Staat en recht:
HC1:
-Sociale regels: normen ontstaan door opvatting over hoe je je moet gedragen.
-Rechtsregels: afkomstig van overheidsinstantie (Hoger ontzag).
Verschil: rechtsregels juridisch afdwingbaar en van hoger ontzag.
-Recht: Positiefrecht -> alle regels die op dit moment in Nederland gelden.
-(Gede)centraliseerde eenheidsstaat (een staat) alle macht berust bij de centrale
overheid.
-Gedecentraliseerde: Overheidsmacht verspreid over verschillende overheid lagen
(verbanden).
-Centraliseerde: De centrale overheid maakt alle beslissingen (uitvoerend) -> 1 laag.
-Federatie (Bondstaat): Deelstaten (DU/VS) is een staatsvorm waar de macht
(overheid) is verdeeld bij de federale staat en de deelstaten. De deelstaten hebben
een grootgedeelte van hun macht afgedragen aan de Federale staat. De
bevoegdheidsverdeling is vastgelegd in de Grondwet.
-Confederatie (statenbond) samenwerkingsverband tussen soevereinenstaten is de
basis van een verdrag.
HC2
->Democratie
-Demos = volk + kratein = regeren. (het volk regeert).
-Directe democratie = volk heeft rechts streeks te zeggen zonder overheidslagen er
tussen.
-Indirecte democratie = (NL) kiezen volksvertegenwoordigers die voor ons
beslissingen nemen (namens ons).
-> ‘Rechtsstaat’ (een land) (geen rechtsstaat als je niet alle 4 hebt).
Kenmerken: -legaliteitsbeginsel.
-Machtenscheiding.
-onafhankelijke rechten.
-Grondrechten.
-Burger beschermen tegen de overheid (alle 4).
-Legaliteitsbeginsel = elk overheidsoptreden wat de burgers bind (creeërt recht of
plicht) moet berusten op een voorafgaande wettelijke grondslag.
-Machtenscheiding = trias politica – Maken van regels.
- uitvoeren van regels.
- controleren van uitvoering.
->scheiding in uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht om daarmee macht
concentratie (machtsmisbruik) tegen te gaan.
-onafhankelijke rechten = onafhankelijk van de wetgevende en uitvoerende macht
(anders 2 staatsmachten) en onpartijdig ziet op de relatie tussen de rechter en
procespartijen.
-grondrechten = rechten die alle mensen hebben.
-> ons parlementaire stelsel.
-Wetgevende macht: regering (art 42 lid 1 GW)(koning, ministers,
staatssecretarissen) en Staten Generaal. De vaststelling van wetten geschiet door
de regering en Staten-Generaal gezamenlijk.
-Uitvoerende macht: regering.
-In de relatie tussen regering en Staten-Generaal speelt de vertrouwensregel een
belangrijke rol.
-Een minister, een staatssecretaris of zelfs een heel cabinet moet opstappen als de
meerderheid van de Eerste of Tweede kamer het vertrouwen in zij/hem/iedereen
verliest.
Tweede kamer:
-Rechtsstreeks gekozen (art. 54 GW).
-Zittingsduur: 4 jaar (art. 52 lid 1 GW).
,-150 leden (art. 51 lid 2 GW).
-Vragenrecht = het recht om vragen te stellen aan ministers of staatssecretarissen ->
geen haast.
-Recht van interpellatie (art. 68 GW): roep je minister op het matje om op bepaald
moment te verschijnen. (wel haast).
-Enquête recht.
Eerste kamer:
-Gekozen door leden provinciale staten (art. 55 GW). (voorzitters provincies).
-75 zetels.
-4 jaar.
Regering:
-Bestaat uit de koning en het kabinet (art. 42 lid 1 GW).
-Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk (art. 42 lid 2 GW).
-Ministers kunnen door de kamers op het matje worden geroepen om inlichtingen te
geven (art. 68 GW).
HC3:
Bevoegdheidsverkrijging (om regels te maken)
-Attributie: Het creëren van de bevoegdheid om regels te maken en het toekennen
van die bevoegdheid aan een bepaald orgaan. (art. 81/127 GW).
-Formele wetgever: Staten-Generaal en regering.
-Delegatie: altijd attributie vooraf.
->Het overdragen van een bestaande bevoegdheid om regels te maken door het
ene orgaan aan het andere orgaan.
-Als de Grondwet niks zegt over een onderwerp mag formele wetgever delegeren
wat hij wil.
-GW: je mag een wet maken of moet maar dan verteld de grondwet of mag
delegeren.
-1 Van de 3 woorden moeten er in staan: -Krachtens ‘De wet’.
-Regelen (vorm van).
-Regels.
wetgeving:
-Wet in formele zin: om te bepalen of de wet in formele zin is moet je kijken naar de
herkomst. Als in de titel wet staat is het altijd formeel.
-Wet in materiële zin.
-> inhoud.
->als het gaat om regels voor een onbepaald aantal personen of onbepaald aantal
gevallen.
-Recht van amendement: recht voor wet voorstellen te wijzigen.
HC4:
Decentralisatie.
-De staatsvorm van Nederland noemen we een ‘gedecentraliseerde eenheidsstaat’.
-Decentralisatie: de centrale overheid heeft een deel van haar regelgevende en
bestuurlijke bevoegdheden verspreid over territoriale en functionele openbare
lichamen.
begrippen:
-Openbare lichamen (lagere overheid): (art. 123 GW hoofdstuk 7) provincies,
gemeentes, waterschappen en andere openbare lichamen (lagere overheidslagen).
-Andere openbare lichamen: (art. 134 GW) beroep (orde van advocaten) of bedrijf
(productschap dranken).
-Territoriale decentralisatie: (provincies en gemeentes). De centrale overheid heeft
bevoegdheden overgedragen aan organen van openbare lichamen. Die alleen
kunnen worden uitgevoerd binnen een bepaald grondgebied. BV alleen gemeentes.
-Functionele decentralisatie: De centrale overheid heeft bevoegdheden
, overgedragen aan organen van openbare lichamen. Die deze alleen kunnen
uitoefenen met het oog op (met het doel om) een bepaald doel.
VB orde van advocaten (organen ervan) (dranken).
-Gemeenten en provincies kunnen hun bevoegdheden op het terrein van wetgeving
en bestuur binnen twee verschillende kaders uitvoeren:
-Autonomie: gemeentes mogen zelf weten van besturen bepaalde zaken.
(sluitingstijden café) (art. 124 lid 1 GW).
-Medebewind: meewerken van gemeentes aan iets van hoger niveau/ centraal
niveau is geregeld of besloten. (Kiezerslijst bijhouden) (Art. 124 lid 2 GW).
provincies
-art. 123 en verder GW en de provinciewet -> decentralisatie.
-Provinciale staten: maken provinciale ordeningen.
-> Wetgever.
-Gedeputeerde staten.
-> Uitvoerder.
-Commissaris van de koning is voorzitter van provinciale staten en gedeputeerde
staten. (soort burgemeester).
-Machtenscheiding ook op dit niveau.
Gemeenten
-art. 123 en verder GW en de gemeentewet.
-Gemeenteraad.
-College van B&W (burgemeester en wethouders).
-Burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad en het college van B&W.
Bestuur
-Bestuur: is alles wat de overheid doet wat niet valt onder wetgeving en rechtspraak.
-Bestuursorganen: onderdelen van openbare organen die taak bestuur uitvoeren.
-Besluiten en beschikkingen: art. 1:3 AwB -> handeling van bestuursorgaan.
Hc5:
Grondrechten.
-Grondrechten zijn onvervreemdbare, fundamentele rechten. Voor Nederland zijn
grondrechten onder meer te vinden in:
-De grondrecht.
-Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM).
-Europees sociaal handvest (ESH).
-Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR).
-Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR).
-VEU- en VWEU-verdrag.
-Klassieke grondrechten: vrijheidsrechten die de burger beschermen tegen te veel
inmenging van overheidswege.
-Sociale grondrechten: grondrechten die primair als strekking hebben dat de
overheid ingrijpt, met als doel de burgers (sociale) bescherming te bieden en in staat
te stellen een menswaardig bestaan op te bouwen Meer specifiek: recht op onderwijs
recht op rechtsbijstand recht op sociale zekerheid recht op volksgezondheid recht op
werkgelegenheid.
-Welke bescherming bieden klassieke grondrechten?
-Hangt af van de interpretatie ervan en de beperkingsmogelijkheden.
-In het kader van de beperkingsmogelijkheden spelen de volgende begrippen een
rol:
-Competentievoorschriften.
-Doelcriteria.
-Procedurele voorschriften.
-Werking van grondrechten.
-Verticale werking.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MaaikeN1995. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.