Bij informeel observatie (in het dagelijks leven) laat je je leiden door je eigen referentiekader om tot
een conclusie te komen. Dan ben je geen échte onderzoeker. Échte onderzoekers doen systematisch
observatie, dus met een vastgesteld stappenplan.
Eerst maak je een onderzoeksplan: je formuleert een probleemstellig. Ook kijk je of er al eerder
gedane onderzoeken zijn en wat de conclusies waren. Vervolgens overleg je met je begeleider,
opdrachtgever en medeonderzoekers over onder andere het budget. Praktische
aandachtspunten.
Er zijn twee hoofdtypen van onderzoek: fundamenteel en praktijkgericht onderzoek. Bij
fundamenteel onderzoek beantwoord je vragen om kennis te ontwikkelen (kennisvragen).
Fundamenteel onderzoek is dan ook vooral belangrijk voor de wetenschap (intern gericht). Bij
praktijkgericht onderzoek houd je je meer bezig met het oplossen van praktijkproblemen
(praktijkvragen). Praktijkgericht onderzoek is dan ook vooral belangrijk voor de maatschappij (extern
onderzoek).
Kernbegrippen:
- Kennisvraag: Vraag waarbij de antwoorden kennis opleveren over een onderwerp
(fundamenteel onderzoek)
- Praktijkvraag: Vraag waarbij de antwoorden lijden tot het oplossen van een
praktijkprobleem (praktijkgericht onderzoek)
Bij kwantitatief onderzoek gebruik je cijfermatige (numerieke) informatie: gegevens (kenmerken) in
cijfers over objecten. Je gebruikt statistische technieken om de kenmerken te verwerken en om
verwachtingen over de resultaten te toetsen. Dit zijn dus de instrumenten van kwantitatieve
methoden. Bij kwalitatieve methode voert de onderzoeker onderzoek uit in het veld. De
onderzoeker onderzoekt de onderzochte personen (onderzoekseenheden) in de omgeving als geheel.
Dit heet holisme. De onderzoeker verwerkt de gegevens niet op in cijfers, maar verwerkt ze in
alledaagse taal. Taal is hierin het instrument van kwantitatief onderzoek.
Kernbegrippen:
- Kwalitatief onderzoek: Onderzoek met behulp van niet-cijfermatige gegevens
- Kwantitatief onderzoek: Onderzoek met behulp van cijfermatige gegevens
Het combineren van verschillende methoden om gegevens (data) te verzamelen, noem je
triangulatie. Dit wordt gebruikt om de betrouwbaarheid van je onderzoek te verhogen.
Kernbegrippen:
- Triangulatie: Probleemstelling aanpakken met meerdere onderzoeksmethoden
- Mixed method-benadering: Onderzoek waarbij kwalitatieve en kwantitatieve methoden
worden ingezet
Bij inductief onderzoek is er van tevoren geen theorie bekend. Het doel van de onderzoeker is om
gaandeweg deze theorie te ontwikkelen. Onderzoekers die inductieve methoden gebruiken,
,verrichten vaak kwalitatief onderzoek. Inductief onderzoek is dus theorievormend. Iteratie
(herhaling) is daarbij een leidend principe, want dit leidt tot een hoger kwaliteit (betrouwbaarheid)
van de resultaten. Bij deductief onderzoek formuleert de onderzoeker verwachtingen aan de hand
van (bestaande) theorieën en modellen. Dit is vaak het uitgangspunt van kwantitatief onderzoek.
Deductief onderzoek is dus theorietoetsend.
Onderzoekers verschillen van niet-onderzoekers op 3 punten: Houding, kennis en vaardigheid
Een kritische onderzoeker herken je aan zijn of haar houding. Die houding moet onafhankelijk zijn.
De mening van de onderzoeker mag geen rol spelen in het onderzoek. Vooral bij kwalitatief
onderzoek kan dit een probleem veroorzaken, omdat de onderzoeker de voorkeuren van mensen
onderzoekt. Als onderzoeker moet je open staan voor commentaar. Deze houding is belangrijk bij
fundamenteel onderzoek. Bij praktijkonderzoek is een kritische houding belangrijk. Je leert zo je
onderzoek kritisch te bekijken en andere onderzoeken niet zomaar voor waar aan te nemen.
Kennis van methoden is en blijft een belangrijk deel van het doen van onderzoek. Ook moet je kennis
hebben over het onderwerp van je onderzoek.
Je krijgt vaardigheid in het doen van onderzoek door er actief mee bezig te zijn.
Kwaliteitscriteria voor uitvoering van onderzoek
Onderzoek wordt meestal beoordeeld op de betrouwbaarheid van de resultaten. Betrouwbaarheid
van onderzoek is de mate waarin het onderzoek vrij is van toevallige fouten. Deze fouten worden
door onbekende factoren veroorzaakt en zijn niet controleerbaar. Ook is het onderzoek herhaalbaar.
Verder moet er overeenstemming tussen de onderzoekers zijn over de resultaten.
Een onderwerp, vraag of uitspraak moet toetsbaar zijn. Het onderzoek mag niet speculatief (niet op
feiten gebaseerd) of subjectief (het is jouw mening) zijn. Onderzoek moet ook weerlegbaar zijn. Dit
betekent dat onderzoekers een idee of verwachting moeten kunnen bevestigen of weerleggen. Het
onderwerp moet dus eenduidig (voor één uitleg vatbaar) zijn. Je onderzoek moet ook openbaar zijn.
Openbaarheid van jouw onderzoek leidt ertoe dat andere onderzoekers jouw onderzoek opnieuw
kunnen testen. Zo wordt onderzoek repliceerbaar (herhaalbaar). Dit is vooral van toepassing op
kwantitatief onderzoek. Het informatiegehalte van je onderzoek moet maximaal zijn. Je moet heel
goed aangeven:
- Over welke situatie je een uitspraak doet
- Binnen welke grenzen je onderzoek zich afspeelt
- Welke groep daarbij betrokken is of wordt
- In welke periode je onderzoek zich afspeelt
- Wat het domein is van je onderzoek
Validiteit (geldigheid) hangt samen met de zuiverheid van je onderzoek. Je wilt er zeker van zijn dat
je onderzoek geen systematische fouten bevat. Dat zijn fouten die niet aan toeval te verwijten zijn.
Als je de juiste conclusies kunt trekken, heet het onderzoek intern valide. Onderzoekers willen
uitspraken doen over een zo groot mogelijke groep personen of situaties. Zijn deze uitspraken
precies volgens alle voorwaarden getoetst, dan kunnen ze geldig worden verklaard voor een grotere
groep of voor andere situaties: ze kunnen worden gegeneraliseerd. Deze generaliseerbaarheid vormt
de externe validiteit van het onderzoek. Bij externe validiteit zijn twee soorten denkbaar:
1. Bij statistische generalisatie toetst de onderzoeker doormiddel van statistische (kwantitatief)
testen of een bepaald resultaat generaliseerbaar is. Technisch dus.
2. Bij kwalitatief onderzoek streven onderzoekers vaker naar inhoudelijke generalisatie. Dat is
vergelijkbaarheid van de resultaten in soortgelijke situaties.
, Kernbegrippen:
- Betrouwbaarheid: De mate waarin onderzoek vrij is van toevallige fouten
- Validiteit: De mate waarin onderzoek vrij is van systematische fouten.
Praktische criteria bij onderzoek
Onderzoek moet efficiënt zijn. Dit betekent dat alle kosten in verhouding tot de resultaten moeten
staan. Ook moet je onderzoek uitvoerbaar zijn. Je moet voldoende onderzoekers tot je beschikking
hebben, je steekproef kunnen benaderen, gegevens kunnen verzamelen en op tijd kunnen
rapporteren. Onderzoek moet ook bruikbaar zijn, praktisch relevant. De samenleving heeft immers
niets aan onderzoek dat niet bruikbaar is.
Kernbegrip:
- Bruikbaarheid: De mate waarin onderzoek praktisch relevant is
Onderzoek heeft tijdens het proces een vaste structuur. Het bestaat uit een aantal onderzoeksfasen.
1. Ontwerpen: je maakt een duidelijke afbakening van je doel- en probleemstelling. Vervolgens
laat je zien hoe je de onderzoeksvraag gaat beantwoorden. Ook laat je zien welke
onderzoeksinstrumenten je inzet. Bij praktijkgericht onderzoek houd je rekening met de
opdrachtgever. Misschien heeft hij al een onderzoeksvraag of probleem waar jij mee aan de
gang moet.
2. Gegevens verzamelen: Nu ga je het onderzoek uitvoeren
3. Analyseren: Vervolgens analyseer je de verzamelde gegevens
4. Evalueren en adviseren: tijdens deze fase kijk je nog een keer helemaal terug. Vervolgens
schrijf je je verslag.
Vaak weergeef je je resultaten in een verslag, maar bedrijven kunnen ook vragen naar een
beroepsproduct. Dat is een samenvatting in een bruikbaar instrument voor de opdrachtgever.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller naomibuijs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.87. You're not tied to anything after your purchase.