Samenvatting Oriëntatie op Geschiedenis, Tijdvak 7
10 views 0 purchase
Course
Tijdvak 7
Institution
Fontys Hogeschool (Fontys)
Book
Oriëntatie op geschiedenis
In dit document wordt een samenvatting gegeven van Hoofdstuk 7 uit het boek Oriëntatie op Geschiedenis. Dit is een document die je kan helpen bij het leren voor het tentamen van tijdvak 7.
Samenvatting Oriëntatie op Geschiedenis tijdvak 7
§7.1: De Verlichting
In 1687 publiceerde Newton zijn universele wetten van zwaartekracht en beweging. Het zijn de
grondslagen van natuurwetenschappelijk denken die vandaag van groot belang zijn en die pas door
Einsteins relativiteitstheorie in een nieuwe context werden geplaatst. Newton had de wetten van de
natuur ontdekt. Zo’n ontdekking kon een eind maken aan de periode van ‘duisternis’ (onwetendheid)
en een tijd van ‘licht’ (kennis en inzicht) doen aanbreken. Deze spectaculaire verandering zorgden
rond 1700 tot een ingrijpende verandering in het denken van ontwikkelde Europeanen. Als de mens
maar kritisch bleef onderzoeken en experimenteren en zijn verstand gebruikte, zouden steeds meer
geheimen en raadsels kunnen worden opgelost. De nieuwe inzichten waren indrukwekkend, maar
soms ook schokkend. In de loop van de 18e eeuw nam het verlichte denken in Europa een hoge
vlucht. Men ging ‘redelijke’ en ‘wetenschappelijke’ denkwijzen op alle terreinen van het leven
toepassen. Er werd bijvoorbeeld gedacht aan ‘natuurwetten’ voor de menselijke samenleving, want
door rationeel denken moest dan kunnen worden opgelost. Met behulp van het verstand kon immers
een onderscheid worden gemaakt tussen goed en kwaad. Wie zijn verstand gebruikte, wist wel wat
hem te doen stond om goed te handelen. De Verlichting heeft een niet te onderschatten invloed gehad
op het ontstaan van de moderne westerse samenleving. Denkbeelden over verdraagzaamheid,
gelijkheid voor de wet, de rechtstaat en democratie kregen in de 18e eeuw gestalte en groeiden uit tot
de fundamenten waarop onze samenleving rust.
Godsdienst
Het ligt voor de hand dat belangrijke botsingen tussen verlicht en traditioneel denken plaatsvonden op
het terrein van godsdienst. Een belangrijke denker op dit gebied was Voltaire (1694-1778). Voltaire
viel op door zijn satirische schrijfstijl. Regelmatig brachten zijn scherpe uitspraken hem in conflict
met vooraanstaande personen. Hij belandde zelfs voor 11 maanden in Bastille. In 1726 moest Voltaire
zijn toevlucht zoeken in Engeland, waar hij onder indruk raakte van de relatieve vrijheid, tolerantie en
redelijkheid, en van de wetenschappelijke vorderingen van Newton. Newton was een diepgelovig
man, die veel nadacht over godsdienstige zaken, maar zich daar in het openbaar niet over uitliet.
Voltaire meende dat het ingenieuze heelal met wetten zoals Newton die had ontdekt, niet toevallig
zijn ontstaan. Er moest een bedenker voor zijn geweest. Zo ontstond een ‘natuurlijke religie’ die wel
in overeenstemming was met het rationele denken, maar niet met de godsdiensten die berustten op
veronderstelde mededelingen van God zelf aan de mensen. God was volgens deïsten geen vaderlijke
persoon die steeds voor zijn kinderen zorgde, maar een machtig opperwezen dat de wereld in elkaar
had gezet. Ook de christelijke gedachte dat mensen zondig waren en gered moesten worden door de
kruisdood van Christus, werd door verlichte denkers als irrationeel verworpen. We komen door een
uitspraak van Voltaire op een belangrijke gedragsregel binnen de Verlichting: tolerantie. Conflicten
tussen verschillende religies konden zo vermeden worden. Voltaire keerde zich fel tegen de
onverdraagzaamheid en godsdienstige doordrijverij. In een boek, dat hij publiceerde in 1763, pleitte
hij niet voor afschaffing van bestaande godsdiensten, maar voor verdraagzaamheid.
Goed en kwaad
Veel verlichte denkers geloofden in vooruitgang en een goede wereld met goede mensen. Het kwaad
was volgens de verlichters niet te wijten aan zonde, maar aan domheid. Het scheppen van een goede
wereld was dus een kwestie van redelijk denken, beschaven en scholen. In samenhang hiermee
veranderde ook de visie op straffen: dat werd steeds minder gezien als vergelding van de samenleving
en steeds meer als instrument om iemand te verbeteren. Verlichte denkers keerde zich tegen
lijfstraffen als geseling of verminking, want ze waren niet rationeel. In plaats van lijfstraffen werd dan
ook gevangenisstraf voorgesteld als middel om de crimineel tot beter gedrag te brengen. Voor iemand
die gelooft dat een betere wereld een kwestie is van beschaven en scholen wordt onderwijs
vanzelfsprekend heel belangrijk. Jan Nieuwenhuyzen (1724-1806) en zijn zoon Martinus (1759-1793)
zagen vooral om zich heen onkunde. ‘Het nut’ publiceerde talloze schriften waarmee kinderen op
verstandige wijze onderwezen konden worden. De Maatschappij stichtte ook scholen en
kweekscholen voor de opleiding van onderwijzers. Verwacht werd dat er op deze wijze betere mensen
zouden ontstaan. Toch raakte sommige verlichters in de knoop met hun idealistische gedachten over
, goed en kwaad. Een gebeurtenis die belangrijk was, was de kolossale aardbeving die Lissabon op 1
november 1755 met de grond gelijk maakte. Gelovigen konden dit verklaren als een straf van God,
maar de verlichters niet. Kennelijk was de wereld van nature toch niet alleen maar goed.
Maatschappelijke toestanden
De samenleving van de 18e eeuw van Europa was aristocratisch. Rangen en standen, elites, erfelijke
titels en gewoonterecht beheersten het maatschappelijke leven. Iemand als Voltaire voelde zich wel
op zijn plek (hij bouwde voldoende fortuin op), maar iemand als Jean-Jacques Rousseau (1712,1778)
niet. Hij wou een schrijver worden, maar voelde zich tussen de gecultiveerde elite van Frankrijk niet
thuis. Prijsvragen van de Academie van Dion gaven hem een kans zich te profileren als schrijver van
geschriften over allerlei ‘filosofische’ vragen. Rousseau had succes en in 1754 zijn antwoord op de
vraag van de academie: ‘Wat is de oorsprong van de ongelijkheid onder de mensen en berust zij op
een natuurwet?’ Rousseau pakte de kwestie aan door zich af te vragen in wat voor toestand de mensen
oorspronkelijk zouden hebben geleefd. Hij keek daarom naar samenlevingen buiten Europa en
noemde deze de ‘goede wilden’. Volgens hem was de beschaving die alles verkeerd deed. Er was
steeds meer een verschil ontstaan tussen de mensen, terwijl voor de natuur iedereen gelijk moest zijn.
Niet alleen Rousseau, maar ook andere verlichte denkers keerden zich op grond hiervan tegen de
onredelijke standsverschillen die in de samenleving van het acien régime bestonden. In 1762 legde hij
in zijn voornaamste boek uit hoe zulke samenlevingen uit de ‘natuurlijke toestanden’ hadden kunnen
ontstaan. De geheel vrije en aan elkaar gelijke natuurmensen hadden ergens in het verleden een
overeenkomst gesloten om de samenleving te stichten. Het lag voor de hand dat deze regels moesten
berusten op het gemeenschappelijke belang van alle leden. Regeringen waren dus gebaseerd op dat
algemene belang en moesten dat algemene belang dienen. Hun macht was gebonden aan de
toestemming van de mensen over wie ze regeerden: de volkssoevereiniteit.
Politiek
Rousseau was niet de enige die gedachten had ver een maatschappelijk verdrag en volkssoevereiniteit.
Een denker die deze ideeën eerder publiceerde was John Locke. In politiek opzicht keerde Locke zich
tegen de laatste twee koningen uit het huis Stuart, die op basis van goddelijk recht nog altijd
aanspraak maakten op een absoluut koningschap. Na de Glorious Revolution, publiceerde Locke in
1689 zijn studies over politiek in zijn boek, genaamd ‘Twee Verhandelingen over Regeren’. De eerste
keert zich tegen het vorstelijk absolutisme. Belangrijker is de tweede, waarin Locke uiteenzet hoe een
staat dan wel in elkaar behoort te zitten. In plaats van een absolute vorst met onbeperkte macht
bepleitte Locke daarom een regeersysteem met evenwicht tussen verschillende organen die de macht
met elkaar delen. Dit werd in 1688 in Engeland gerealiseerd. Bij Locke zit de theorie van
maatschappelijk gedrag anders in elkaar dan bij Rousseau. Volgens Locke sloten burgers het verdrag
niet met elkaar, maar met een regering die hen diende te regeren. Dat betekende regeren op
voorwaarden, die inhoudt dat de wet boven de regering staat. Soortgelijke gedachte werden een tijd
later in Frankrijk onder woorden gebracht door Charles-Louis de Montesquieu (1689-1755). Hij gaat
reizen en een studie maken over verschillende regeringsvormen. In 1748 publiceert hij een boek met
zijn bevindingen. Bij de regering van Engeland schrijft hij: een regeringsvorm waarin 3 machten van
elkaar gescheiden en met elkaar in evenwicht zijn (wetgevend, uitvoerend en rechterlijk). Alleen zo
kon de vrijheid gegarandeerd worden. Wanneer een maker van de wet niet dezelfde is als de
uitvoerder, wordt het een algemene regel, die gelijk geldend is voor iedereen. De uitvoerder moet zo’n
algemene regel dan toepassen in een situatie die de wetgever nog niet kende. De wet moet in de
context van een specifieke situatie worden uitgevoerd. Mochten daarbij conflicten ontstaan, dan is er
een derde neutrale partij die nog eens nagaat of de wet wel goed is geïnterpreteerd: de rechterlijke
macht.
Economie
Ook op het terrein van de economie werden de beginselen van vrijheid en rationaliteit toegepast. De
filosoof Adam Smith (1723-1790) had theologie gestudeerd. Tot de tijd van Smith werden verschillen
tussen arm en rijk als onvermijdelijk beschouwd. Sommigen dachten dat het een soort natuurwet was
en andere dachten dat het een situatie was die gemaakt was door God. Maar Smith beschouwde
armoede als een groot kwaad. Hij vroeg zich af hoe welvaart en rijkdom konden worden bevorderd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pbaggen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.