Summary Nectar / Biologie 4 Havo / deel Leerboek - Science
Class notes Biomaths Nectar / Biologie 4 Havo / deel Leerboek
Biology 12th edition by Sylvia s Mader Test Bank
All for this textbook (3)
Written for
Secondary school
HAVO
Biologie
4
All documents for this subject (2019)
Seller
Follow
36533
Content preview
2.1 Menselijke en dierlijke cellen
Om overzicht te houden hebben biologen een indeling in organisatieniveaus gemaakt. Een
organisatieniveau is een structuur met een duidelijke samenhang tussen de onderdelen. Al deze
onderdelen samen vormen een nieuwe onderdeel (eigenschap). Zo’n nieuwe eigenschap noem je
een emergente eigenschap.
Rode bloedcellen hebben geen kern. En als je ebola hebt, dan zijn er nauwelijks witte bloedcellen
en bloedplaatjes in je lichaam te vinden is levensbedreigend.
Biologen kennen de volgende organisatieniveaus.
- Een molecuul is een verbinding tussen twee of meer atomen, de kleinste scheikundige
bouwstoffen die er bestaan.
- Een organel is een onderdeel van een cel met een bepaalde functie.
- Een cel is de functionele bouwsteen van alle organismen.
- Een weefsel is een groep cellen met eenzelfde bouw en functie.
- Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels die samenwerken aan een taak.
- Een orgaanstelsel bestaat uit alle organen die aan dezelfde taak werken.
- Een organisme is een levend wezen.
- Een populatie is een groep soortgenoten in een bepaald gebied.
- Een ecosysteem is een begrensd gebied met organismen die relaties hebben met elkaar en
met de levenloze natuur.
- Het systeem Aarde omvat alle ecosystemen van de planeet.
Cellen nemen stoffen op, groeien, delen, bewegen en reageren op veranderingen. Je noemt deze
eigenschappen levenskenmerken. Cellen hebben alle levenskenmerken. Het molecuul- en
organelniveau hebben niet alle of zelfs helemaal geen levenskenmerken. Je kunt leven een
emergente eigenschap noemen.
Biologen onderscheiden organisatieniveaus, waarvan de cel het laagste niveau is met
alle levenskenmerken.
Eigenschappen die op een hoger niveau ontstaan uit samenwerking van de lagere niveaus
zijn emergent.
Witte bloedcellen hebben aan de buitenkant een celmembraan die bestaat uit fosfolipiden en
eiwitten. Fosfolipiden zijn vetachtige stoffen met een fosfaatgroep. Cholesterol remt de
beweeglijkheid van een celmembraan af. Alle stoffen die een cel in- en uitgaan, passeren het
celmembraan. Alleen de stoffen CO2 en O2 en vetachtige stoffen, zoals bepaalde hormonen, gaan
er makkelijk door. Andere stoffen passeren het celmembraan via de transporteiwitten. Elke stof
heeft zijn eigen type poortje. Sommige eiwitten vormen poortjes met een pompfunctie waarmee
een cel moleculen tegen de concentratierichting in naar binnen/buiten kan brengen. Een
celmembraan bevat daarnaast ook receptoreiwitten. Die kunnen aan de buitenzijde van de cel
contact maken met specifieke stoffen, bv hormonen. Door dat contact start in de cel een proces
zonder dat de boodschapper de cel binnen komt.
Het cytoplasma is het grondplasma met organellen samen. Het bestaat voor een groot deel uit
water en opgeloste stoffen. Hierin vinden veel chemische reacties plaats. Met een
elektronenmicroscoop zijn in het grondplasma organellen te zien. Eiwitten worden gemaakt door
ribosomen met behulp van informatie afkomstig uit het DNA.Een afbeelding zie je hieronder.
, Een cel bestaat uit een celmembraan, grondplasma en verschillende organellen met elk een
eigen functie.
2.2 DNA en specialisatie van cellen
Je cellen gebruiken eiwitten als bouwstof, enzym of transportmiddel.Ze beïnvloeden ook je
eigenschappen. Ze bepalen je bloedgroep, spierkracht, afweer tegen ziektes en zelfs je karakter.
Eiwitten zijn gemaakt van aminozuren in een lange ‘ketting’ aan elkaar vast. Duizend verschillende
eiwitten door cellen. Elke cel bevat 40 000 typen eiwitten.
Eiwitten zijn gemaakt van aminozuren in een lange ‘ketting’ (ladder) aan elkaar vast. De twee
strengen van het DNA-molecuul bestaan uit fosfaatmoleculen en suikermoleculen en hechten aan
elkaar via de stikstofbasen. Een gen bevat de code voor een eiwitmolecuul. Niet-coderend DNA
bevat waarschijnlijk de informatie om je genen aan en uit te zetten.
RNA moleculen zijn opgebouwd uit een ketting van stikstofbasen. DNA en RNA verschillen in drie
eigenschappen:
1. RNA bestaat uit één streng
2. RNA bevat de stikstofbase Uracil ipv Thymine.
3. RNA bevat de suiker ribose ipv deoxyribose .
Gevormde RNA-molecuul komt los van DNA-streng die zich weer bind. RNA-molecuul verlaat
kern en brengt de informatie voor het maken van een eiwit naar een ribosoom in het
grondplasma. RNA bestaat ook uit 4 basen: A, G, C, U. U = Uracil en is een enkele streng. Suiker
= ribose.
In de DNA code staat beschreven in welke volgorde de ribosomen de aminozuren aan elkaar
moet maken. Drie basen vormen een codon, de informatie voor een aminozuur. Het aflezen begint
altijd bij het startcodon AUG. Dit codeert voor het aminozuur methionine (Met). Dan volgen van
honderden stikstofbasen die (groepjes van 3) bepalen uit welke aminozuren een eiwit bestaat. Het
ribosoom koppelt al die aminozuren aan elkaar tot een lange ketting. Te aflezen eindigt bij UAA,
UAG of UGA. Die coderen voor geen enkel aminozuur; het zijn stopcodons. DNA = dubbelstreng.
DNA bestaat uit 4 basen: Adenine,Guanine, Cytosine en Thymine. De basen zitten vast aan een
suiker: pesoxiribase . Suikers zitten aan elkaar vast met een fosfaatgroep.
Bij mutatie treedt er een verandering op in erfelijke eigenschappen. Je hebt puntmutatie, als er
een verandering is in een basenpaar. En je hebt genoommutatie, hierbij is het aantal moleculen
per cel gewijzigd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 36533. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.78. You're not tied to anything after your purchase.