Aardrijkskunde hoofdstuk 3&4
3.1: De economie van de stad
In een kenniseconomie wordt veel geld geïnvesteerd in het bedenken van nieuwe technologie en
producten. Het gaat daarbij om 2 soorten kennis:
Technologische kennis: vooral in de sector industrie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een
elektrische fiets.
Sociale kennis: vooral in de handel en dienstverlening. Dit is vooral de kennis over het gedrag
van de mensen.
De zakelijke dienstverlening leveren diensten aan het bedrijfsleven en de overheid. Denk hierbij aan
bijvoorbeeld databanken. Dit zijn vaak kleine bedrijven die niet veel ruimte in nemen. Ze hebben
vaak ook niet meer dan 10 werknemers.
Creatieven leveren werkgelegenheid en belastingen op en ze stimuleren de economie. Dit heeft 2
redenen:
Ze wonen graag in steden en geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen.
Ze roepen een aantrekkelijke sfeer op van schoonheid, plezier en succes. Daar profiteren andere
bedrijven van.
Een creatieve stad is een stad met veel werkgelegenheid in creatieve beroepen. Creatieve beroepen
zijn bijvoorbeeld architecten.
Steeds meer steden proberen bedrijven in de mode-industrie, de wetenschap, de kunsten, de media
en de entertainment sector aan te trekken. Dat kan op 2 manieren:
Door scienceparken te ontwikkelen: Bedrijventerreinen in de buurt van een universiteit met een
uitstekende digitale infrastructuur. Er zijn tientallen samenwerkende bedrijven in zo’n park.
Door het beschikbaar stellen van een goedkope bedrijfsruimte aan vernieuwende en artistieke
bedrijven (oude fabrieken of oude industrieterreinen). Dit worden broedplaatsen genoemd.
Bij een kenniseconomie is er grote vraag naar hoogopgeleide mensen. Deze mensen krijgen de
meeste banen. Ze kunnen zich een mooi huis in de stad veroorloven, omdat ze goed betaald worden.
Voor de laagopgeleide mensen blijven de slecht betaalde banen over. Ze kunnen zich dan alleen
maar goedkope arbeidswoningen veroorloven.
Duale arbeidsmarkt: Het verschil in werk en inkomen tussen hoog- en laagopgeleide mensen is groot
Sociale ongelijkheid: Het verschil in levensomstandigheden tussen hoog- en laagopgeleide mensen is
groot.
3.2: De stad van de toekomst
Jongeren trekken naar een grote stad om te studeren of om te werken. Als ze dan een paar jaar later
een gezin hebben gesticht, blijven ze vaak in die stad wonen. Daardoor ontstaat er bevolkingskrimp
in de landelijke gebieden. In die gebieden gaan winkels leegstaan en moeten de scholen sluiten.
, Een stad moet zicht altijd aanpassen. Een stad die energieneutraal is en afval hergebruikt, zodat
toekomstige generaties er ook goed kunnen leven, heet een duurzame stad. In zo’n stad is er meer
plek voor mensen en natuur.
Smart cities maken maximaal gebruik van digitale technologie. Statistieke gegevens over wijken en
gemeentezaken zijn openbaar. Dit noem je open data. Smart cities maken ook gebruik van big data.
Dit zijn gegevens uit allerlei bronnen, zoals videobeelden.
Internet winkelen en apps zorgen voor een aantrekkelijker, duurzamer, veiliger, goedkoper en
efficiënter leven voor stedelingen, maar dit is niet altijd goed voor winkels en hotels.
3.3: Verstedelijking en het bestuur
Het openbaar bestuur regelt de ruimtelijke ordening. Het hoogste schaalniveau is het rijk, dan de 12
provincies en daarna de 393 gemeentes.
Ruimtelijke ordening betekent alle regels die er bestaan over de inrichting van de ruimte. Het rijk
zorgt voor alles van het nationaal belang en de provincies voeren het landscapsbeleid uit.
Er zijn 22 stadsgewesten. Een stadsgewest is een gebied waarin een stad en de regio eromheen
stevig met elkaar verbonden zijn door werk en voorzieningen.
Gemeentes stemmen plannen met elkaar af, dat heet regionale samenwerken.
De overheid, publieke sector, zorgt voor onze belangen. Het bedrijfsleven, private sector, is uit op
winst. Deze 2 sectors staan vaak tegenover elkaar. Wederzijds voordeel kan worden opgeleverd door
een samenwerking, dit heet publiek-private samenwerking (PPS). Bedrijven hebben meer geld en
specialiserende kennis, maar de overheid houdt een oogje open voor het belangen van het volk.
3.4: Vernieuwde stad
Situatie in 1980:
Veel 19-eeuwse arbeidshuizen en vooroorlogse wijken (Gebouwd tussen 1870 en 1940) voldeden
niet meer aan de wooneisen. De rijkere inwoners verhuisden naar groeikernen (een stad net buiten
de grote steden). Steden begonnen toen, met behulp van het rijk, de stadsvernieuwingen in te
voeren. Door renovatie (opknappen) en sanering (sloop- en nieuwbouw) werd de kwaliteit van de
sociale huurwoningen (lage huur woningen) verbeterd. Door deze renovaties bleven veel sociale
woningen bestaan en bleef de bevolkingssamenstelling gelijk.
De situatie sinds 1990
De stad kreeg weer aantrekkingskracht. De studenten bleven wonen en knapten zelf hun huizen op.
In een aantal wijken werd een beleid uitgevoerd van herstructurering. Een deel van de sociale
woningen bleven bestaan, maar er werden ook duurdere huizen gebouwd op plaatsen van de sociale
woningen. In de goedkope naoorlogse wijken (flats, gebouwd na de oorlog door huizentekort)
werden de flats gesloopt en er werden koopwoningen gebouwd. Door herstructurering stijgt de
koopkracht. Er komen duurdere winkels. Dit maakt de wijk aantrekkelijker voor rijke mensen. Dit
proces heet gentrification.
In Nederland kennen we niet veel segregatie naar inkomen. Dit betekent dat mensen met ongeveer
hetzelfde inkomen bij elkaar in de buurt wonen. We kennen wel segregatie naar etniciteit. Dit
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maykedenouden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.