Dit is een samenvatting van probleem 4 tot en met probleem 8 van het blok ''Differences Between People'' van het eerste jaar bachelor op de EUR. Op de toets is een 7,6 behaald met behulp van deze samenvatting en is daardoor betrouwbaar. ALLE STOF IS GELEZEN EN OPGENOMEN IN DE SAMENVATTING.
Training questions for the second exam in the minor Neuroscience
Samenvatting Biopsychology, Global Edition, ISBN: 9781292158471 Biopsychology
Biopsychology Selectie Universiteit Utrecht
All for this textbook (5)
Written for
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Psychologie
1.1 Differences Between People
All documents for this subject (5)
Seller
Follow
kirstenlangenbach
Content preview
Samenvatting 2.5 t/m 2.8
Probleem 5: Personality traits
Cervone & Pervin:
Traits hebben 2 kernconcepten:
1. Consistency ----> een trait moet een regulariteit in iemands gedrag
beschrijven
2. Distinctiveness ---> een trait moet anders zijn dan andere traits
Trait theorists zijn tegen Freud, omdat hier totaal geen directe measurements
plaatsvonden. Voorstanders van de trait approach willen graag statistieke
analyse om hun werk te kunnen bewijzen. We kijken hierbij naar beschrijving,
voorspeling en verklaring:
o Beschrijving duidt op het feit dat trait theorists graag een algemeen
overzicht willen creëren, waarin alle personen zijn beschreven. De gepaste
term hierbij is een trait taxonomy: het classificeren van mensen a.d.h.v.
karaktertrekken, ervaringen en acties.
o Voorspellen draait uiteraard om het idee dat we met behulp van
karaktereigenschappen iemands gedrag kunnen voorspellen.
o Verklaring is een lastig concept binnen de trait approach ---> trait theorists
zouden zeggen dat een bepaalde trait een bepaald gedrag bepaald (hij
levert afgewerkte opdrachten in, omdat hij erg netjes is).
Er zijn 3 basis assumpties binnen de trait theories:
1. Brede deposities noemen we traits; ze
voorspellen de waarschijnlijkheid dat
gedrag plaatsvindt.
2. Er is directe correspondentie tussen
gedrag en het bezitten van een trait.
3. Menselijke persoonlijkheid en gedrag
kan in een hiërarchisch schema worden
gezet, zoals bij Eysenck (zie plaatje)
Allport en Odbert definiëren een trait als ‘’gegeneraliseerde en gepersonaliseerde
neigingen; consistent en stabiele modes van een persoon zijn aanpassing aan de
omgeving’’. Dit model werd gekopieerd door Chaplin, die de classificatie van
persoonlijkheidsbeschrijving in drieën deelde: traits, states en activiteiten ---
> ??? Cardinal: elke act die je doet is terug te
Hij maakt hierbij onderscheid in: leiden tot deze trait
Central: veel acts kunnen teruggeleid
Hij erkent wel dat een trait kan worden tot deze trait
tonen wat iemand normaal ge- Secondary: traits komen alleen terug in
sproken doet, niet wat ALTIJD specifieke situaties
,gedaan wordt!
Daarnaast verschilt Allport van Freud, omdat Freud nadruk legt op functional
autonomy; je persoonlijkheid kan veranderen en staat niet gelinkt aan je jeugd.
Wat er in je kindertijd bedoelt was als reduce van anxiety kan nu een hobby
worden. Je hebt namelijk andere alternatieven. Naast dit verschilt Allport van
andere theorists, omdat hij nadruk legt op idiographic research ---> onderzoek
doen naar het individu i.p.v. een groep. Hij kreeg wel wat kritiek;
o Gelimiteerd empirisch bewijs, vooral op zijn idee van erfelijkheid
o Idiographic research zou conflicteren met wetenschappelijk onderzoek,
maar een individu kan ons juist heel veel informatie geven
Cattell maakt onderscheid in surface traits en source traits:
Surface traits = gedragsneigingen die ‘gewoon bestaan’ (we kunnen ze
observeren)
Source traits = interne psychologische structuren die ervoor zorgen dat we
surface traits vertonen
Cattell ontwikkelt measurements van elke surface trait en administred these to
large numbers of people en gebruikte factor analysis om patronen te
identificeren. De source traits die worden gevonden door factor analysis zijn de
basis van persoonlijkheidsstructuren. Wat zijn deze source traits? Cattell gaf 16
source traits en deelde deze op in 3 categorieën:
Ability traits: skills die je helpen om effectief
te functioneren
Temperament traits: emotionele kant van
traits
Dynamic traits: gaan over het strevende en
motiverende stuk van life
Cattell hechte veel waarde aan measurements en deed dat in zijn onderzoek
door 3 soorten data: L-data (life record data), Q-data (self-reports) en OT-data
(objectieve testen). Het eerste kunnen we ondervinden in everyday behaviour als
interacteren met een medestudent. De tweede verkrijgen we via questionnaires.
De laatste komt door situaties ontworpen door Cattell waarin het subject niet op
de hoogte is van het verband tussen response en karaktereigenschap. Zo kunnen
snelle handbewegingen garant staan voor een assertieve persoonlijkheid.
Vanuit de L-data kwamen 15 factoren die overeenkomen voor veel mensen hun
persoonlijkheid. Hij wilde bepalen alsof deze ook voorkomen in de Q-data en
maakte de Sixteen Personality Factor Questionnaire. Cattell was zich wel
bewust van het gevaar van questionnaires; er kan gemotiveerde vervorming
ontstaan of zelfbedrog. De L-data en Q-data zijn bepalend voor het ontwerpen
situaties van de OT-data; we ontwikkelen objectieve tests die source traits
opmeten die we al hebben ontdekt.
Een laatste punt waarin Cattell onderscheid maakt, zijn de termen ‘role’ en
‘state’. Een ‘state’ is een emotie/mood op een bepaald moment. Ook een
, bepaalde ‘role’ kan effect hebben op ons gedrag ---> een docent heeft een
sociale rol, maar is buiten het klaslokaal waarschijnlijk anders
Kritiek op Cattell:
+ adresseert alle grote aspecten van persoonlijkheidspsychologie
+ systematisch onderzoek
+ groot theoretisch frame
- 16 persoonlijkheidsaspecten zijn eigenlijk te veel en zo lastig voor in de praktijk
- de basisstructuur bestaat uit onderzoek en slechts measurements zijn niet
genoeg, want misschien mis je zo wel dingen die je eigenlijk had moeten
bestuderen
Carver & Scheier:
We kennen een verschil tussen traits en types; types zijn namelijk categorieën
die onderscheiden en onderbroken zijn ---> je bent het ene of het andere. Een
trait is iets waarin we verschillen onder onze types ---> we variëren in de
hoeveelheid karaktereigenschappen die we hebben in onze persoonlijkheid (het
is kwantitatief).
We kennen daarnaast 2 grote stromingen binnen de kijk op traits:
o Nomothetic view: nadruk leggen op vergelijkingen tussen mensen en dit
gaat niet als dingen niet dezelfde betekenis hebben
o Idiographic view: nadruk leggen op uniekheid van een persoon, want
soms kunnen we gewoon niet vergeleken worden met anderen.
Het is lastig om een volgorde te brengen in zoveel diversiteit, daarom komt de
trait approach met factor analyse. Het is een complexe vorm van correlatie
waarbij er niet wordt gekeken naar een verband tussen twee variabelen, maar
een matrix van relaties onder veel variabelen. Dit heeft een paar stappen:
1. Het verzamelen van data onder heel veel mensen.
2. Correlaties worden berekend tussen elk paar variabelen en deze gaan door
naar factor extraction ---> het destilleren van correlaties naar een kleinere
set factoren.
3. Elke factor kan worden beschreven via factor loadings ---> hebben ze hoge
correlaties ja of nee?
4. De factoren worden als laatste een label gegeven.
Dit laatste is vaak lastig, omdat het een subjectief process is. Mensen vergeten
vaak dat een label afstemt van een hele data set, dus als je een verkeerde naam
kiest kan er een verkeerde interpretatie opkomen. Gelukkig heeft factor analyse
3 positieve punten
o Vermindert meerdere reflecties en vormt een smallere set of traits.
o Biedt een basis voor discussie over dat sommige traits er meer toe doen
dan anderen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kirstenlangenbach. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.15. You're not tied to anything after your purchase.