Met deze samenvatting heb ik een 8,4 voor het tentamen inleiding goederenrecht behaald. Deze samenvatting bevat alle begrippen, rechtsvoorwaarden van wetsartikelen en bijbehorende jurisprudentie. Deze samenvatting is gebaseerd op de theorie uit het boek 'praktisch goederenrecht' en op de aantekenin...
Week 1: hoofdstuk 1 en 2
Het vermogensrecht: regelt de verhoudingen tussen burgers onderling die op geld
waardeerbaar zijn. Bestaat uit het goederenrecht en het verbintenissenrecht.
- Het goederenrecht: het rechtsgebied dat gaat over de rechtsrelatie tussen een
persoon en een goed.
- Het verbintenissenrecht: het rechtsgebied dat gaat over de rechtsrelatie tussen
personen.
Goederen: alle zaken en alle vermogensrechten. Artikel 3:1 BW.
Soorten goederen:
1. Zaken: de voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (artikel 3:2
BW). = tastbare voorwerpen, waarvan iemand eigenaar kan zijn.
Dieren zijn geen zaken.
2. Vermogensrechten: een niet-tastbaar recht met een bepaalde waarde die in geld
is uit te drukken (artikel 3:6 BW). = een niet-tastbaar voorwerp, wat wel geld waar
is.
Categorieën vermogensrechten:
1. Overdraagbare rechten: bijv. eigendomsrecht of vorderingsrecht.
2. Rechten die erop gericht zijn de rechthebbende een stoffelijk
voordeel te verstrekken: bijv. het recht op smartengeld.
3. Rechten die zijn verkregen in ruil voor stoffelijk voordeel of in ruil
voor toegezegd stoffelijk voordeel.
Onroerende zaken: de grond, gebouwen en de planten die duurzaam met de grond zijn
verbonden en de delfstoffen in de grond (artikel 3:3, lid 1 BW). Bijv. een huis.
Schepen en vliegtuigen van 20 ton vallen onder onroerende zaken.
Roerende zaken: alle zaken die niet onroerend zijn (artikel 3:3, lid 2 BW). Bijv. een caravan.
Een hoofdzaak leidt een zelfstandig leven in het recht. Bijv. een huis.
Een bestanddeel maakt onderdeel uit van een hoofdzaak (artikel 3:4 BW). Bijv. de sleutel
van een huis.
- Zolang een bestanddeel bij een hoofdzaak hoort, leidt het bestanddeel geen
zelfstandig leven in het recht en valt het bestanddeel onder het eigendomsrecht van
de hoofdzaak.
Een zaak is een bestanddeel wanneer deze zaak naar maatschappelijke
opvattingen bij de hoofdzaak hoort.
Een zaak is een bestanddeel als het niet zonder schade van betekenis van de
hoofdzaak kan worden gescheiden.
Registergoederen: Registergoederen: worden pas gevestigd of overgedragen als deze
vestiging of overdracht is ingeschreven in een openbaar register (artikel 3:10).
- Alle onroerende zaken zijn registergoederen.
- De absolute rechten die op onroerende zaken worden gevestigd zijn
registergoederen.
, - Schepen van 20 ton of meer en vliegtuigen zijn registergoederen.
Niet-registergoederen: alle goederen die geen registergoed zijn.
Kadaster: een overheidsinstelling waar de administratie wordt bijgehouden van alle
gegevens van onroerende zaken in Nederland.
Natuurlijke vruchten: zaken die volgens verkeersopvattingen als vruchten van andere zaken
worden aangemerkt (artikel 3:9 BW).
Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak wanneer deze wordt
afgescheiden (artikel 3:9, lid 4 BW). Bijv. wanneer een appel van een boom valt.
Burgerlijke vruchten: vermogensrechten die volgens verkeersopvattingen als vruchten van
goederen worden aangemerkt (artikel 3:9, lid 2 BW).
Een burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht wanneer deze opeisbaar wordt
(artikel 3:9, lid 4 BW).
Goede trouw wordt aangenomen wanneer iemand niet wist en niet hoefde te weten dat
feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft niet juist waren.
Goede trouw ontbreekt: (artikel 3:11 BW)
1. Wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft
kende. = wanneer iemand weet dat er iets niet in orde is, maar hier niets mee doet,
2. Wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft
behoorde te kennen. = wanneer iemand had moeten weten dat er iets niet klopte,
maar niet heeft ondernomen om dit te achterhalen.
Onderzoeksplicht
Goederenrecht gaat altijd voor verbintenissenrecht.
Relatieve rechten: ook wel verbintenissenrecht = rechtsrelatie tussen personen onderling.
Relatieve rechten geldt niet ten opzichte van iedereen.
Absolute rechten: de zeggenschap die een persoon over een goed heeft. Ook wel
goederenrecht = rechtsrelatie tussen persoon en goed.
Een ander mag geen inbreuk maken op een absoluut recht dat de rechthebbende
op een goed heeft.
Gesloten systeem: staan opgesomd in BW 3 en BW 5 (artikel 3:81, lid 1 BW)
Absolute rechten geldt wel ten opzichte van iedereen.
Absolute rechten zijn exclusief.
Soorten absolute rechten:
Volledige absolute rechten: een eigenaar mag in beginsel alles doen met zijn
eigendom. Overigens mag de eigenaar met zijn eigendom geen hinder veroorzaken
of de wet op andere wijze overtreden.
1. Eigendom (artikel 5:1 BW) Ook wel het moederrecht
genoemd (zaken)
2. Rechthebbende vermogensrecht (vermogen)
, Beperkte absolute rechten: rechten die van het eigendomsrecht zijn afgeleid en
minder omvattend zijn dan het eigendomsrecht.
3. Vruchtgebruik (artikel 3:201 BW)
4. Pand (artikel 3:227, lid 1 BW) – op niet-registergoederen
5. Hypotheek (artikel 3:227, lid 1 BW) – op registergoederen
6. Erfdienstbaarheid (artikel 5:70 BW)
7. Erfpacht (artikel 5:85 BW)
8. Opstal (artikel 5:101 BW)
Kenmerken van absolute rechten:
- Zaaksgevolg – droit de suite: het absolute recht op een goed blijft bestaan, ook als
het goed zich niet meer in de macht van de rechthebbende bevindt. Bijv. een dief
ontneemt, met diefstal, het bezit van het goed maar niet de eigendomsrechten.
- Prioriteitsbeginsel – droite de priorite: oudere absolute rechten gaan voor jongere
absolute rechten. (Ouder in tijd, is sterker in recht).
- Bevoorrechte positie – droit de preference: wanneer er een faillissement
plaatsvindt, waarbij een derde een absoluut recht heeft op de goederen onder het
faillissement dan vallen die goederen niet onder het faillissement. – De goederen
kunnen door de rechthebbende buiten het faillissement worden gehouden.
= Goederenrecht gaat voor verbintenissenrecht.
Soorten beperkte rechten:
Genotsrechten: rechten die het rechthebbende gebruiksgenot verschaffen van de
zaak of het recht waarop ze rusten.
1. Vruchtgebruik kan op een zaak als vermogensrecht worden
gevestigd.
2. Erfdienstbaarheid zakelijk genotsrecht
3. Erfpacht zakelijk genotsrecht
4. Opstal zakelijk genotsrecht
5. Appartement zakelijk genotsrecht
Zekerheidsrechten: rechten die de rechthebbende zekerheid bieden ter voldoening
van een vordering die hij op een schuldenaar heeft. = de gerechtigde is niet bevoegd
om het goed waarop het zekerheidsrecht rust te gebruiken.
1. Pand
2. Hypotheek
Zakelijk genotsrecht: kan slechts op een zaak worden gevestigd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yentheburgers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.82. You're not tied to anything after your purchase.