Ars Aequi Jurisprudentie - Jurisprudentie Inleiding Privaatrecht 1905-2019
Samenvatting van alle voorgeschreven jurisprudentie per week voor Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht. Inclusief rechtsvragen, relevante artikelen.
Feiten: De gemeente-architect van Gouda had steekpenningen aangenomen (35000 gulden) voor de
vergunning van de bouw van een complex woningen. Toen de zaak ten gevolge van een
accountantsonderzoek aan het rollen kwam, stortte de architect (bouwmeester) het bedrag aan
steekpenningen terug in de gemeentekas. Tevens vroeg hij eervol ontslag. Hij kreeg dit niet. Hierop
vroeg de architect het teruggestorte bedrag uit onverschuldigde betaling terug.
Geding in eerste instantie: eis om 35.000 gulden te betalen is ontzegd (Rechtbank)
Hof: K.’s manier van handelen was niet overeenkomstig eer en plicht als bouwmeester. Door het geld te
storten, uit een gevoel van berouw of fatsoen, heeft hij dus vrijwillig een natuurlijke verbintenis afgelegd. Het
verbod van terugvordering valt onder artikel 1395 lid2. (plus uit art. 18 Instructie voor den
gemeentebouwmeester zou hij moeten weten dat zijn handelen niet volgens eer en plicht was.
Cassatiemiddel: Schending van artikel 1395 BW. Bij niet-terugvordering, het ontslag eervol verlenen.
Conclusie AG Besier; hij verwerpt het beroep. Hij volgt ten dele het oordeel van het Hof. Hij stemt in
met vrijwillige betaling als eis voor een natuurlijke verbintenis. hij valt terug op historische
betekenissen van natuurlijke verbintenissen. Hier haalt hij uit dat deze verplichting wel degelijk al
langere tijd bestaat en jegens andere personen na te komen is.
HR: de twee gronden waarop het Hof zich baseert, zijn niet juist. De storting van K. was
onvoorwaardelijk, maar daar valt niet uit te concluderen dat hij vrijwillig een natuurlijke verbintenis
is aangegaan (het was geen schenking en de gemeente kon geen aanspraak doen). De
onvoorwaardelijkheid levert niet genoeg zelfstandige grond. Wel is de betaling van 35000 gulden een
natuurlijke verbintenis omdat “de betrokkene aan een verplichting voldoet welke berust op de
voorschriften van moraal en fatsoen”. K. stortte het geld in de kas omdat hij dit nodig achtte na zijn
manier van handelen.
Het vorderingsrecht kan niet erkend worden. De betaling is een verplichting van moraal en fatsoen:
een natuurlijke verbintenis. K heeft dus verschuldigd betaald.
Extra: teleologische en een rechtshistorische interpretatiemethode
teleo: artikel 1395 lid 2 wordt overtreden (reden van K: zijn schuldgevoel, fatsoen of iets dergelijks.)
rechtshisto: artikel 1395 BW is ontleend aan de code civil. (een natuurlijke verbintenis geldt niet
alleen op basis van het positieve recht, maar ook op voorschriften van de moraal en het fatsoen.)
Jean Domat: 1625- 1696 (Lois civiles dans leur ordre naturel) Pothier:1699-1772, (Traté des
obligations) grondleggers Code Civil> een natuurlijke verbintenis bestaat jegens een ander persoon
Opzoomer: rechtspositivist 1821- 1892, natuurlijke verbintenis moet een grondslag hebben in het
geldende recht
Verschil art. 6:3 BW en rechtsregel:
Een codificatie (sub-b) van het arrest: Net als de HR is in het BW opgenomen dat een natuurlijke
verbintenis gelding heeft bij een morele verplichting. Revolutionair: is niet letterlijk uit de wet
, voortgevloeid. Niet revolutionair: de geschiedenis zoals de code civil lijkt weer erg op natuurlijke
verbintenis.
Rechtsvraag: Kan een morele verplichting aangemerkt worden als een natuurlijke verbintenis?
Rechtsregel: Een betaling die berust op een morele plicht in plaats van op een rechtsplicht, kan dus
aanleiding geven tot een natuurlijke verbintenis
Feiten: Quint had met Hubertus te Poel afgesproken twee winkelhuizen te bouwen. Na afronding van
de bouw, betaalde Hubertus niet. Hij had geen vermogen. Het perceel blijkt achteraf eigendom te
zijn van Heinricht te Poel, broer van Hubertus. Quint stelt dat hij wegens onrechtmatige verrijking zijn
schade vergoed dient te krijgen door Heinrich te Poel.wil
Geding in eerste instantie: De rechtbank te Adam stelt Quint in het gelijk op grond van redelijkheid
en billijkheid. Heinrich te Poel is onrechtmatig verrijkt door eigenaar te worden van de door Quint
gebouwde gebouwen op zijn perceel.
Hof: (Te poel gaat in cassatie) Hof vernietigt oordeel van Rb. De vordering van Quint is niet gebaseerd
op een overeenkomst. Er is geen sprake van onrechtmatige daad, Quint had kunnen weten van wie
het perceel was. Een verbintenis moet uit de wet voortvloeien. Vordering van Quint wordt
afgewezen.
HR: (Quint in cassatie). Hof hanteert een te strenge interpretatie van art. 1269 OBW, verbintenis kan
ook uit de wet voortvloeien dwz. Uit het stelsel vd wet en gevallen die erbij aansluiten.
Toch in dit geval geen verbintenis> Quint had een onderzoeksplicht op grond van artt. 658 en 1603
OBW (Quint had de openbare registers kunnen raadplegen en zien dat Heinrich het perceel in zijn
bezit had. HR verwerpt het cassatieberoep)
in het kader van artikel 1838 BW (nieuwe bepaling is art. 6:1 BW): verbintenissen die niet uit een
overeenkomst voortvloeien, hoeven niet rechtstreeks voort te komen uit een wetsartikel. ‘Uit de
wet’ betekent dat in gevallen waarin de wet geen regeling kent, een oplossing moet worden gezocht
die past in het stelsel van de wet én aansluit bij de wél in de wet geregelde gevallen.
Rechtsvraag: Is er in het onderhavige geval sprake van ongerechtvaardigde verrijking?
Rechtsregel: Verbintenissen kunnen slechts ontstaan als zij uit de wet voortvloeien> uit de wet
betekent dat een oplossing moet worden aanvaard die in het stelsel van de wet pas en aalsuit bij de
wel in de wet geregelde gevallen
Extra: (voor het eerst ongerechtvaardigde verrijking als bron voor een ovk, later 6:212)
Huidig recht vs Romeins recht (Gaius)
BW nu: 3 verbintenissen: contract (6.5: overeenkomsten in het algemeen), delict (6.3: Onrechtmatige
daad) en andere oorzaken (6.4: verbintenissen uit andere bron dan OD of OVK).
We hebben in ins huidige stelsel een minder gesloten stelsel, want verbintenissen hoeven niet strikt
een wet te zijn zoals bij het Romeinse rechtsstelsel (anders kan er geen verbintenis zijn), maar mogen
ook uit een wet voortvloeien (art. 6:162 lid 2 BW).
Andere bronnen van verbintenissen zijn uit dwingend morele aard. De HR in Quint te Poel volgt deze
beschrijving. Ook overeenkomsten uit morele beginselen zijn gegrond. Redelijkheid en billijkheid is
genoeg om een overeenkomst opzij te zetten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annasofiaverreussel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.06. You're not tied to anything after your purchase.