Samenvatting basisboeknummers
Hoofdstuk 1. Vaardigheden
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30,
31, 32.
Hoofdstuk 2. Weer en klimaat
33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59,
60, 61, 62, 63, 64, 65
Hoofdstuk 3. Actieve aarde
66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81,82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92
Hoofdstuk 4. Systeem aarde
93, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114,
115, 116, 117, 118, 119, 120, 121, 122, 123, 124, 125, 126, 127, 128, 129, 130, 131, 132, 133, 134.
Hoofdstuk 5. Bevolking en wonen
135, 136, 137, 138, 139, 140, 141, 142, 143, 144, 145, 146, 147, 148, 149, 150, 151, 152, 153, 154,
155, 156, 157, 158, 159, 160, 161, 162, 163, 164, 165, 166, 167, 168, 169, 170, 171, 172, 173, 174,
175
Hoofdstuk 6. Mensen en hun activiteiten
176, 177, 178, 179, 180, 181, 182, 183, 184, 185, 186, 187, 188, 189, 190, 191, 192, 193, 194, 195,
196, 197, 198, 199, 200, 201, 202, 203, 204, 205, 206, 207, 208
Hoofdstuk 7. Globalisering
,209, 210, 211, 212, 213, 214, 215, 216, 217, 218, 219, 220, 221, 222, 223, 224, 225, 226, 227, 228,
229, 230, 231, 232, 233, 234, 235, 236, 237, 238, 239, 240, 241, 242, 243, 244, 245, 246, 247, 248,
249, 250, 251
H1
B1
Aardrijkskunde=Geografie
B2
Gebied/landschap of Regio = stuk van aardoppervlak.
Natuurlandschap= niet door mensen veranderd.
Fysische geografie -> bestudeerd hoe natuurlandschap door natuur is gemaakt.
Ingericht landschap= door mensen veranderd + ingericht.
Sociale Geografie -> kijkt naar manier waarop mensen een landschap inrichten.
B3
Belangrijk bij beschrijven; Wat en waar?
Verklaren; uitleg hoe iets komt. Verband tussen dingen.
Verklaring -> Natuurlijke en menselijke factoren.
B4
Bekijk figuur 1.6, blz. 13 basisboek gebiedskenmerken & bevolkingskenmerken
B5
Absolute ligging => Waar gebied precies ligt.
Relatieve ligging => Ligging van gebied ten opzichte van andere gebieden.
,Natuurlijke omgeving (fysisch milieu); beschrijving van klimaat, natuurlandschap, reliëf en grond- en
delfstoffen.
Ingerichte landschap; in beeld door bv. Bebouwing, bodemgebruik of infrastructuur.
B6
Bevolkingskenmerken:
Demografische kenmerken - > omvang, groei en verandering van bevolking.
Economische kenmerken -> manier waarop mensen geld verdienen.
Culturele kenmerken -> kunst maar ook bv. Taal, godsdienst en Geschiedenis
Politieke kenmerken -> weten en regels --> grote invloed op inrichting.
Cultuur => alles wat je hebt aangeleerd.
B7
Schaalniveaus;
Lokale schaal: plaatselijk
Regionale schaal: landsdeel, provincie of streek
Nationale schaal: landelijk
Continentale schaal: een werelddeel
Mondiale schaal: de wereld
Inzoomen <-> uitzoomen
B8
Dimensie => invalshoek, op verschillende manieren bekijken.
Bij fysische dimensie, bekijk je natuurlijke onderwerpen.
Bij economische dimensie, gaat het om geld verdienen en werkgelegenheid.
De sociaal-culturele dimensie, heeft te maken met talen, godsdiensten, leefomstandigheden
en andere kenmerken van de bewoners.
Bij demografische dimensie, gaat het om het aantal mensen en de veranderingen daarin.
Bij de politieke dimensie, let je op wie het voor het zeggen heeft, bv. De invloed van een
ministerie of een belangengroep.
B9
Kijken naar Interne Relaties=> binnen 1 gebied zoeken naar samenhang tussen verschijnselen.
Kijken naar Externe Relaties => verband tussen gebieden.
, B10
Globe => bol waarop aardoppervlak is nagetekend.
Kaartprojectie = > manier van tekenen met een vertekend beeld. Sommige stukken wereld bv met
moeite aan elkaar tekenen.
B11
Absolute afstand = afstand in km, gemeten in een rechte lijn.
Kenmerk; voor iedereen gelijk en veranderd nooit.
Relatieve afstand = afstand in tijd, geld en moeite.
In verband met iets anders.
Kenmerk; voor iedereen anders.
B12
Kaart = een tekening van een stuk van het aardoppervlak.
Op een kaart staat:
De titel
De legenda
De schaal
-> noorden is boven, anders noordpijl of windroos.
Kaartsymbolen/kaarttekens -> worden kleuren, arceringen en tekens gebruikt.
Verklaring daarvan => legenda.
Schaal => verhouding in grootte tussen kaart en werkelijkheid.
Aangeven, schaal -> verhouding; bv. 1:200.000 (1 cm op de kaart = 200.000 cm in het echt).
-> schaalstokje; balk van een paar cm waar bij staat hoeveel het in het echt is.
B13
Landkaarten/thematische kaarten
Landkaarten; geven algemeen beeld van het aardoppervlak met daarop; steden, wegen,
wateren, bergen, spoorlijnen en bodemgebruik.
Overzichtskaarten -> landkaarten die overzicht geven van een groot gebied vanaf een schaal
van 1:100.000
Natuurkundige overzichtskaarten -> kleuren gebruiken voor hoogte. Bergen + rivieren staan
op de kaart.