je niet weet hoe iemand jouw boodschap ontvangt.
Feedback betekent letterlijk: terugkoppeling. Feedback is het terugkoppelen van informatie
van de ene persoon naar andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap van de
onder overkomt.
Soorten communicatie
Eenzijdige communicatie. Bij eenzijdige communicatie is er sprake van duidelijk
eenrichtingsverkeer. Direct reageren is niet mogelijk. Bijvoorbeeld bij een radioprogramma of
bij een boek lezen.
Tweezijdige communicatie. Hierbij heeft de ontvanger wel mogelijkheid te reageren.
Bijvoorbeeld tijdens een gesprek, discussie of interview. Als er meer dan 2 mensen bij
betrokken zijn is dit meerzijdige communicatie.
Verbale communicatie. Dit is de communicatie waarbij iemand woorden informatie
overbrengt. Dit kan misgaan als de ontvanger woorden anders of verkeerd interpreteert.
Interpreteren houdt in dat je betekenis toekent aan wat je waarneemt, in dit geval: aan wat
je hoort en leest.
Interpretatiefouten ontstaan door:
vage, onduidelijke of abstracte woorden, bijvoorbeeld: proactief, flexibel aanpakken of
cliëntgericht werken;
woorden gebruiken die een persoonlijke invulling vragen. Dit vooral bij woorden
waarmee je een mening of emotie uitdrukt, bijvoorbeeld: leuk, stom, saai of pijnlijk;
woorden gebruiken die emoties en nare herinneringen oproepen, bijvoorbeeld;
kanker, echtscheiding, kindermishandeling;
woorden gebruiken die andere niet kennen, bijvoorbeeld: integrale samenwerking,
transitie in de zorg, transparant werken;
vaktaal gebruiken, bijvoorbeeld; automutilatie, rehabilitatie of psychose;
woorden met meerdere betekenissen, bijvoorbeeld: bank, kennis of voorkomen
Als woorden meerdere betekenissen hebben moet je de context van de communicatie
kennen. Context is heel belangrijk. Niet alleen een locatie is belangrijk, maar ook wie er
aanwezig zijn. Ook de tijd is hier van belang. In 5 minuten bespreek je andere dingen dan in
3 uur. Of s’ ochtends of midden in de nacht.
,Non-verbale communicatie. Dit is alle communicatie die niet via woorden verloopt.
Bijvoorbeeld door te fronsen, gebalde vuisten, door te blozen.
Soorten non-verbale communicatie
Algemeen voorkomen. Dit gaat om hoe je eruit ziet en hoe je je kleedt. Hierdoor zien
andere wat je uitstraalt en hoe je je voelt. Bijvoorbeeld kleding zegt iets over je, je muziekstijl
of je lichaam voorkomen.
Eerste indruk. Algemeen voorkomen speelt een grote rol bij een eerste indruk.
Lichaamshouding. Dit zegt iets over de manier waarop je in het leven staat. Ben je somber,
dan kijk je vaak naar de grond. Ben je positief, dan sta je vaak rechtop en beweeg je vol
zelfvertrouwen. Bij de lichaamshouding moet je ook goed letten op de context.
Gebaren. Dit onderstreept nog eens extra wat je zegt. Bij iets goed steek je bijvoorbeeld je
duim omhoog. De betekenis kan verschillen per werelddeel.
Gezichtsuitdrukkingen.
Glimlachen.
Oogcontact. Oogcontact maken is een teken van aandacht geven. Eerste contact is
oogcontact.
Stemklank en toonhoogte. Dit maakt ook deel uit van non-verbale communicatie. Je kan
duidelijk horen een aan iemand z’n stem als iemand het moeilijk vindt ergens over te praten.
Gevoelens uiten. Met je lichaamstaal toon je allerlei gevoelens.
Lichaamstaal. Dit is communicatie zonder woorden, die via de mimiek, gebaren, oogcontact
en houding verloopt. Spiegelen van iemand zijn lichaamstaal zie je vaak bij
groepsgesprekken. Hierbij is het vaak zo dat het gesprek als prettig wordt ervaren en het
onbewust met elkaar eens zijn.
Emotionele besmetting. Dit is het overnemen van de houding en manier van doen van de
persoon met wie je communiceert. In het contact met cliënten kan je er je voordeel mee
doen. Als je zelf positief en opgewekt bent, is de kans groter dat kinderen ook zo reageren.
Je hebt het inhoudelijke aspect en het relationele aspect. Het inhoudsaspect van
communicatie gaat over het wat van de communicatie, dus het onderwerp. Bij het
relatieaspect van communicatie gaat het om het hoe van communicatie, hoe je iets zegt.
Je hebt verschillende zones waarin mensen contact zoeken. Dit zijn;
Intieme zones. Dit is tot 45 cm. Je bent dan zo dichtbij dat je andere kunt ruiken en voelen.
Als je iemands intieme zone betreedt, reageert hij daar fysiek op. Zijn adrenalinepeil stijgt, de
zweetproductie komt op gang en het hart gaat sneller kloppen. Je lichaam maakt zich klaar
om te vechten als je de ander niet vertrouwd of klaar voor het ‘liefdesspel’ als dit bij een
geliefde is. Baby’s peuters en kleuters hebben weinig besef over de intieme zone en vinden
het niet erg als je ze bijvoorbeeld verschoond. Als er wel een probleem is kan er iets serieus
aan de hand zijn.
Persoonlijke zones. Dit is 45 tot 120 cm. Hierin hebben mensen persoonlijk contact. Je kunt
andere goed zien en verstaan. Een te grote afstand kun je als afwijzing ervaren. Ga bij
kinderen op je ooghoogte zitten. Vanaf afstand communiceren helpt niet bij kinderen.
Sociale zones. 120 tot 360 cm. Bij deze afstand kan je elkaar wel goed zien, maar niet
aanraken. Deze afstand gebruik je vaak bij zakelijke gesprekken, in een winkel of aan een
loket. In deze zone is het moeilijk te doen alsof je iemand niet ziet.
Publieke zones. 360 cm of meer. Dit is de afstand bij openbare gelegenheden, denk aan
spelers en toeschouwers bij een voorstelling of lezing. Het is hierbij moeilijk interactie te
maken.
, Communicatiestijl. Iedereen heeft een eigen communicatiestijl. Sommige mensen zijn heel
enthousiast en hartelijk, andere zijn bedachtzaam en aarzelend. Stopwoordjes horen ook bij
communicatiestijl.
Communicatiepatroon. Als mensen een langere tijd met elkaar omgaan, gaan ze vaak op
een vaste manier op elkaar reageren. Bij een communicatiepatroon zie je 2 principes terug;
Gedrag roept tegengesteld gedrag op. Als iemand praat, ‘moet’ de andere luisteren. Als
de een leidt, ‘moet; de andere volgen. Na een langere tijd versterkt dit effect zich. Als je vaak
luistert, ga je jezelf steeds vaker als luisteraar zien, en wordt je zo ook gezien door andere.
Gedrag is gericht op samenwerking of op het bereiken van eigen doelen - en dat roept
eenzelfde gedrag op. ‘Samengedrag’ roept in dit geval dus ook ‘samengedrag’ op Als
iemand aardig tegen je is, zal je zelf ook aardig reageren. Andersom is dit precies hetzelfde.
Hoofdstuk 2
Bij een Communicatieprobleem lukt het niet om de boodschap goed over te brengen. Dit
kan voortkomen uit:
Verschil in achtergronden en gewoonten. De onderwerpen waarover iemand praat en de
manier waarop hij praat, zeggen iets over wie hij is, welke achtergronden hij heeft, wat hij
denkt en voelt. Het referentiekader is het geheel van denkbeelden, overtuigingen,
gewoonten, waarden en normen die iemand heeft opgebouwd in zijn leven en van waaruit hij
de wereld om zich heen interpreteert en beoordeelt. Dit wordt bepaald door de mensen met
wie je omgaat, opleiding en werkkring. Ook boeken en kranten of de media beïnvloed dit.
Verschillen in referentiekader kunnen de oorzaak zijn van communicatieproblemen.
Bijvoorbeeld op relatieniveau. Je kan je ergeren aan iemand die dure woorden gebruikt, of
iemand die veel te veel zwart-wit ziet of overdrijft. In een discussie komen verschillen in
referentiekaders ook goed naar voor. Ook kunnen er problemen ontstaan door verschillende
culturen. Inlevingsvermogen en tolerantie is handig om met andere culturen om te gaan
Het verkeerd vertalen van de boodschap. Bij mondelinge communicatie moet je als
zender altijd je boodschap omzetten in woorden, gebaren etc. Dit heet coderen, omzetten
van gegevens. Dit geldt voor de verzender. Het kan fout gaan als je bijvoorbeeld moeilijke
woorden gebruikt, persoonlijke woorden gebruikt of onduidelijk bent in de intonatie van je
stem.
Het verkeerd begrijpen van de boodschap. Dit is het omgekeerde van het verkeerd
vertalen. Hierbij ligt het probleem bij de ontvanger. De signalen van de zender moet je
omzetten. Dit heet decoderen. Dit kan fout gaan als je bijvoorbeeld een andere betekenis
aan woorden geeft of je interpreteert de woorden verkeerd. Tijdens communicatie is er
sprake van persoonlijke en subjectieve werkelijkheid. Een hond kan bijvoorbeeld een
schattige puppy voor iemand zijn, maar voor iemand anders een eng beest.
Communicatiestoornissen. Als er bij iemand sprake is van onvermogen om adequaat
informatie te geven en/of te begrijpen als gevolg van een orgaan of lichaamsfunctie die
ontbreekt, afwijkingen vertoont of beschadigd is, spreken we van communicatiestoornissen.
Bijvoorbeeld bij hersenletsel of doofheid.
Ruis (intern of extern). Extern ruis komt bijvoorbeeld door achtergrondgeluiden,
druppelende kraan, krakende telefoonlijn of slechte adem. Hierdoor raak je als ontvanger
afgeleid. Ook een verstoorde concentratie of oordelen kan ruis zijn. Interne ruis heeft te
maken met de ontvanger en verzender zelf.
We spreken van effectieve communicatie als de ontvanger actief betrokken is en de
boodschap overkomt zoals de zender bedoelt. Betrokkenheid blijkt uit aandacht voor elkaar,
oogcontact, het inleven in de zender en reacties ontvangen.
Als pedagogisch werker betekent effectief communiceren dat je:
Je eigen communicatiestijl kennen. Om je eigen communicatiestijl te kennen moet je;
feedback kunnen ontvangen, luisteren naar andere en afstand nemen van de situatie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jamie9. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.25. You're not tied to anything after your purchase.