Leerdoel 1
Kosten
Kosten zijn de geldwaarde van opgeofferde productiemiddelen om een product of dienst voort te
brengen. Kosten hebben betrekking op de periode waarover gerapporteerd wordt. Kosten
verminderen de waarde van een onderneming, omdat zij een negatieve impact hebben op het
resultaat (de winst) van de onderneming. Bij de bepaling van de kosten is het niet relevant of deze
kosten al dan niet betaald zijn.
Hoofdindeling van de kosten
De constante - en variabele kosten. De variabele kosten worden beïnvloed door de vraag
naar de producten, maar kunnen ook beïnvloed worden door het productievolume. De
constante kosten, zoals huurkosten en afschrijvingskosten, worden niet beïnvloed door de
vraag naar de producten of het productievolume. Deze kosten worden ook vaste kosten
genoemd. De verdeling in vaste - en variabele kosten zegt iets over de mate waarin de kosten
worden beïnvloed door een toe- of afname van de productie.
De directe - en indirecte kosten. Directe
kosten zijn rechtstreeks toe te wijzen aan
één (type) product. Indirecte kosten zijn
niet rechtstreeks toe te wijzen aan één
(type) product. De verdeling in directe - en
indirecte kosten zegt iets over de
toewijsbaarheid van de kosten aan het
eindproduct.
De kostprijs
De kostprijs is een opsomming van de kosten die nodig zijn om één product te vervaardigen. Voor
het bepalen van een verkoopprijs moet eerst de kostprijs van een product worden vastgesteld. De
verkoopprijs moet minimaal gelijk zijn aan de kostprijs. Een kostprijs wordt vooraf berekend; dit heet
de voorcalculatie. In deze fase worden volgens normen, standaarden, alleen de doelmatige kosten
opgenomen en geen verspilling van arbeid of grondstoffen. Daarom heet de kostprijs ook wel de
normatieve kostprijs. Na een bepaalde periode wordt via een nacalculatie bepaald of de normatieve
kostprijs is behaald en er zich wellicht substantiële verschillen hebben voorgedaan.
Verschillende kostensoorten
1. Inkoopwaarde verkopen: de waarde van de verkochte goederen tegen de inkoopprijs
2. Grondstofkosten: de kosten van grond- en hulpstoffen die voor de productie zijn
3. Voorraadkosten: kosten voor het opslaan en verzekeren van grond- en hulpstoffen
4. Arbeidskosten: vergoeding voor de geleverde arbeid door de werknemers
5. Afschrijvingskosten: de waardevermindering van vaste activa door slijtage en ouderdom
6. Kosten voor een voorziening: het opbouwen van voorzieningen voor toekomstige uitgaven
wordt in de resultatenrekening als kostenpost aangemerkt
7. Kosten diensten derden: kosten voor geleverde diensten door accountants en transport
8. Belastingen: een onderneming kan met diverse belastingen te maken krijgen
9. Vermogenskosten: kosten die betrekking hebben op de financiering van bedrijfsactiviteiten.
,Leerdoel 2
Variabele kosten
Variabele kosten kunnen worden ingedeeld in een drietal categorieën:
1. Proportionele variabele kosten: De variabele kosten stijgen in een lineaire lijn met de
toename van de productie/afzet.
2. Progressieve variabele kosten: De (procentuele) stijging van de variabele kosten neemt toe
naarmate de productie/afzet toeneemt. Een voorbeeld hiervan is de kosten voor gemaakte
overuren door uitzendkrachten.
3. Degressieve variabele kosten: De (procentuele) stijging van de variabele kosten neemt af
naarmate de productie/afzet toeneemt. Een reden voor deze afname kan het krijgen zijn van
kortingen.
Vaste of constante kosten
Vaste kosten worden ook wel constante kosten genoemd. Deze kosten worden niet beïnvloed door
de vraag naar producten en/of het productievolume. In de praktijk zijn op de lange termijn vaste
kosten vaak trapsgewijs stijgend, of dalend.
Totale kosten
De totale kosten worden berekend aan de hand van de formule:
Totale kosten= C + v × q
Hierbij geldt:
C = constante kosten (vaste kosten)
v = variabele kosten per product
q = aantal producten
, Leerdoel 3
Break-evenafzet
Het punt waarbij de omzet gelijk is aan de totale kosten wordt het break-evenpoint genoemd; dit is
het punt waarbij de onderneming geen winst maakt of verlies lijdt. Een bedrijf maakt winst wanneer
de omzet groter is dan de totale variabele en vaste kosten. Dit is het punt waarbij de omzet en de
kosten gelijk zijn. Dit betekent dat het bedrijf hier geen winst maakt of verlies lijdt. Het break-
evenpunt kan uitgedrukt worden in afzet (aantallen) en in omzet (euro’s).
De formule voor de berekening van de break-evenafzet is de volgende:
Break evenafzet (q)=C / (P−v)
Hierbij geldt:
q = afzet waarbij de omzet gelijk is aan de totale kosten
C = constante ofwel vaste kosten
P = de verkoopprijs
v = variabele kosten per product
Dekkingsbijdrage
De verkoopprijs van het product minus de variabele kosten (P-v) wordt de dekkingsbijdrage per
product genoemd. De dekkingsbijdrage meet de bijdrage die elk verkocht product levert aan het
dekken van de vaste kosten. In het geval van een break-evenpunt is er geen winst of verlies.
Winst=aantal verkochte eenheden × dekkingsbijdrage per eenheid − totale vaste kosten
Dekkingsbijdrage= constante kosten + winst / afzet
Doel van de break-evenafzet berekening
Wanneer binnen een bedrijf het break-evenpunt bekend is en tevens de verkoopprijs bekend is, is
tevens bekend hoeveel producten er minimaal verkocht moeten worden om de kosten te dekken.
Wanneer een bedrijf niet in staat is om het break-evenpunt te bereiken, kan er actie worden
ondernomen. Namelijk, de verkoopprijs kan worden verhoogd, of de vaste kosten en/of de
variabele kosten kunnen worden verlaagd, want de vaste kosten zijn lastig te verlagen.
Wanneer een bedrijf overweegt om een andere productiemethode toe te passen, kan met de
formule getoetst worden of dit een gunstig effect heeft op het break-evenpunt. De break-
evenafzet berekening moet uitwijzen of dit een positief effect heeft of niet.
Wanneer binnen een bedrijf het break-evenpunt inzichtelijk is, kan dit bijvoorbeeld als
stuurmiddel gebruikt worden, door een minimale afzet als doel vast te stellen voor
verkoopmedewerkers.
De formule die tot nu toe gebruikt is, kan uitgebreid worden om te berekenen hoeveel producten er
minimaal verkocht moeten worden om een winstdoel te realiseren:
- Break evenafzet (q) + winst / vaste kosten =( C+ winstdoel) / (P−v)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nienkeschaap19. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.