Samenvatting van de werkcolleges van het derdejaars vak Epidemiologie & Economie in de bachelor Diergeneeskunde inclusief de uitleg van de voorbereidende video's.
Onderzoeksopzet
Observationeel:
• Cohort studie: 2 verschillende groepen (risicofactor wel of niet aanwezig) gevolgd in de tijd. De groepen
worden gemaakt op basis van de determinant/risico factor. Vervolgens wordt het RR bepaald.
o Voordelen: is de sterkste observationele studie vanwege de causaliteit → de juiste volgorde (eerst
risicofactor, dan ziekte). En je kunt het effect van één risicofactor op meerdere ziekten bestuderen.
o Nadelen: niet handig bij zeldzame aandoeningen of erg langzaam ontwikkelende ziektes (erg duur).
Ook niet mogelijk als men geen idee heeft wat een mogelijke risicofactor zou kunnen zijn.
• Case control studies: worden gedaan bij zeldzame aandoeningen. Er wordt gezocht naar de aandoening
(cases) en een controle groep en vervolgens naar de aanwezigheid van de risicofactor. De groepen
worden dus gemaakt op basis van de outcome/ziektestatus.
o Voordelen: efficiënt bij zeldzame ziektes (→ OR ~ RR) of als je geen idee hebt van de risicofactoren
o Nadelen: je leert niks over de kans op ziek zijn, want je bepaalt zelf het aantal controledieren en
cases en dus bepaal je in dat opzicht zelf de verhouding. Je kunt alleen inzicht krijgen over de
associatie tussen risicofactor en ziekte → niet relatief risico maar odds ratio. Daarnaast is het
moeilijk om goede controles te vinden.
• Cross sectional: dwarsdoorsnede uit de populatie (geen groepen gevormd). Kijkt op hetzelfde moment
naar ziek/niet-ziek en de risicofactor. Voor een zeldzame aandoening niet zo handig. Je kijkt niet naar
risicofactoren in de tijd.
Relatieve risico: Je berekent eerst het risico op de outcome per groep. Bijvoorbeeld: in groep 1 is de risicofactor
aanwezig en worden 4 uit de 5 dieren in de loop van de tijd ziek → 4/5 = 0.8. In groep 2 is de risicofactor afwezig
en worden 2 uit de 5 dieren in de loop van de tijd ziek → 2/5 = 0.4. Om dan het relatieve risico tussen de groepen
te bereken deel je de individuele risico’s door elkaar: RR = 0.8/0.4 = 2. Het risico op ziekte is dus 2x zo groot als de
risicofactor aanwezig is. Je kunt hierbij gebruik maken van de volgende 2x2 tabel en formules:
Odds ratio: In het geval van een case-control studie, mag je het relatieve risico niet gebruiken want deze studie is
niet representatief voor de werkelijke populatie. Je gebruikt in dat geval dus de OR aangezien deze niet afhankelijk
is van de verhouding case:control. Je kijkt dan naar het voorkomen van de risicofactor in de casesgroep en in de
controle groep, en deelt deze odds vervolgens door elkaar:
a1 a0 a1 b1 a1 b0
OR = = =
b1 b0 a0 b0 a0 b1
Inhoud
Associatie maten: OR en RR
Ziekte maten: incidentie (voorkomen van ziekte in een bepaalde tijdsperiode) en prevalentie (voorkomen van de
ziekte op een tijdstip).
, Arianne de Sterke – Epidemiologie & Economie
R-studio
# c (getallen) → R weet dat ze bij elkaar horen.
# ncol = 2 → matrix moet 2 kolommen hebben
# byrow = true → eerst één rij vullen, dan pas de andere.
# epi 2x2 → betrouwbaarheidsinterval.
De H0 is altijd → er is geen associatie
De alternatieve hypothese → er is wel een associatie
Bij p < 0.05 moet je de H0 verwerpen.
OF als de kantelwaarde van de OR ( = 1) binnen het 95% betrouwbaarheidsinterval van de OR valt, mag je de H0
niet verwerpen. Als namelijk het risico 1x zo groot is vergeleken met de andere groep, is de kans even groot in
beide groepen en is er dus geen verband (H0 klopt).
Om 2 groepen te vergelijken via een 2x2 tabel wordt gebruik gemaakt van de chi-kwadraat test.
, Arianne de Sterke – Epidemiologie & Economie
Opdrachten
Opdracht 1.1
Maagtorsie is een zeldzame maar ernstige afwijking bij honden. De maag van de hond draait in de
buikholte en zorgt voor een afsluiting zowel naar craniaal, als naar caudaal. De honden zijn vaak zeer
acuut ernstig ziek, en kunnen snel overlijden. Er wordt gesuggereerd dat er een relatie is tussen de
frequentie van voeren en het optreden van deze aandoening. Een lagere voerfrequentie geeft mogelijk
meer kans op het ontstaan van maagtorsies.
a. Welke studiemethode is het meest geschikt voor de bestudering van de associatie tussen
voerfrequentie en maagtorsie? Beargumenteer uw antwoord.
Een case control studie aangezien het gaat om een zeldzame aandoening (observationeel:
onderzoeker bepaald niet de voerfrequentie, maar is afhankelijk van de eigenaren;
experimenteel: de onderzoeker interfereert met de deelnemers).
Van de 45 honden die aan de kliniek voor gezelschapsdieren werden aangeboden met een maagtorsie
bleken er 8 te zijn die meer dan drie maal daags gevoerd werden. Bij een groep van 90 patiënten die om
een andere reden bij de kliniek werden aangeboden bleken er 17 te zijn die meer dan drie maal daags
werden gevoerd.
b. Bereken de meest correcte maat voor associatie tussen voerfrequentie en het optreden van
maagtorsies.
Frequent voeren Weinig voeren
Maagtorsie 8 37 45
Geen maagtorsie 17 73 90
Totaal 25 110
a1 a0 a1 b1 a1 b0
OR = = = → (8 x 73) / (17 x 37) = = 0.928
b1 b0 a0 b0 a0 b1
De odds ratio is 0.928 (met 95% betrouwbaarheidsinterval van [0.367, 2.35])
Bij verdere beoordeling van de gegevens bleek dat van de maagtorsie patiënten er 40 tot de grote rassen
gerekend mochten worden, 7 van deze dieren bleek frequent gevoerd te worden. Bij de groep van 90
‘overige’ patiënten waren er 30 honden die tot de grote rassen gerekend mochten worden, van deze 30
werden er 15 frequent gevoerd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Ari4nne. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.86. You're not tied to anything after your purchase.