Samenvatting Taal
Basiskennis Taalonderwijs – Henk Huizenga, Rolf Robbe, 3 e editie
Hoofdstuk 3: mondelinge taalvaardigheid
3.1 Taalverwerving
Het is fascinerend te zien hoe een kind zich in een paar jaar tijd tot een volwaardig taalgebruiken. In
de loop der jaren zijn er verschillende theorieën geweest over hoe kinderen hun taal verwerven:
- Behaviorisme
- Creatieve constructietheorie
- Interactionele benadering
1. Behaviorisme
Kinderen leren hun taal door imitatie. Kinderen bootsen taal die ze horen in hun omgeving na. De
meest frequente woorden als eerst geleerd. Geprezen worden en goedkeuring speelt ook een grote
rol.
Het blijkt dat concrete zelfstandig naamwoorden als eerst geleerd worden. De voorbeelden van
ouders zijn noodzakelijk om taal te leren.
2. Creatieve constructietheorie
Kinderen imiteren niet de taal maar beschikken zelf over een aangeboren taalvermogen waarmee ze
op creatieve manier zinnen kunnen bouwen. Een aanwijzing hiervoor is dat elk kind elke taal kan
leren. De volgorde waarin het kind de taal eigen maakt wordt bepaald door biologische rijping. Pas
vanaf een jaar of één gaan kinderen taal herproduceren.
3. Interactionele benadering
Het taalaanbod van de omgeving en de interactie tussen kind en andere moedertaalsprekers is
belangrijk bij het leren van taal. Taalaanbod moet afgestemd zijn op het kind.
Taal bestaat uit verschillende niveaus. De taalontwikkeling van kinderen begint op fonologisch
niveau, met het vormen van spraakklanken.
Kinderen ontwikkelen zich ook op het morfologisch niveau, waarbij het gaat om de manier waarop
woorden gevormd worden. Kinderen maken regels voor de opbouw van Nederlandse woorden eigen.
Op het semantisch niveau gaat het om de betekenis van woorden. Kinderen leren niet in één keer de
exacte betekenis.
Op het Op het syntactisch niveau leren kinderen de regels die er zijn voor het combineren van
woorden. Kinderen krijgen langzamerhand inzicht in grammaticale regels.
Op het pragmatisch niveau maakt een kind eigen regels voor het gebruik van de taal en
communicatie tussen mensen. Zo leren ze bijv. dat je beter ‘wilt u aan de kant?’ kan zeggen in plaats
van ‘aan de kant jij!’
In het taalverwervingsproces onderscheiden we de volgende twee perioden:
- De pre-linguale periode (0 tot 1 jaar)
- De linguale periode, die valt onder te verdelen in:
o De vroeglinguale periode (1 tot 2 ½)
o De differentiatiefase (2 ½ tot 5)
o De voltooiingsfase (5 tot 9)
, 1. De pre-linguale periode
De periode voordat het kind de eerste woordjes spreekt. Je kunt nog niet spreken van taal. Kinderen
produceren geluiden, maar deze zijn geen taal, het zijn onsamenhangende klanken. Er is al wel iets
als communicatie, het huilen.
Kinderen luisteren naar stemgeluiden en beginnen zelf ook klanken te maken, in het begin zijn dit
nog klinkers of vocalen, deze fase wordt het vocaliseren genoemd.
Na ong. 4 maanden begint een kind steeds meer te experimenteren met het voortbrengen van
geluiden. Kinderen produceren ook medeklinkers en andere klanken, dit heet het vocaal spel.
2. linguale periode
Als eerst is er de vroeglinguale periode van 1 tot 2 ½ jaar oud. Dan gaat het brabbelen van een baby
over in betekenisvol taalgebruik. De eerste woorden zijn vaak nog niet correct uitgesproken. Als een
kind in één zin iets kan vragen of kan ontkennen door nee te zeggen, zit het kind in de fase van de
eenwoordzin. Op de leeftijd van anderhalf beginnen kinderen woorden te combineren, dan spreken
we van de periode van de tweewoordzin. De periode van tweewoordzin wordt redelijk snel
afgewisseld door de meerwoordzin.
Van de leeftijd 2,5 tot 5 begint de differentiatiefase. Het begint meer op taal van volwassenen te
lijken, kinderen beginnen te begrijpen dat vormen van woorden kunnen veranderen. De leefwereld
wordt uitgebreid, hangt samen met kleutertijd. Kinderen ontdekken zelf dat woorden van vorm
kunnen veranderen, dit blijkt uit overgeneralisaties, waarbij kinderen regels te vaak toepassen.
Als laatst is er van 5 tot 9 de voltooiingsfase. Niet gek veel nieuwe dingen, de kinderen bouwen
verder op dingen die ze leren uit de vorige fase. Aan het eind van deze fase beheert een kind de taal
als een volwassene, toch blijven er grote verschillen, zoals het vervoegen van werkwoorden en de
grootte van de woordenschat.
Bij niet alle kinderen is Nederlands de moedertaal, zij leren twee talen. Het kan dat een kind twee
talen tegelijk leert, dan spreken we van simultane tweetaligheid, dit is als kinderen voor hun derde
beginnen met het leren van een tweede taal. Wat vaker voorkomt is successieve tweetaligheid,
kinderen leren dan een tweede taal wanneer ze de eerste al hebben geleerd. Je ziet dan dat het leren
van de tweede taal wordt beïnvloed door de eerste taal, we spreken dan van interferentiefouten.
3.2 spreek- en luisterstrategieën
Spreekstrategieën: een bewuste handeling die iemand hanteert om een bepaald spreekdoel te
bereiken. Heeft te maken met manier waarom de deelnemers aan de communicatie elkaar
beschouwen en benaderen. In leerstoflijnen mondelinge vaardigheid beschreven worden de volgende
spreekstrategieën onderscheiden”
- Oriënteren op spreekdoel: wat wil je precies bereiken?
- Oriënteren op het onderwerp en het inzetten van eigen kennis: wat ga je wel en niet
vertellen, informatie verzamelen
- Oriënteren op het soort spreektaak: welke manier wil je presenteren
- Oriënteren op het publiek of de gesprekspartner: weten wie toehoorders zijn
- Reflecteren op de spreektaak: ga na of het verhaal overkomt op publiek
- Monitoren van de spreektaak: afvragen of je duidelijker moet zijn, extra verduidelijking
- Evalueren van de spreektaak: na afloop van presentatie afvragen wat beter kan
Luisterstrategieën: We kennen vier verschillende luisterstrategieën:
- Globaal luisteren: globaal volgen wat spreker je wil vertellen, gaat om begrijpen van
informatie en minder op details
- Intensief luisteren: nog stapje verder, alle details van het verhaal opnemen
- Kritisch luisteren: tijdens het luisteren een mening vormen, beoordelen of de spreker
juistheden vertelt of niet
- Gericht luisteren: geïnteresseerd in bepaalde aspecten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller larakondratiuk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.