100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Praktisch Verbintenissenrecht, ISBN: 9789001875572 Inleiding Verbintenissenrecht (IVRV) $5.89
Add to cart

Summary

Samenvatting Praktisch Verbintenissenrecht, ISBN: 9789001875572 Inleiding Verbintenissenrecht (IVRV)

 53 views  7 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Met deze samenvatting heb ik een 8,5 voor het tentamen inleiding verbintenissenrecht behaald. Deze samenvatting bevat alle begrippen, rechtsvoorwaarden van wetsartikelen (= uitwerking van wetsartikelen) en bijbehorende jurisprudentie. Deze samenvatting is gebaseerd op de theorie uit het boek 'prakt...

[Show more]

Preview 3 out of 21  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 4 + hoofdstuk 6 en 7
  • April 10, 2021
  • 21
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting inleiding verbintenissenrecht

Week 1
Het vermogensrecht = regelt de verhoudingen die op geld waardeerbaar zijn tussen burgers
onderling, bestaat uit:
1. Verbintenissenrecht = het rechtsgebied over de rechtsrelatie tussen personen.
2. Goederenrecht = de rechtsrelatie tussen een persoon en een goed.

Natuurlijk persoon: een mens van vlees en bloed.
Rechtspersoon: een ondernemings- of organisatievorm die een eigen leven leidt in het juridisch
verkeer.

Rechtsrelaties = rechtsverhoudingen.

Uit een rechtsrelatie tussen personen, vloeien altijd verbintenissen uit voort.

Gewoon feit = een feit dat geen rechtsgevolg heeft, bijv. het gras is groen/de zon schijnt.

Rechtsfeit = een feit dat een rechtsgevolg heeft.
 Blote rechtsfeiten: zijn geen handelingen, maar hebben wel rechtsgevolg.

 Rechtens relevante handelingen: zijn wel handelingen die rechtsgevolg hebben.
1. Feitelijke handelingen: handelingen die onbedoeld rechtsgevolgen hebben.

2. Rechtshandelingen: handelingen die bedoeld rechtsgevolgen hebben.
1. Meerzijdig: rechtshandeling verricht door twee personen. (Min. 2 willen
zijn nodig)
 Andere meerzijdige rechtshandelingen: bijv. het huwelijk.
 Overeenkomsten:
1. Eenzijdig: schept verplichtingen voor één partij. Slechts 1
persoon moet iets doen, bijv. schenking.
2. Meerzijdig: schept verplichtingen voor beide partijen.
Ook wel wederkerig genoemd, beide personen moet iets
doen, bijv. koopovereenkomst.

2. Eenzijdig: rechtshandeling verricht door één persoon. (1 wil is nodig)
 Gericht: rechtshandelingen waarbij de wilsverklaring tot een ander
persoon wordt gericht, bijv. opzegging van arbeidsovereenkomst.
 Niet-gericht: rechtshandelingen waarbij de wilsverklaring tot een
ander persoon wordt gericht, bijv. opstellen van een testament.

Vereisten overeenkomsten: artikel 6:213 lid 1 BW.
1. Ze moeten een meerzijdige rechtshandeling zijn.
2. Een of meer partijen gaan jegens een of meer partijen een verbintenis aan.

Obligatoire overeenkomst: een verbintenis scheppende overeenkomst waar een of meerder
verbintenissen tussen partijen ontstaan.


Wederkerige overeenkomst: de ene partij komt een verplichting na in ruil voor de verplichting van
de andere partij.
= Een overeenkomst waaruit een of meerdere verbintenissen voor beide partijen voortvloeien.
 Ook wel meerzijdige overeenkomst/ obligatoire overeenkomst genoemd.

,Vereisten rechtshandelingen:
1. Een op een rechtsgevolg gerichte wil.
2. Die wil heeft zich door een verklaring geopenbaard.

Wilsverklaring manieren van uiten:
1. Schriftelijk
2. Mondeling
3. Stilzwijgende wilsverklaring: een wilsuiting die uit een bepaalde gedraging blijkt, bijv. een
handgebaar.
4. Meegaand opstellen, zonder uitdrukkelijke verklaring

Wilsverklaring heeft pas effect op het moment dat de verklaring de persoon tot wie het gericht is, heeft
bereikt. Artikel 3:37 BW.
Intrekken verklaring, kan tot het moment dat deze de betreffende persoon heeft bereikt. Artikel 3:37
lid 5.

Vertrouwensbeginsel: wanneer iemand een verklaring doet waaraan een ander een bepaalde
betekenis geeft, die hij daar redelijkerwijs aan mag geven, dan kan de handelende persoon zich er
vervolgens niet op beroepen dat hij de verklaring zonder een daarmee overeenstemmende wil heeft
gedaan. Artikel 3:35 BW.

Te goeder trouw: iemand is te goeder trouw, wanneer hij niet wist en niet hoefde te weten dat feiten
of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft niet juist waren. Artikel 3:11 BW.

Overeenkomst: komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Artikel 6:217 lid 1 BW.
 Aanbod = een rechtshandeling.
1. De handelende persoon moet handelingsbekwaam zijn.
2. Een aanbod kan mondeling of schriftelijk gedaan worden.
3. Een wilsverklaring van de handelende persoon is noodzakelijk.

Elementen die de inhoud van een overeenkomst bepalen: artikel 6:248 BW.
1. Partij afspraken
2. De wet
3. Gewoonten
4. Eisen van redelijkheid en billijkheid

 Aanvaarding = het accepteren van het aanbod.
1. Kan in beginsel in elke vorm geschieden, artikel 3:37 lid 1 BW.

Indien een te algemeen aanbod = uitnodiging tot het doen van een aanbod  stapje voor het doen
van een aanbod: advertentie is geen aanbod. Bijv. Koop mijn huis.  In dit geval moet de kopende
partij een aanbod doen.
Arrest: Hofland/Hennis.

Het aanbod kan herroepen worden, tenzij het aanbod een duidelijk termijn bevat. (Artikel 6:219 BW)
 Het aanbod kan herroepen worden tot het moment van aanvaarding of van de verzending van de
aanvaarding.
 In geval van een vrijblijvend aanbod, mag het aanbod ook nog onmiddellijk na de aanvaarding
herroepen worden.
- Een mondeling aanbod vervalt als het niet onmiddellijk wordt aanvaard. (Artikel
6:221 BW)

, - Een schriftelijk aanbod vervalt na een redelijk termijn, hangt af van de inhoud en
de omstandigheden.
- Een aanbod kan ook vervallen, wanneer de wederpartij het aanbod verwerpt.
(Artikel 6:221 lid 2 BW)

Vrijblijvend aanbod: wanneer er niet direct een overeenkomst tot stand komt door de aanvaarding
ervan. Artikel 6:219 lid 2 BW.

In geval van te laat aanvaarden kan een overeenkomst toch tot stand komen, mits:
- De aanbieder vermeldt dat de te laat gedane aanvaarding is geaccepteerd.
Artikel 6:223 lid 1 BW.
- In geval van onduidelijke aanvaardingstermijn. Artikel 6:223 lid 2 BW.
- Het te wijten is aan de aanbieder dat de aanvaarding hem te laat bereikt. Artikel
6:224 BW.

Verbintenissen die partijen op zich nemen moeten voldoende bepaalbaar zijn: artikel 6:227 BW.
= er moet duidelijkheid bestaan t.a.v. de verplichtingen die partijen door het sluiten van de
overeenkomst over en weer op zich nemen.

Haviltex criterium = bij de uitleg van een overeenkomst gaat het om welke zin (bedoeling) partijen
redelijkerwijs en in de gegeven omstandigheden mochten toekennen aan de bepalingen van die
overeenkomst. Daarbij mag niet uitsluitend worden gekeken naar de letterlijke tekst van de
overeenkomst.
 Het haviltexcriterium bepaalt dat bij de uitleg van een overeenkomst niet slechts mag worden
gekeken naar de taalkundige uitleg van bepalingen; centraal staat hetgeen partijen hebben beoogd
met de overeenkomst en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten
Arrest: Haviltex

Dwingend recht: hierbij is afwijken van de wet niet toegestaan.
Semi-dwingend recht: hierbij is afwijken van de wet toegestaan, binnen de door de wet gestelde
grenzen.
Aanvullend recht: ook wel regelend recht, hierbij is afwijken van de wet wel toegestaan.

Rechtsgevolgen van een overeenkomst ontstaan door:
1. De wet
2. Gewoonte
3. Eisen van redelijkheid en billijkheid = redelijk en rechtvaardig.
 Aanvullende werking: de redelijkheid en billijkheid vullen aan wat niet tussen partijen is
afgesproken of voortvloeit uit de wet.
 Beperkende werking: de redelijkheid en billijkheid schrijven voor dat moet worden
afgeweken van hetgeen tussen partijen is afgesproken of voortvloeit uit de wet of gewoonte.
4. Afspraken tussen de partijen.

Onvoorziene omstandigheden = omstandigheden die bij het afsluiten van de overeenkomst niet te
voorzien waren.

Een verbintenis kan alleen ontstaan als deze uit de wet voortvloeit. Artikel 6:1 BW.
Een verbintenis = een rechtsrelatie tussen twee personen, waarbij de ene partij verplicht is een
prestatie te leveren en waarbij de andere partij recht heeft op die prestatie.
 Schuldenaar = degene die moet presteren.
 Schuldeiser = degene die recht heeft op de prestatie.
 Een prestatie = iets doen, iets geven of nalaten.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yentheburgers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.89  7x  sold
  • (0)
Add to cart
Added