Samenvatting van 'hoofdstuk 6 - Zuid-Amerika'. Hierbij is gebruikt gemaakt van het boek buiteNLand uit 2018. In dit document zijn eerst de begrippen uitgelegd, daarna worden alle paragrafen uitgelegd met handige opsommingen, plaatjes en kopjes.
Hoofdstuk 6
Paragraaf 1
Subductie: als een oceanische plaat in de aardmantel gaat. Hierbij krijg je aardbevingen, actief
vulkanisme en gebergtevorming.
Andesiet: stollingsgesteente dat bij vulkaanuitbarstingen ontstaat in subductiezones.
Hoogvlakte/hoogland: gebied met weinig reliëf, omringd door gebergten en is hoger dan 500 meter
boven de zeespiegel.
Schild: kern van een continent, waar de oudste gesteenten voorkomen.
Altiplano / intramontane hoogvlakte: een hoogvlakte die eerst een voorlandbekken was, maar is
opgetild.
Metamorfose: vervorming van gesteente
Ertsaders: zones waarin de concentratie van metal zo hoog is dat het rendabel is om te winnen; komt
vooral voor in plooiingsgebergte.
Magrovebossen: komen voor in tropische, modderige kustgebieden. De wortels van de bomen staan
altijd in zout water en kunnen daarom ook in gebieden staan met weinig neerslag.
Pampa: steppe/grasvlakte.
Selva: regenwoud
Caatinga, cerrado, llanos: savanne
Westen van Zuid-Amerika:
Het vasteland van Zuid-Amerika bestaat uit de Zuid-
Amerikaanse en Caribische plaat.
Naast Zuid-Amerika zitten de oceanische Nazcaplaat en
de Antarctische plaat, die onder de Zuid-Amerikaanse
plaat in de aardmantel duiken. (subductie) Door deze
subductie is het Andesgebergte ontstaan en is er
andesiet te vinden.
Niet overal zijn vulkanen op de breuk van de Nazcaplaat
en de Zuid-Amerikaanse plaat. De leeftijd van de
wegduikende Naczaplaat is namelijk niet overal even
oud. Oude oceanische korst is zwaarder en duikt dus ver de diepte in. Zo diep dat de
oceanische korst smelt en er magma aangemaakt wordt. Jonge oceanische korst is niet zo
zwaar waardoor er subductie plaatsvindt dichterbij het oppervlak. Zo kan er geen magma
worden gevormd. Er ontstaat dan wel vervorming van gesteente (metamorfose) maar
geen vulkanisme.
Oosten van Zuid-Amerika:
Bij het ontstaan van het Andesgebergte zijn aan de oostkant voorlandbekken ontstaan.
Dit komt omdat de wegduikende plaat een laagte creëert en het aangrenzende land
meetrekt. Daarnaast zorgt het gewicht van de geplooide en opgestuwde lagen ervoor dat
de basis van het Andesgebergte en omringend gebied (en dus ook de voorlandbekkens)
dieper in de mantel komen te liggen. Deze bekkens worden continu gevuld met sediment
van de westkant en door het gewicht van dit sediment blijft het gebied dalen. (het gewicht
van het opgehoopte sediment drukt de onderliggende aardkorst verder de mantel in)
Passieve continentrand: er zijn geen bijzondere tektonische verschijnselen meer. Vroeger
was bij deze rand Pangea opengescheurd en ontstond de Atlantische oceaan. Er
ontstonden Midoceanische ruggen waardoor er nieuwe oceanische plaat en reliëf
ontstond.
Oostelijk van de Andes liggen het Guyana- en Braziliaanse schild. Die liggen door
optilling en vervolgens verwering en erosie daar aan de oppervlakte. Deze schilden
bestaan uit dieptegesteenten (graniet) en metamorfe gesteenten.
, De belangrijkste gebieden in Zuid-Amerika zijn: hoogland van Guyana, Brazillië en
Patagonië, de Andes, de Altiplano en de uitgestrekte laaglanden waarin belangrijke
rivieren stromen.
Door opstijgend magma uit de aardmantel heb je in Andesgebergte en hooglanden veel
ertsen, zoals ijzer, koper, tin, zilver en goud. Diep onder het aardoppervlak koelt magma af
en stolt. Verschillende magma onderdelen stollen bij verschillende temperaturen dus metalen
hopen zich op verschillende plaatsen op.
Ertsaders ontstaan bij vulkanisme en gebergtevorming zodra vloeibaar gesteente diep in de
aardkorst afkoelt of doordat ertshoudend sediment van dit gesteente wordt afgedekt en onder
druk verandert in ertshoudend gesteente. Door verwering van gebergte komen de ertsaders
aan het oppervlak te liggen waardoor ze door rivieren worden meegevoerd. Sommige ertsen,
die niet zo dicht aan het oppervlak liggen, worden door schachtbouw gewonnen.
De voorlandbekkens en kustzones zijn rijk aan fossiele brandstoffen (olie en gas). In het
Krijt stond de zeespiegel veel hoger en leefde er veel plankton. Dood plankton kwam terecht
in sedimentlagen; door druk ontstonden er zo olie- en gashoudende lagen.
Ook de olievelden voor de kust van Brazilië zijn gevormd door sedimentatie toen Zuid-
Amerika en Afrika van elkaar scheidden. Hierdoor ontstonden langs de Midoceanische
ruggen moerassen met veel dood organisch materiaal. Omdat dit gebied bleef dalen,
overstroomde het gebied continu door stijgend zeewater. Hier bovenop ontstond zo een
zoutlaag door het zeewater, waardoor het dode organische materiaal luchtdicht werd
afgesloten en zo niet kon vergaan.
In Zuid-Amerika komen het regenwoud-, savanne-, steppe-, woestijn-, Mediterrane-, zee-
en hooggebergte klimaat voor.
De ligging van klimaat-, vegetatie- en landschapszones wordt bepaald door de
geografische breedteligging, hoogteligging, de loef-/lijzijde van het Andesgebergte,
ITCZ verschuiving (Het ITCZ zorgt voor droogte in het noorden in hun winter (juli)),
zee- en luchtstromen.
De loefzijde is de oostkant van de Andes: komt door de noordoost- en zuidoostpassaat;
deze zijn aanlandig waardoor de invloed van de Atlantische oceaan groot is. Ook is er
veel invloed van de Zuid-Equatoriale stroom (hierdoor is de oostkust warmer dan de
westkust, terwijl ze op dezelfde breedte liggen)
Boven de evenaar is de westkant van de Andes nog nat, maar eronder is de westkant juist
droog door aflandige winden, koude zeestromen (Humboldt-stroom) en de lijzijde.
Maar helemaal in het zuiden is de westkant weer nat en de oostkant droog.
El Niño zorgt ervoor dat de passaten verzwakken en de wind vanuit het westen gaat
waaien, waardoor ook de zeestroom omkeert. Er ontstaat zo aanlandige wind, met als
gevolg veel regen in het westen in droogte in het noorden. Het normale patroon is dus
als het ware omgedraaid.
Paragraaf 2
Bevolkingsdruk: hoeveel de bewoners gebruikmaken van een gebied; als er teveel mensen wonen
kijkend naar wat het gebied te bieden heeft, is er een hoge bevolkingsdruk.
Mesties: als de ene (voor)ouder Indiaans is en de andere blank.
Demografisch transitiemodel: de ontwikkeling van het geboorte- en sterftecijfer in een model. (van
een hoog geboorte- en sterftecijfer naar een laag geboorte- en sterftecijfer)
Acculteratie: culturele vermenging
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller &joy1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.