Inspanningsfysiologen: doen wetenschappelijk onderzoek om beter te begrijpen hoe de fysiologische
reacties van het lichaam op acute inspanning en de adaptaties op training en stoppen met training
werken en worden bestuurd.
Wetenschap en onderzoek: bestaan uit processen waarbij vragen worden gesteld en beantwoord,
toetsbare hypothesen worden opgesteld, deze hypothesen op de juiste wijze worden getoetst,
bruikbare gegevens worden verzameld, deze gegeven worden geïnterpreteerd, waarna de originele
hypothese wordt verworpen of aangenomen.
Onderzoeksomgeving: onderzoek kan zowel in het laboratorium als daarbuiten worden uitgevoerd.
Laboratoriumtests zijn gewoonlijk nauwkeuriger omdat er meer gespecialiseerde apparatuur kan
worden gebruikt en de omstandigheden nauwkeurig kunnen worden gecontroleerd.
Laboratoriumtesten:
- Vo2max test (uithoudingsvermogen)
Veldtesten:
- 1,5 mijl loop
- Shuttle run
Hoofdstuk 1: bouw en functie van de skeletspier
De bouw van skeletspieren:
Epimysium: buitenste bindweefsel bedekking. Omgeeft de hele spier en houd alles bij elkaar
Fasciculus: kleine bundels vezels, die omhuld zijn door een schede van bindweefsel.
Perimysium: bindweefselschedes rondom elke fasiculus. Houden de bundels vezels bij elkaar
Spiervezels: individuele spierellen. Hebben meerder celkernen.
Endomysium: bindweefselschede rondom de spiervezels.
Spiervezel
- Spiervezels lopen in diameter uiteen van 10 tot 120 micrometer.
Plasmalemma
Plasmalemma: de individuele spiervezel word omgeven door een plasmamembraam
(plasmalemma). Het is onderdeel van een groter geheel (het sarcolemma).
Sarcolemma: bestaat uit plasmalemma en basaalmembraam.
- Aan het einde van elke spiervezel gaat het plasmalemma over in de pees, die aanhecht op
het bot.
Pezen: zijn gemaakt van vezelige bindweefselkoorden. Ze geven de krachten die door de spiervezels
zijn opgewekt door aan het bot, waardoor beweging ontstaat.
,Eigenschappen van plasmalemmen:
- In rust bij samentrekking van de vezels is er een serie lichte inkepingen te zien aan het
oppervlak van de vezels. Deze plooien verdwijnen als de spiervezel wordt uitgetrokken.
- Plasmalemma heeft ook plooien in het gebied van de motorische eindplaat, waardoor de
transmissie van de actiepotentiaal van de motorische zenuw naar de spiervezel wordt
vergemakkelijkt.
- Het plasmalemma helpt bij het handhaven van de zuur-basenevenwicht en het transporteren
van brandstoffen van het capillaire bloed naar de spiervezels.
Satellietcellen: bevinden zich tussen plasmalemma en de basaalmembraan. Deze cellen zijn
betrokken bij e groei en ontwikkeling van skelet spieren en bij het aanpassingsproces in spieren bij
beschadiging, immobilisastie en training.
Sacroplasma
Waaruit bestaat spiervezel:
- Myofibrillen,
- Contractie elementen
Sacroplasma: Een gelatineachtige substantie vult de ruimte tussen de myofibrillen. Het is het
vloeibare deel van de spiervezel.
Sacroplasma verschilt van cytoplasma omdat het een grote hoeveelheid glycogeen bevat. Daarnaast
bevat het de zuurstofbindende stof myoglobine.
de transversale tubuli
transversale tubuli: uitgebreid netwerk van buizen. Het zijn uitbreidingen van het plasmalemma en
ze lopen dwars door de spiervezel. Deze buizen zijn onderling verbonden, waardoor zenuwsignalen
die worden ontvangen door het plasmalemma snel worden verzonden naar de individuele myofibril.
Leveren ook paden van buiten de vezels naar de binnenkant.
Sarcoplasmatisch reticulum (SR)
Sarcoplasmatisch reticulum (SR): een longitudinaal netwerk van buisjes. Dienst als opslag plaats voor
calcium. Calcium is essentieel voor spiercontractie
Myofibrillen
Myofibrillen: kleine vezels zijn opgebouwd uit de contractiele eenheden van de
skeletspier( sarcomeer). Myofibrillen zien er onder de elektronenmicroscoop uit als een lange
strengen van sarcomeren.
Sarcomeren: de functionele basiseenheid van een myofibril. En de basiseenheid voor samentrekken
van een spier.
,Elke myofibri is samengesteld uit vele, bij de Z-lijnen aan elkaar geregen sarcomeren. Elke sarcomeer
heeft tussen zijn twee Z-lijnen verschillende elementen in onderstaande volgorde:
- I band (lichte zone)
- A band (donkere zone)
- H Zone (in het midden van de A band)
- M lijn ( in het midden van de H zone)
- De rest van de A band
- Een tweede I band
Twee soorten eiwitfilamenten die verantwoordelijk zijn voor het aanspannen van de spier:
- Actine
- Myosine
De lichte I band wijst op het gebied van een sarcomeer waar alleen dunnen actinefilamenten zijn
De donkere A band vertegenwoordigt de gebieden die zowel dikke myosinefilamenten als dunnen
actine filamenten bevatten.
De H-zone is het centrale gedeelte van de A-Band die alleen dikke myosinefilamenten bevat
In het midden van de H-zone licht de M lijn, die bestaat uit eiwitten die dienen als aanhechting voor
de dikke filamenten en die hepen bij het stabiliseren van de structuur van de sarcomeer.
Z- Lijnen, opgebouwd uit eiwitten, bevinden zich aan beide uit einden van een sarcomeer.
Verschaffen de aanhechtingspunten en stevigheid van de dunnen filamenten.
Dikke filamenten
- 2/3 van skeletspiereiwit is myosine
- Myosinefilament bevat tweehonderd myosinemoleculen
- Elke myosinemolecuul is samengesteld uit twee eiwitstrengen die om elkaar heen zijn
gedraaid.
- Aan een kant van elke streng zit een myosinekop. Elk dik filament bevat meerdere van zulke
koppen, die uit het dikke filament steken en dwarsverbindingen kunnen maken.
Titine: stabiliseert het myosinefilament over de longitudinale as.
- Titine filamenten strekken zich uit van de Z-Lijn tot de M-lijn
Dunnen filamenten
Dunne filamenten = actine filamenten
Dunne filamenten bestaan uit drie verschillende eiwitmolecule:
- Actine
- Tropomyosine
- Troponine
Dunnen filamenten zijn aangehecht in een Z-lijn en het andere uiteinde ligt tussen de dikke
filamenten. (centrum sarcomeer)
, Nebuline: verankeringseiwit voor actine, is verbonden met actine en lijkt een regulerende rol te
spelen bij de wisselwerking tussen actine en myosine.
Globulaire eiwitten: individuele actine moleculen
Tropomyosine: een buisvormig eiwit dat om de actine strengen is gewikkeld en dat past in de groef
tussen de strengen.
Troponine: eiwit dat op vaste afstanden vastzit aan zowel actinestrengen als tropomyosine.
Spiervezelcontractie:
cx motorische neuron: een zenuwcel die verbonden is met veel spiervezels en deze spiervezels
innerveert.
Motorische eenheid (motor-unit): een cx-motorische zenuw en alle spiervezels die de spier
bestuurd.
Synaps (motorische eindplaten): speel tussen een motorische zenuw en spiervezels waar de
communicatie tussen het nerveuze systeem plaats vind en het spiersysteem plaatsvind.
Excitatie-contractiekoppeling
Excitatie-contractiekoppeling: de complexe opeenvolging van gebeurtenissen die een spiervezel
aanzet tot contractie (het begint met de excitatie van een motorische zenuw en resulteert in
contractie van spiervezels)
Actiepotentiaal: zenuwimpuls
- Het proces word in gang gezet door een actiepotentiaal vanuit de hersenen of het
ruggenmerg.
- Deze actiepotentiaal arriveert bij de dendrieten van de cx motorische neuron dit. Vanaf hier
gaat de actiepotentiaal over het axon naar de zenuwuiteinden. , de eindtakjes die vlak bij
het plasmalemma liggen.
- Als het signaal arriveert, scheiden de zenuwuiteinden signaalmoleculen uit (Ach,
neurotransmitterstof acetylcholine)die de synapsspleet oversteken en zich binden aan de
receptoren op het plasmalemma
- Als er genoeg ACh wordt gebonden op de receptoren, wordt de actiepotentiaal verzonden
over de gehele spiervezels doordat er in de spiercelmembraam ionenbuizen opengaan en
kalium wordt binnen gelaten. ( proces heet Depolarisatie)
Rol van calcium in de spiervezel
- Wanneer het actiepotentiaal ook door het buizennetwerk van de vezels naar het binnenste
van de cel gaat wordt er door de elektrische lading van het aangrenzende sarcoplasmatische
reticulum grote hoeveelheid opgeslagen calciumionen vrijkomen in het sarcoplasma.
- In rust situatie bedekken tropomyosinemoleculen de actieve bindingsplaasten voor myosine
op de actinemoleculen. (ze voorkomen het binden van myosinekoppen)
- Als calciumionen worden vrijgelaten uit het SR, binden ze aan de troponine op de
actinemoleculen. Troponine zet dan het contractieproces in gang door het weghalen van de
tropomyosinemoleculen van de actieve bindingsplaatsen voor myosine op de actine
moleculen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samdonker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.32. You're not tied to anything after your purchase.