Working out very clearly for each theme will certainly help me even more on the knowledge test
Seller
Follow
ivoryvanleeuwen
Reviews received
Content preview
Cardiologie:
Prikkelvorming en geleiding:
Prikkel ontstaat in het hart zelf; in de sinusknoop:
De sinusknoop ligt boven in de wand van het rechter atrium. Bevat pacemakercellen
waarin na een langzame depolarisatie een actiepotentiaal ontstaat van ong 70/min.
Actiepotentiaal wordt voortgeleid door het myocard van de atria dat daarna
contraheert.
Actiepotentiaal bereikt atrioventriculaire knoop: AV knoop:
Ligt op de overgang van atria en ventrikels. Prikkelgeleiding verloopt hier langzamer.
Dit zorgt voor effectievere bloedstroom atria – ventrikel. Anders zou ventrikel te snel
contraheren.
Daarna wordt actiepotentiaal voortgeleid via bundel van His en rechter- en linker
bundeltakken in septum:
Die vertakkingen heten purkinjevezels. Die bereiken de hartspiercellen in
ventrikelwand. Geleiding gaat hier zo snel dat myocard van ventrikels als geheel
contraheert.
Ook in AV knoop liggen pacemakercellen van zon 30-40/min. Bij normaal werkende sinus
knoop krijgen deze niet de kans om te depolariseren.
ECG:
Lichaamsvloeistoffen bevatten elektrolyten en geleiden dus stroom. Hierdoor kunnen
potentiaalveranderingen aan de huid gemeten worden.
Om depolarisatie en repolarisatie te meten worden 2 elektroden geplaatst tegenover elkaar.
Depolarisatiegolf leidt tot positieve uitslag.
Repolarisatiegolf leidt tot negatieve uitslag.
Als een golf schuin loopt, wordt een lagere waarde gemeten.
Registratie van deze veranderingen heet een ECG: een p-top, QRS complex en t-top.
t-top: repolarisatie van de ventrikels, repolarisatie van ventrikels verloopt langzamer
dan depolarisatie.
p-top: lager dan r-top doordat er minder atriumspiervezels zijn dan ventrikelspiervels
Bij een verdikte hartspier worden hogere voltages gemeten.
Vorm van ECG hangt af van;
Plaats vd elektroden
Ligging van het hart
Dikte van hartspier
10 elektroden worden geplaatst:
4 op de extremiteiten: op
polsen en linker enkel om te
meten en rechterenkel als
referentie.
6 op de borstwand
Bij de 3 bipolaire afleidingen worden
potentiaalverschillen
geregistreerd
LA – RA
LB – RA
LB - LA
Drie unipolaire afleidingen: potentiaal aan 1 extremiteit te meten tov 2 andere extremiteiten
Borstwandelektroden zijn unipolair. Wordt gemeten tov 3 andere extremiteiten samen.
,Hartcyclus:
1. Ventrikels worden gevuld vanuit atria; bloed stroomt door geopende av kleppen.
2. Ventrikelcontractie, av kleppen sluiten. Dit gebeurt door druk ventrikel > atria.
3. Door ventrikelcontractie wordt druk zo hoog dat de aortakleppen en pulmonaliskleppen
open gaan.
4. Ventrikels contraheren verder en pompen bloed uit; ejectiefase.
5. Door verlaging van druk sluiten aortakleppen en pulmonaliskleppen.
6. Ventrikels ontspannen, druk in ventrikels < atria, av kleppen gaan open en bloed stroom van
atria naar ventrikels.
7. Atria contraheren en sluiten ventrikelvulling af.
Systole: ventrikelcontractiefase
o Isovolumetrische contractiefase: av, aorta en pulmonalis kleppen zijn allemaal dicht.
Alleen de druk verandert.
o Ejectiefase: als door drukverschil arteriekleppen gaan open.
Diastole: relaxatiefase vd ventrikel
o Isovolumetrische relaxatiefase: periode tussen sluiten van aorta en pulmonalis
kleppen en het openen van de av kleppen.
o Daarna wordt ventrikel gevuld vanuit atrium.
Regeling hartactie:
HMV: hartminuutvolume: frequentie x slagvolume
Frequentie:
Regeling door autonome zenuwstelsel:
o Sympathische overheersing: stijging hartfrequentie. Gaat via noradrenaline, dit
versnelt depolarisatie in pacemakercellen. Positief chronotroop effect.
o Parasympatische overheersing: daling hartfrequentie. Gaat via acetylcholine,
vertraagt depolarisatie in pacemakercellen. Negatief chronotroop effect.
Slagvolume:
Hangt af van contractiliteit vh hart. Hoe krachtiger de contractie, des te groter slagvolume.
Slagvolume hangt ook af van spiervezellengte; als ventrikel wat meer gevuld is, zal
slagvolume groter zijn. Bij een groter EDV (eind diastolisch volume) neemt arbeid per slag
toe.
Ook verhoogde activiteit van sympathicus speelt een rol.
Coronaire circulatie:
Myocard wordt van bloed voorzien door linker en rechter arterie coronaria; ontspringen uit
aorta. Veneus bloed verzamelt zich in sinus coronarius die uitmondt en rechteratrium.
Tijdens contractie van myocard worden coronaire bloedvaten dichtgeknepen. Doorstroming
vindt vooral plaats tijdens diastole. Ong. 10% van totale O2verbruik is van het myocard.
Myocard haalt ong. 70% van zuurstof uit het bloed van coronairarterien. Doorstroming kan
toenemen van 250ml/min tot 1000ml/min.
Metabole regulatie is van belang voor toename doorstroming. Myogene reactie op
bloeddrukveranderingen speelt ook mee. Als bloeddruk daalt, blijft doorstroming tot een
druk van 50 mmHg ongeveer gelijk. De doorstroming kan worden belemmerd door stugge
vaatwanden en arteriosclerotische plaques.
Pathologie van het hart:
Atherosclerose zorgt voor een vernauwd bloedvat, als er door inspanning een hogere vraag aan
zuurstof is, kan dat niet geleverd worden en dat veroorzaakt pijn (Angina pectoris) of afsterven van
een stuk van hartspier (myocardinfarct).
,Angina pectoris:
Pijn of drukkend gevoel op de borst als gevolg van een ischemie.
Myocardinfarct:
Hartinfarct; hevige pijn op de borst, misselijk, zweten en braken zijn symptomen.
Aanval:
Nitraten zorgen voor met name venodilatatie wat resulteert in lagere preload en lagere vraag
zuurstof hart. Vasodilatatie bij hoge dosis van arteriolen en coronairarterieen. Bijwerkingen:
hoofdpijn, hartkloppingen, duizelig bij opstaan en blozen.
Klassenindeling NYHA:
Geen klachten of bij extreme inspanning
Klachten bij flinke inspanning
Klachten bij normale dagelijkse activiteiten
Klachten bij geringe inspanning of in rust: instabiele angina pectoris.
Risicofactoren voor coronaire hartziekte zijn hoge bloeddruk, hart en vaatziekten in familie,
overgewicht, verhoogd cholesterolgehalte, langdurige stress en diabetes.
Hartfalen:
Chronische, progressieve aandoening waarbij pompfunctie vh hart verminderd is.
belangrijkste risicofactoren zijn coronaire hartziekten en hypertensie. Andere zijn diabetes,
roken, te hoog cholesterol, overgewicht en copd. Eerste klachten zijn kortademigheid en
vermoeidheid. Later verschijnt perifeer oedeem, kortademig in rust, prikkelhoest en
gewichtstoename.
Lichamelijk onderzoek; stuwing halsvenen, crepitaties en afwijkende harttonen.
Hartfalen is niet te genezen, tenzij er transplantatie plaatsvindt. Conservatieve behandeling
richt zich dan ook op verlichten van symptomen. Behandeling omvat ook leefstijlinterventies,
vocht en zoutbeperking en medicijnen.
Hartklepaandoeningen:
Klepstenose: vernauwde doorgang, omdat de klep niet meer normaal kan openen. Leidt tot
verwijding van het hartcompartiment dat het bloed via die klep moet uitpompen en een
verminderde vulling van het te vullen compartiment.
Klepinsufficiëntie: kleppen sluiten onvoldoende en bloed kan langs de klep terugstromen.
Beide geven ze vaak geen klachten en worden dus ook niet vaak herkend.
Risicofactoren: hoge leeftijd, familiair, acuut reuma in voorgeschiedenis.
Mitralisstenose, mitralis-insufficiëntie, aortastenose en aorta-insufficiëntie.
Bij auscultatie zijn typische hartgeluiden te horen en in latere stadia kan er hypertrofie
optreden, verminderde pompfunctie, kortademig en cyanose.
, Bloedsamenstelling en functies bloedcellen, hemostase, functies van plasmaeiwitten en
signaalstoffen, vettransport in bloed, klinische verschijnselen bij verstoringen in functies van
bloedcomponenten
Samenstelling en dynamiek van het bloed:
Bloedcellen worden geproduceerd door het rode beenmerg, wat vooral in wervels en platte botten
ligt. Bloedcellen ontstaan uit bloed(stam)cellen. Hieruit ontwikkelen 3 celtypen:
Erytrocyten/ rode bloedcellen: rijpen uit in beenmerg, verliezen hun kern en migreren naar
het bloed. Functies is transport van zuurstof
Trombocyten of bloedplaatjes: zijn geen cellen maar brokje cytoplasma; mirgreren naar het
bloed en zijn betrokken bij het stoppen van een bloeding.
Leukocyten/ witte bloedcellen; verzamelnaam voor aantal soorten afweercellen:
Neutrofiele granulocyten; ruimen celresten en micro-organismen op.
Eosinofiele granulocyten; rol bij allergie en infecties met parasieten.
Basofiele granulocyten; migreren naar weefsel en worden mestcellen; bevatten
histamine en heparine.
Monocyten; rijpen uit tot macrofaag, fagocyteert celresten en micro-organismen en
breekt deze af. Plaatst ook antigenen en presenteert deze aan
lymfocyten.
Lymfocyten;
T-cellen; bestrijden virussen en kanker
B-cellen; bestrijden bacteriele infecties
Naturalkillercellen; kunnen geinfecteerde en lichaamsvreemde cellen
herkennen en doden.
Homeostase: constante samenstelling van het milieu interieur. Hiervoor is transport nodig tussen
verschillende compartimenten. Via interstitiele vloeistof is er uitwisseling met bloed. Bloedstroom
zorgt voor af en toevoer van stoffen. Organen regelen ook weer deze toe en afvoer.
Uitwisseling cel-interstitium;
Transport via membraan verloopt vooral via diffusie en concentratieverschillen. Voor
transport van zuurstof moet concentratie dus hoger zijn buiten de cel dan in de cel. Bij
afvalstoffen is dit andersom.
Samenstelling bloedplasma:
Eiwitten: in plasma is concentratie hiervan hoger dan interstitium. Deze eiwitten
kunnen niet diffunderen; de druk die het eiwit hier uitvoert is colloid-
osmotische druk. Ze zorgen ook voor afweer, bloedstolling en transport.
Ze hebben een zuigkracht van ong 3.3 kPa
Voedingsstoffen: glucose, aminozuren en vetzuren. Hersencellen zijn afhankelijk van
glucose, te lage concentratie hiervan leidt tot sufheid,
concentratiestoornissen, verward enz…
lactaat: ontstaat uit pyruvaat, eindproduct van glycolyse= 1 e fase glucoseafbraak.
Erytrocyten en witte spiervezels zijn afhankelijk van glycolyse. Tijdens
inspanning stijgt lactaatconcentratie, hartspier kan lactaat gebruiken als
voedingsbron.
Afvalstoffen: ureum, urinezuur en creatinine.
Hormonen: concentratie hiervan kan verschillen, cortisol is sochtends het hoogst bijv.
Vettransport (weer aantekening van hoorcollege)
Gekoppeld aan eiwitten, vormen groot molecuul; lipoproteinecomplex.
Bij meer vet eten, wordt bloed troebel.
Binnen eiwitdingetje:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ivoryvanleeuwen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.30. You're not tied to anything after your purchase.